Samenvatting
- Het teken van Homans wordt veel gebruikt bij de diagnostiek van een diepe veneuze trombose van het been.
- Een positief teken van Homans (pijn in de kuit bij het naar dorsaal buigen van de voet) zou passen bij de aanwezigheid van een trombose.
- Het teken van Homans heeft echter een slechte voorspellende waarde voor de aan- of afwezigheid van diepe veneuze trombose, net als alle andere symptomen en afwijkingen bij de fysische diagnostiek van dit ziektebeeld.
artikel
Bij het lichamelijk onderzoek van een patiënt bij wie men op klinische gronden de aanwezigheid van een trombose van de diep gelegen veneuze vaten van het been vermoedt, wordt dikwijls de aan- of afwezigheid van het zogenaamde teken van Homans vermeld. Bij het betreffende onderzoek bevindt de patiënt zich in rugligging met gestrekte knieën. Vervolgens wordt de voet van de patiënt door de onderzoeker naar dorsaal gebogen. Als de patiënt dan pijn in de kuit aangeeft, is het teken van Homans aanwezig; men spreekt van een positief teken van Homans. Het teken van Homans zou passen bij de aanwezigheid van een diepe veneuze trombose in het been.
john homans
John Homans (1877-1954) was chirurg te Boston en heeft grote betekenis gehad voor de ontwikkeling van de vaatchirurgie in het begin van deze eeuw (figuur).1 2 Homans, volgens de overlevering een inspirerende, kleurrijke en bovendien uiterst geestige man, was onder andere een pionier op het gebied van de vaatchirurgie van venen, de chirurgische behandeling van varicositas, het aanleggen van portocavale shunts en van nieuwe methoden ter preventie van longembolieën. In 1934 publiceerde Homans een lezing voor de New England Surgical Society waarin hij bespreekt hoe na een veneuze trombose van de kuitvaten zich dikwijls een fatale longembolie kan voordoen.3 Enkele jaren later beschrijft hij dat patiënten met een trombosebeen vaak pijn in de kuit aangeven bij dorsiflexie van de voet, door hemzelf als ‘the dorsiflexion sign’ aangeduid.4 In latere publicaties wordt gesproken over ‘Homans’ sign', hoewel Homans zelf allerminst onder de indruk was van de betekenis van dit teken bij de diagnostiek van veneuze trombose.5 Het aforisme van Osler dat een man vaak het bekendst is om datgene wat hijzelf als het minst waardevol beschouwt, is bij uitstek van toepassing op de waardering van Homans voor het naar hem genoemde teken. Van hem is dan ook de uitspraak: ‘If you wanted to name a sign after me, why didn’t you pick a good one?' In het Nederlands spraakgebruik en in diverse vooraanstaande standaardwerken,6 zelfs in de laatste uitgave van Pinkhof geneeskundig woordenboek,7 wordt de naam van de chirurg verbasterd tot ‘Homan’ en zijn teken tot het ‘teken van Homan’. De betreffende onderzoekstechniek wordt nog steeds universeel toegepast bij de klinische diagnostiek van een trombosebeen.
het teken van homans en veneuze trombose
Reeds enige jaren na de eerste publicatie over het teken van Homans werd de waarde ervan in twijfel getrokken. Uit de eerste reeks beschreven klinische patiënten met een veneuze trombose bij wie de aanwezigheid van het teken systematisch werd onderzocht, werd duidelijk dat een positief teken van Homans zeker niet obligaat is bij het bestaan van een veneuze trombose,5 maar ook positief kan zijn in veel andere klinische situaties, zoals bij aandoeningen van het bewegingsapparaat, huidafwijkingen of bij een hematoom.8 9 Een fout-positief teken van Homans zou zelfs kunnen worden opgewekt bij de meerderheid van vrouwen die op hoge hakken lopen.10 Kritische waarnemers merkten dan ook op dat het teken van Homans positief is in alle situaties waarbij er pijn of spanning in het been bestaat.
de waarde van symptomen en fysisch-diagnostische afwijkingen bij veneuze trombose
De kennelijke onbetrouwbaarheid van het teken van Homans moet waarschijnlijk worden gezien in het kader van de onbetrouwbaarheid van alle andere klinische symptomen en fysisch-diagnostische waarnemingen bij een patiënt bij wie een trombosebeen wordt vermoed. Zoals bekend kunnen bij fysisch-diagnostisch onderzoek nog andere symptomen en afwijkingen worden gevonden die kunnen passen bij een trombosebeen, zoals pijn, een glanzende zwelling, roodheid of lokale hyperthermie van het been.
Behalve het teken van Homans is bij de fysische diagnostiek van diepe veneuze trombose nog een serie minder bekende tekens beschreven, zoals die van Lowenberg (pijn bij het opblazen van een band rondom het bovenbeen tot een druk van 180 mmHg),11 het teken van Moses (meer pijn bij voor-achterwaartse dan bij laterale compressie van de kuit),8 het teken van Pratt (distensie van pretibiale venen),12 en het teken van Peabody (spasme van de kuitspieren door opheffen van het been met gelijktijdige extensie van de voet).13 Al deze onderzoeksmethoden lijken weinig toe te voegen aan de eerdervermelde symptomen en afwijkingen, en wij laten hen hier verder buiten beschouwing. Ze hebben, interessant genoeg in tegenstelling tot het teken van Homans, de tand des tijds niet doorstaan.
In de afgelopen 20 jaar zijn de resultaten van een aantal klinische onderzoeken gepubliceerd naar de waarde van symptomen en afwijkingen bij lichamelijk onderzoek bij patiënten bij wie een trombosebeen werd vermoed en bij wie in alle gevallen deze diagnose definitief gesteld dan wel verworpen kon worden met behulp van een flebogram.14-17 De resultaten van deze onderzoeken zijn samengevat in de tabel. Uit deze tabel blijkt dat de sensitiviteit en de specificiteit van de vermelde afwijkingen gering is voor het stellen van de diagnose ‘trombose’. Zo is slechts bij circa 40 van de patiënten bij wie men klinisch trombose vermoedt deze ook daadwerkelijk aanwezig (een prevalentie die overeenkomt met de meeste klinische situaties). De voorspellende waarde van de aanwezigheid van het teken van Homans voor het aanwezig zijn van trombose is 45-60, terwijl de voorspellende waarde van de afwezigheid van het teken voor het afwezig zijn van trombose 50-70 bedraagt. (De voorspellende waarde (de achterafkans) wordt behalve door de sensitiviteit en de specificiteit uit de tabel ook bepaald door de voorafkans, dat is de prevalentie van de aandoening. De genoemde positief voorspellende waarde van 45-60 wordt als volgt berekend: het aantal patiënten met een positief teken van Homans dat daadwerkelijk trombose heeft, wordt gedeeld door het totale aantal patiënten met een positief teken van Homans.) Andere symptomen of fysisch-diagnostische afwijkingen laten een soortgelijke voorspellende waarde zien. Combinaties van afwijkingen doen de voorspellende waarde niet toenemen.
conclusie
Fysisch-diagnostische afwijkingen zijn uiterst onbetrouwbaar bij de diagnostiek van veneuze trombose van de benen en dienen slechts om een vermoeden van trombose te genereren, waarna in alle gevallen adequate aanvullende diagnostiek (bijvoorbeeld door echografie of flebografie) verricht moet worden. Het teken van Homans heeft geen enkele voorspellende waarde bij de diagnostiek van trombose en de uitvoering hiervan kan men daarom beter achterwege laten.
Dr.M.Levi is fellow van de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen en dr.H.R.Büller is ‘established investigator’ van de Nederlandse Hartstichting.
Literatuur
Barker WF. To the memory of John Homans, M.D. 1877-1954.Major Probl Clin Surg 1966;4:v-vii.
Crawford ES. The seventh John Homans lecture: heroes invascular surgery. J Vasc Surg 1992;15:417-23.
Homans J. Thrombosis of the deep veins of the lower leg,causing pulmonary embolism. N Engl J Med 1934;211:993-7.
Homans J. Exploration and division of the femoral andiliac veins in the treatment of thromboflebitis of the leg. N Engl J Med1941; 224:179-86.
Allen AW, Linton RR, Donaldson GA. Thrombosis andembolism. Review of 202 patients treated by femoral vein interruption. AnnSurg 1943;118:728-40.
Weatherall DJ, Ledigham JCG, Warrell DA. Oxford textbookof medicine. 3rd ed. Oxford: Oxford University Press; 1996.
Pinkhof geneeskundig woordenboek. 10e dr. Houten: BohnStafleu Van Loghum; 1998.
Moses WR. The early diagnosis of phlebothrombosis. N EnglJ Med 1946;234:288-91.
Sternbach G. John Homans: the dorsiflexion sign. J EmergMed 1989;7:287-90.
Clain A. Hamilton Bailey's demonstrations ofphysician signs in clinical surgery. 15th ed. Baltimore: Williams &Wilkins; 1973.
Lowenberg R. Early diagnosis of phlebothrombosis with aidof a new clinical test. JAMA 1946;155:1566-70.
Pratt GH. An early sign of femoral thrombosis. JAMA 1949;140:476-7.
Peabody CN. An objective sign of thrombophlebitis.Angiology 1964;15:434-5.
Richards KL, Armstrong jr JDJ, Tikoff G, Hershgold EJ,Booth JL, Rampton JB. Noninvasive diagnosis of deep venous thrombosis. ArchIntern Med 1976;136:1091-6.
Sandler DA, Martin JF, Duncan JS, Blake GM, Ward P,Ramsay LE, et al. Diagnosis of deep-vein thrombosis: comparison of clinicalevaluation, ultrasound, plethysmography, and venoscan with X-ray venogram.Lancet 1984;ii:716-9.
Cranley JJ, Canos AJ, Sull WJ. The diagnosis of deepvenous thrombosis. Fallibility of clinical symptoms and signs. Arch Surg1976;111:34-6.
Haeger K. Problems of acute deep venous thrombosis. I.The interpretation of signs and symptoms. Angiology1969;20:219-23.
(Geen onderwerp)
Besse-Sur-Issole,Frankrijk, november 1999,
In de conclusie van hun artikel stellen collegae Levi, Hart en Büller, volgens mij terecht, dat het ‘teken van Homans’ geen enkele voorspellende waarde heeft bij de diagnostiek van trombose (1999:1861-3). Ook andere fysisch-diagnostische afwijkingen bij de diagnostiek van veneuze trombose zijn volgens hen uiterst onbetrouwbaar. Als andere symptomen en afwijkingen bij de fysische diagnostiek van een patiënt bij wie een trombose wordt vermoed, noemen zij: pijn, die vaak meer eengevoeligheid is; verder een glanzende zwelling, maar dan is er al een uitgesproken trombose aanwezig; verder roodheid en lokale hyperthermie van het been. Zij stellen dat in de afgelopen 20 jaar de diagnose ‘trombose’ definitief gesteld dan wel verworpen kon worden met behulp van een flebogram; maar dat heb ik vanwege mijn bijna 20-jarige pensionering niet meer meegemaakt.
Aan het lezenswaardige artikel zou ik een kleine aanvulling willen geven. In de oude tijd, ik heb nog meegemaakt dat de antistollingstherapie niet bestond, moest men met eenvoudige middelen proberen tot een diagnose te komen. Een centimeter kon ons daarbij helpen. Als men bij vermoeden van trombose vanwege subfebriele temperatuur of gevoeligheid in het been, zonder dat er nog een zwelling zichtbaar was, bij nauwkeurig meten met een centimeter van de grootste omvang van beide onderbenen, een verschil van 2 à 3 cm vond, dan was dat een aanwijzing dat er waarschijnlijk een beginnende trombose bestond, hetgeen daarna vaak bevestigd werd door het dan pas optreden van een duidelijke zwelling. Een eventueel tevoren bestaande atrofie of hypertrofie van het spierstelsel van een van beide benen moest wel uitgesloten worden, maar dat kwam zelden voor.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, december 1999,
Wat betreft zwelling en oedeem als tekenen van beginnende trombose moeten wij u wijzen op de tabel in ons artikel, op pagina 1862. Wij vonden in de literatuur voor het teken ‘oedeem’ een sensitiviteit variërend tussen 40 en 97%, terwijl het met de specificiteit nog bedroevender was gesteld (variërend van 10 tot 52%). Natuurlijk was de fysische diagnostiek, in een tijd dat beeldvormende diagnostiek nog niet beschikbaar was, bij het vermoeden van trombose, het belangrijkste instrument dat de clinicus ter beschikking stond. Heden ten dage is dit echter alleszins onvoldoende gebleken.