Vergelijking tussen conventionele en ambulante bloeddrukregistratie bij oudere patiënten met geïsoleerde systolische hypertensie

Onderzoek
J.A. Staessen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:237-41
Abstract

Samenvatting

Doel

Vergelijken van conventionele en ambulante bloeddrukmeting en hun reproduceerbaarheid bij oudere patiënten met geïsoleerde systolische hypertensie.

Methode

Er werden 87 patiënten van 60 jaar en ouder met geïsoleerde systolische hypertensie gevolgd tijdens de placebo-inloopfase van het Syst-Eur-onderzoek. De conventioneel gemeten bloeddruk berustte op 6 metingen, namelijk 2 bij 3 opeenvolgende controles. De ambulante bloeddruk werd gedurende 24 h op niet-invasieve wijze gemeten.

Resultaten

Overdag was de ambulante systolische bloeddruk gemiddeld 21 mmHg lager dan de conventionele bloeddruk, terwijl de diastolische tensie met beide meetmethoden gelijk was. Bij 42 patiënten werden de bloeddrukmetingen na 1 maand herhaald: de herhalingscoëfficiënten waren lager (wijzend op een betere reproduceerbaarheid) voor de 24-uurs ambulante waarden dan voor de conventionele. De Fourier-variabelen die het bloeddruk-dagprofiel beschrijven, waren minder reproduceerbaar dan het niveau van de ambulante bloeddruk.

Conclusie

Bij oudere patiënten met geïsoleerde systolische hypertensie was de ambulante systolische bloeddruk vaak veel lager dan de conventioneel gemeten bloeddruk. Het ambulante bloeddrukniveau was beter reproduceerbaar dan de conventioneel gemeten bloeddruk.

Auteursinformatie

Universiteitsziekenhuis Gasthuisberg, afd. Inwendige GeneeskundeCardiologie, Klinisch Laboratorium Hypertensie, Herestraat 49, B-3000 Leuven, België.

Dr.J.A.Staessen, internist.

Verantwoording

Namens de Syst-Eur-werkgroep.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

M.S.
van der Steen

Tilburg, april 1994,

Wij willen reageren op het artikel van Staessen, dat eerder elders werd gepubliceerd (1994;237-41). 1 Uit deze Engelstalige versie zijn helaas 2 tabellen weggelaten, waarvan vooral tabel 2 over reproduceerbaarheid zeer informatief is.

Het artikel signaleert een belangrijk verschil bij patiënten met geïsoleerde systolische hypertensie tussen de bloeddruk gemeten op conventionele wijze (de gebruikte apparatuur wordt niet genoemd) en de bloeddruk gemeten met niet-invasieve 24-uursapparatuur (82% met 2 apparaten van SpaceLabs, beide metend volgens het oscillometrische principe; de overige 18% wordt niet genoemd). Het daarbij gevonden grote verschil van de systolische dagbloeddruk (conventioneel 21 mmHg hoger) wordt door de auteur verklaard als mogelijk een witte-jaseffect en patiëntenselectie.

Hier missen wij de rol van de meetmethode: het oscillometrische meetprincipe (SpaceLabs) is in het verleden onvoldoende accuraat bevonden. Nu komt het met de digitale technologie terug zonder dat die accuraatheid is aangetoond. In ons onderzoek naar 30 bloeddrukmeters voor thuismeting bleken de 3 oscillometrische apparaten een veel grotere intra- en interindividuele variatie te vertonen.2

Verder is de SpaceLabs-meter door de British Hypertension Society als ‘B’ geclassificeerd: bij ten minste 65% van de metingen is het verschil kleiner dan 5 mmHg.3 Naast dit methodische probleem op zich zou de oscillometrie wel eens grotere afwijkingen kunnen vertonen bij ouderen met vooral systolische hypertensie,4 zoals ook door Staessen gesuggereerd.

De tweede boodschap van het artikel betreft de reproduceerbaarheid. Hoewel de auteur tabel 2 presenteert, staat hierin een aantal berekende statistische parameters (acrofase, herhaalbaarheidscoëfficiënt), die de lezer niet zoveel zullen zeggen. Juist hier was tabel 3 van het oorspronkelijke artikel veel informatiever geweest (systolische drukken van de tweede minus de eerste meting):

– conventioneel (2 x 2 metingen): uitersten -37-+44 mmHg;

– ambulante 24-uursmeting (2 x 40 metingen): uitersten -18-+32 mmHg;

– ambulant (dag) (2 x 20 metingen): uitersten -29-+28 mmHg;

– ambulant (nacht) (2 x 12 metingen): uitersten -16-+76 mmHg;

De gemiddelde verschillen zijn klein, maar de intra-individuele verschillen zijn ontmoedigend. De ambulante meting lijkt hooguit ‘minder slecht’ reproduceerbaar in plaats van beter. Hoewel het de vraag is of dit gesteld mag worden wat betreft 2 verschillende meetmethoden met een groot verschil in het aantal metingen bij 1 patiënt (2 versus 12-40).

Onzes inziens is het de vraag of ambulante 24-uursmeting (nu al) een klinisch bruikbaar instrument is, gezien afwezigheid van gegevens betreffende accuraatheid, reproduceerbaarheid en de relatie tot meetbare schadelijke gevolgen van hypertensie en 24-uursmeting.

Ook wij hebben de ambulante 24-uursmeting oriënterend onderzocht op reproduceerbaarheid. Bij 18 normotensieve en 35 onbehandelde primair hypertensieve personen waren er de volgende resultaten van twee 24-uursregistraties (gemiddelde van de hele 24 uur). Het gemiddelde verschil tussen deze 2 registraties bedroeg voor de normotensieve patiënten respectievelijk 4 mmHg (uitersten: -23-+31) wat betreft de systolische druk en 1 (-7-+11) wat betreft de diastolische; bij de hypertensieve patiënten was dit respectievelijk 0 mmHg (-30-+66) en 0 (-15-+26).

Wij concluderen dan ook dat de ambulante 24-uursbloeddrukmeting nog niet meer is dan een onderzoekersinstrument en dat verder onderzoek noodzakelijk is, vooral naar de relatie tussen de ambulante bloeddrukwaarden en het risico van cardiovasculaire complicaties.

M.S. van der Steen
J.W.M. Leenders
Th. Thien
Literatuur
  1. Thijs L, Amery A, Clement D, Cox J, Cort P de, Fagard R, et al. Ambulatory blood pressure monitoring in elderly patients with isolated systolic hypertension. J Hypertens 1992;10:693-9.

  2. Egmond J van, Lenders JWM, Weernink E, Thien T. Accuracy and reproducibility of 30 devices for self-measurement of arterial blood pressure. Am J Hypertens 1993;6:873-9.

  3. O'Brien E, Petrie J, Littler W, Swiet M de, Padfield PL, O'Malley K, et al. The British Hypertension Society protocol for the evaluation of automated and semi-automated blood pressure measuring devices with special reference to ambulatory systems. J Hypertens 1990;8:607-19.

  4. Cox J, O'Malley K, Atkins N, O'Brien E. A comparison of the twenty-four-hour bloodpressure profile in normotensive and hypertensive subjects. J Hypertens 1991;9(Suppl 1):S3-6.

Leuven, België, mei 1994,

Op verzoek van de redactie werden inderdaad 2 tabellen uit het originele artikel gelicht, teneinde de toegemeten ruimte niet te overschrijden. De lezer, die verwezen werd naar het originele artikel voor bijkomende details, werd daardoor echter geen essentiële informatie onthouden.

De conventionele metingen werden uitgevoerd met kwikmanometers of met gekalibreerde anaëroïde bloeddrukmeters. Voor de meerderheid van de ambulante registraties (82%) werden oscillometrische SpaceLabs 90202- (43%) en 90207-apparaten (39%) gebruikt. De overige registraties (18%) gebeurden met behulp van de volgende toestellen: Takeda TM2420 (8%), SpaceLabs 5300 (4%), Del Mar Avionics (4%) en Sandoz SPS (2%). Problemen waargenomen met stationaire bloeddrukmeters, ontworpen voor gebruik door patiënten thuis, kunnen niet geëxtrapoleerd worden naar toestellen voor ambulante toepassingen, die verschillend gebouwd zijn en andere algoritmen gebruiken. De oscillometrische SpaceLabs-apparaten behoren tot de weinige die zowel in het laboratorium als in ambulante omstandigheden degelijk werden bevonden.1

Bij alle bloeddrukmonitors, zowel de auscultatorische als de oscillometrische, schijnt de nauwkeurigheid af te nemen met toenemende leeftijd en hogere bloeddruk.2 Een invloedrijke groep van onderzoekers meende ten onrechte dat dit in grotere mate het geval was voor de oscillometrische SpaceLabs 90207 dan voor de auscultatorische Takeda TM2420 (versie 7).3 In hun onderzoek werden de conventionele bloeddrukmetingen, die als standaard dienst deden, simultaan met de Takeda TM2420 bekomen met behulp van een T-connectie op de luchtslang van één zelfde blaas bevestigd op één arm.3 Daarentegen gebeurden de conventionele metingen, die als referentie voor de SpaceLabs moesten dienen, op de contralaterale arm met een andere blaas en bij een verschillende deflatiesnelheid, en dus ook niet simultaan.3 Het feit dat de verhoudingen tot de standaard niet gelijk waren voor de 2 apparaten sluit onzes inziens elke rechtstreekse vergelijking tussen beide uit. Bovendien bemoeilijken verschillende tekortkomingen in de statistische analyse de interpretatie van de resultaten, zoals het ontbreken van een goede methode om de 3 waarnemingen bij iedere patiënt in rekening te brengen, het rapporteren van regressiemodellen onder vorm van significantieniveaus in plaats van regressiecoëfficiënten, en de onjuiste invulling van de Bland- en Altman-techniek.

Dus, in tegenstelling tot wat gesuggereerd werd door collega Van der Steen et al., is niet bewezen dat oscillometrische apparaten grotere afwijkingen ten opzichte van conventionele bloeddrukmetingen vertonen dan auscultatorische toestellen.

De intra-individuele reproduceerbaarheid van het bloeddrukniveau bepaald door ambulante registratie, hoewel doorgaans beter dan die van conventionele metingen, blijft ontmoedigend. De parameters van het bloeddrukdagprofiel zijn helemaal niet reproduceerbaar, aangezien ze sterk afhankelijk zijn van de moeilijk te standaardiseren fysieke activiteit.4 De reproduceerbaarheid van ambulante metingen is evenwel niet slechter bij oudere patiënten met geïsoleerde systolische hypertensie dan bij vrijwilligers uit de algemene bevolking.4 Van der Steen et al. lijken met hun preliminaire bevindingen bij normotensieve en hypertensieve personen onze vroegere conclusies te bevestigen.4

Volgens verschillende deskundigen is ambulante bloeddrukregistratie een nuttig instrument in welbepaalde indicaties. Van der Steen et al. beamen echter terecht dat ambulante bloeddrukmeting nog niet deel uitmaakt van de routinebenadering van alle hypertensiepatiënten. Hiervoor is het inderdaad nodig dat de prognostische betekenis van ambulante bloeddrukmetingen beter omschreven is, waartoe het beschreven Syst-Eurproject een bijdrage hoopt te leveren.

J.A. Staessen
H. Celis
R. Fagard
L. Thijs
A. Amery
Literatuur
  1. Groppelli A, Omboni S, Parati G. Mancia G. Evaluation of noninvasive blood pressure monitoring devices Spacelabs 90202 and 90207 versus resting and ambulatory 24-hour intra-arterial blood pressure. Hypertension 1992;20:227-32.

  2. O'Brien E, Atkins N, Mee F, O'Malley K. Comparative accuracy of six ambulatory decives according to blood pressure levels. J Hypertens 1993;11:673-5.

  3. Pannarale G, Bebb G, Clark S, Sullivan A, Foster C, Coats AJS. Bias and variability in blood pressure measurement with ambulatory recorders. Hypertension 1993;22:591-8.

  4. Staessen J, Bulpitt CJ, O'Brien E, Cox J, Fagard R, Stanton A, et al. The diurnal blood pressure profile. A population study. Am J Hypertens 1992;5:386-92.