Schadelijkheid van alternatieve geneesmiddelen nog onderbelicht

Opinie
B.H.Ch. Stricker
P.A.G.M. de Smet
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:289-90

Zie ook de artikelen op bl. 284, 286, 294, 296, 300, 307, 310 en 315.

Bij alternatieve behandelwijzen kan men onderscheid maken tussen behandelwijzen die gebruik maken van als geneesmiddel aangeprezen substanties en overige behandelwijzen (bijvoorbeeld acupunctuur). Vele artsen storen zich aan de term ‘geneesmiddel’ als benaming voor substanties waarvan de werkzaamheid niet is aangetoond. Een dergelijk standpunt is begrijpelijk. Men dient zich echter te realiseren dat er krachtens de wetgeving van de Europese Gemeenschap (EG) sprake is van een geneesmiddel, als een stof wordt ‘aangediend als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij mens of dier’ (het zogenaamde aandieningscriterium).

In de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EG wordt dit aandieningscriterium ruim uitgelegd: er is ook sprake van een geneesmiddel als een stof aan mens (of dier) ‘toegediend kan worden teneinde een medische diagnose te stellen of om organische functies te herstellen, te…

Auteursinformatie

Bureau Bijwerkingen Geneesmiddelen, Postbus 5406, 2280 HK Rijswijk.

Dr.B.H.Ch.Stricker, inspecteur van de volksgezondheid.

Geneesmiddelen Informatiecentrum, Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie, Den Haag.

Dr.P.A.G.M.de Smet, apotheker.

Contact dr.B.H.Ch.Stricker

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Rijswijk, maart 1994,

Hiermee reageer ik op het artikel van Stricker en De Smet (1994;289-90). Hoewel ik met de strekking van het artikel volledig instem, meen ik toch een kanttekening te moeten plaatsen bij een opmerking in de tekst. Auteurs stellen namelijk ten onrechte dat voor alternatieve geneesmiddelen geen registratieplicht bestaat. Dit is onjuist. Slechts homeopathische farmaceutische produkten zijn (nog) vrijgesteld van registratie. De kans op toxiciteit van geneesmiddelen met een homeopathische verdunningsgraad is zeer gering. Andere alternatieve geneesmiddelen, meestal fytotherapeutica of kruidengeneesmiddelen, zijn in principe niet vrijgesteld van registratie. In de praktijk heeft echter nog geen volledige registratie van enig fytotherapeuticum plaatsgevonden, omdat de eisen voor registratie van geneesmiddelen niet goed aansluiten bij de toepassing van fytotherapie. Een aantal middelen is, ondanks het feit dat ze niet zijn geregistreerd op grond van de situatie van vóór 1990 toegelaten tot de markt. Door de Europese beoordelingsautoriteit van geneesmiddelen van het Committee for Proprietary Medicinal Products (CPMP) wordt thans overleg gevoerd met de Europese Organisatie van Fytotherapeutica-fabrikanten (ESCOP) om tot een bevredigende oplossing van de problematiek voor deze produkten te komen.

Ten slotte merk ik op dat op korte termijn een regeling verwacht wordt, waarmee de toepassing van bepaalde planten verboden wordt, onder andere die planten die pyrrolizidinealkaloïden bevatten, behoudens toepassing in een geregistreerd geneesmiddel.

C.M. de Vos
B.H.Ch.
Stricker

Rijswijk, maart 1994,

Wij danken collega De Vos voor zijn bijdrage. Registratie van alternatieve geneesmiddelen moge de jure verplicht zijn, maar is de facto een papieren tijger. De door De Vos aangekondigde regelgeving met betrekking tot alternatieve geneesmiddelen, waaronder de produkten waar pyrrolizidinealkaloïden inzitten, wachten wij met belangstelling af.

B.H.Ch. Stricker
P.A.G.M. de Smet