Cardiale sarcoïdose: betere prognose door nieuwe diagnostiek en behandeling

Klinische praktijk
J.P. Smedema
L. van Erven
J.H.M. Schreur
B. Dijkman-Domanska
G. Snoep
H.J.G.M. Crijns
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:1168-73
Abstract

Samenvatting

Bij 3 patiënten, mannen van 52 en 51 jaar en een vrouw van 55 jaar, werd cardiale sarcoïdose vastgesteld. De mannen hadden ventriculaire tachycardieën. Bij de eerste werd een niet-verkazend granuloom in een rechterventrikelbiopt gevonden, bij de tweede actieve granulomateuze cardiale infiltratie op een galliumscintigram. De eerste herstelde door immuunsuppressie, hartfalenmedicatie en een implanteerbare defibrillator; de tweede onderging bovendien radiofrequente katheterablatie, maar hield uiteindelijk ernstig hartfalen. De vrouw was onder controle wegens pulmonale sarcoïdose en kreeg progressieve cardiale klachten. Zij herstelde na hartfalenmedicatie, immunosuppressie en een biventriculaire pacemaker. Sarcoïdose is een idiopathische, granulomateuze ontstekingsziekte die bij 20-30 van de patiënten tot cardiale infiltratie leidt en resulteert in ernstige morbiditeit en sterfte. Met gadolinium-MRI en positronemissietomografie (PET) kunnen afwijkingen in een vroeg stadium worden opgespoord en kan de effectiviteit van medicamenteuze therapie beter worden geëvalueerd. Door toepassing van resynchronisatietherapie en inbrengen van een implanteerbare defibrillator is de prognose van cardiale sarcoïdose verbeterd.

Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:1168-73

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Maastricht, Maastricht.

Afd. Cardiologie: hr.J.P.Smedema (thans: Kuilsriver Hospital, SA Endovascular, Room 45, 33 van Riebeeckstraat, Kuilsriver 7580, Zuid-Afrika), mw.dr.B.Dijkman-Domanska en hr.prof.dr.H.J.G.M.Crijns, cardiologen.

Afd. Radiologie: hr.G.Snoep, radioloog.

Leids Universitair Medisch Centrum, afd. Cardiologie, Leiden.

Mw.dr.L.van Erven, cardioloog.

Medisch Centrum Haaglanden, afd. Cardiologie, Den Haag.

Hr.dr.J.H.M.Schreur, cardioloog.

Contact hr.J.P.Smedema (jansmedema@hotmail.com)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Bloemendaal, mei 2005,

Graag complimenteer ik Smedema et al. met hun artikel in het tijdschrift (2005:1168-73). Dit neemt niet weg dat het mij gewenst voorkomt een nuance aan te brengen in de analyse van het ECG in figuur 1. Hoewel het QRS-complex in afleiding I initieel negatief lijkt te zijn, waag ik het er toch op om als alternatief voor de analyse van de auteurs de diagnose ‘incompleet linkerbundeltakblok’ (LBBB) voor te stellen. Daarvoor pleit de vorm van de QRS-complexen in V1-3. Verder is er een aanduiding van een eerstegraads atrioventriculair blok. Als ik gelijk zou hebben, wat moeilijk te bewijzen is, maar evenmin zonder meer kan worden afgewezen, dan zou vanuit elektrocardiografisch oogpunt de bron van de ventriculaire tachycardie (VT) – er met enige twijfel van uitgaand dat het inderdaad gaat om een VT – eerder in het septum gelegen zijn dan in de laterale wand van het linker ventrikel. Toegegeven, het MRI-beeld en het echocardiogram zijn zeer suggestief voor een laterale afwijking, maar men moet zich bij de elektrocardiografische analyse niet door de MRI- en echobeelden laten leiden. Als de diagnose ‘incompleet LBBB en eerstegraads AV-blok’ als redelijk alternatief wordt aanvaard, dan zou men de lezer toch ook ervan moeten overtuigen dat inderdaad de tachycardie van ventriculaire origine is. Hebben de auteurs betere registraties om te bewijzen dat er tijdens de tachycardie een atrioventriculaire dissociatie bestond? Kort en goed: ik vind dat de analyse van de auteurs van het getoonde ECG meer twijfel verdient dan deze heeft gekregen.

F.L. Meijler

Kaapstad, Zuid-Afrika, juni 2005,

Wij danken collega Meijler voor zijn terechte commentaar. De door ons geleverde ritmestrook was onjuist en is suggestief voor een supraventriculaire origine van de ritmestoornis, mogelijk atriale flutter met 2:1-geleiding. De bijgevoegde ritmestrook (figuur) toont de beschreven niet-voortdurende ventriculaire tachycardie. Hoewel wij ons in de interpretatie van elektrocardiografische en elektrofysiologische data niet laten leiden door beeldvorming met magnetische resonantie, is integratie van informatie verkregen met beide technieken van potentieel grote waarde voor de klinisch elektrofysioloog.

J.P. Smedema