Arts en farmaceutische industrie. I. Langs de koninklijke weg of per Royal Class?

Klinische praktijk
L. Offerhaus
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1992;136:13-6

Zie ook de artikelen op 7en 36

Inleiding

In 1986 schreef een bekende en alom gerespecteerde Zweedse cardioloog naar aanleiding van een bezoek aan een cardiologisch wereldcongres een onverbloemde aanklacht tegen de farmaceutische industrie en de zijns inziens onoorbare praktijken die worden toegepast om artsen ertoe te krijgen bepaalde produkten voor te schrijven.1 Zijn felle kritiek was echter evenzeer gericht op de artsen en de vaak onbeschaamde wijze waarop bij de farmaceutische industrie wordt gebedeld om financiële steun voor bepaalde wetenschappelijke en nietwetenschappelijke activiteiten. Evenmin liet hij de uitgevers- en congresindustrie ongenoemd, die haar graantje van deze ongezonde relaties meepikt zonder zich te bekommeren over de ethische consequenties. Hij eindigde zijn artikel met een dringende oproep tot de medische beroepsgroepen om in eigen huis orde op zaken te stellen voordat de overheid de botte bijl zou gaan hanteren.

Kritiek van de zijde van het publiek is er al…

Auteursinformatie

Dr.L.Offerhaus, internist, Postbus 119, 2280 AC Rijswijk.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Nieuwegein, januari 1992,

Het vlammende betoog van collega Offerhaus over de relatie van arts en farmaceutische industrie vertoont inhoudelijk enige gelijkenis met de tekst van de geneesmiddelenbijsluiter (1992;13-6). De inhoud en de voorbeelden zijn op zichzelf juist en leiden tot verontrusting van de lezer. Evenals in de geneesmiddelenbijsluiter krijgt men echter geen inzicht in de omvang en het vóórkomen van het probleem, in tegendeel, de kans dat het de lezer ook zal overkomen, lijkt onvermijdelijk. Tot zover de parallel.

Het stuk lezende, zou men gemakkelijk de indruk kunnen krijgen dat het hier om het zogenaamde topje van de ijsberg gaat. Het omgekeerde is echter het geval. Incidenten (lees: neveneffecten van onze kapitalistische markteconomie) worden door de oppervlakkige lezer gemakkelijk tot algemeen verschijnsel verheven: ‘alle artsen vliegen Royal Class de wereld rond, ontvangen honoraria voor het bijwonen van uitsluitend op promotie gerichte congressen, georganiseerd door farmaceutische industrieën en producenten van andere medische produkten’.

De boodschap van het artikel, oproepend tot versobering, is duidelijk en terecht, evenals de oproep om tot een eenduidige gedragscode te komen. Toch zou de overheid, in veel gevallen de natuurlijke tegenspeler van de farmaceutische industrie, eens moeten nagaan of zij wellicht ook zelf ergens te kort schiet. Als het ongewenst is dat de farmaceutische industrie een te grote vinger in de pap heeft bij de financiering van wetenschappelijk onderzoek naar de werking van haar eigen produkten met als mogelijk achterliggend oogmerk promotionele activiteiten, waarom wordt dan niet een royaal bedrag vrijgemaakt van de vooronderstelde bezuinigingen via het geneesmiddelenvergoedingssysteem (GVS). Het platform voor geneesmiddelenonderzoek acht een bedrag van circa ƒ 150 miljoen noodzakelijk alleen al om de achterstanden op het gebied van deugdelijk experimenteel en klinisch onderzoek in Nederland in te lopen. Er is grote behoefte aan onafhankelijk vergelijkend, op de patiënt (lees: consument) gericht onderzoek naar de werkelijke waarde en betekenis van zowel oude als nieuwe geneesmiddelen en behandelingsstrategieën. Te vaak staat de overheid klaar met opgeheven vinger als het om de te royaal geachte geneesmiddelenprescriptie gaat, nota bene in een land dat in West-Europa tot de zuinigst voorschrijvende naties behoort. Het kan altijd beter en zuiniger, maar onze zuinigheid moet wel doelmatig blijven en geen doel op zichzelf worden. Werd diezelfde overheid (Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur) ook niet – zij het tevergeefs – door de Reclame Code Commissie bekritiseerd toen zij ietwat te voortvarend en te zeer overtuigd van het eigen gelijk het publiek bestookte met kleurig drukwerk over het GVS? Wij moeten vooral ook niet onze kennis die zou kunnen leiden tot al deze soberheid en zuinigheid overschatten: ondanks onze wens tot rationele farmacotherapie resulterend in een oerwoud van formularia over heel Nederland onder moeders GVS-paraplu, blijft de mens voor een belangrijk deel een zwarte doos waarin de reactie op geneesmiddelen maar slechts zéér ten dele voorspelbaar is. Enige variatie in het geneesmiddelenaanbod via onze al genoemde en door velen geroemde vrije-markteconomie is niet alleen economisch nuttig, maar ook met oog op onze ietwat parmantig aandoende mening dat zogenaamde goedkope en ‘net zo goede’ geneesmiddelen altijd het primaat zouden moeten hebben boven nieuwe geneesmiddelen.

J.H. Kingma

Amsterdam, februari 1992,

De standpunten van collega Kingma en van mij liggen vermoedelijk minder ver uit elkaar dan hij meent. Net zo min als hij kan ik schatten welk gedeelte van de ijsberg zich onder water bevindt; dat het zichtbare gedeelte af en toe een schrikbarende omvang aanneemt, is echter aan geen twijfel onderhevig.1 Het is algemeen bekend en geaccepteerd dat slechts een minderheid van de niet-Amerikaanse artsen die grote internationale congressen met commercieel belang bezoeken (zoals het congres van de American Heart Association) dat op eigen kosten doet.

Moet de overheid opkomen voor de genoemde kosten voor onderzoek van geneesmiddelen? Het is zonder meer duidelijk dat, zo er al bespaard kan worden door het geneesmiddelenvergoedingssysteem, de bereikte besparingen in de eerste plaats ten goede moeten komen aan de werkelijk noodlijdende sectoren in de gezondheidszorg, zoals de verpleging en de bejaardenzorg. Dat het geneesmiddelenonderzoek, vooral het basale onderzoek en het onderzoek van oude geneesmiddelen, in ons land een kommervol bestaan leidt, zal niemand ontkennen. Dat geldt in zijn algemeenheid echter voor alle klinische research. Dat is echter een onderwijs en geen volksgezondheidstaak.

De Nederlandse arts schrijft zuinig voor, maar waarom hebben wij de hoogste geneesmiddelenprijzen ter wereld, in een land met nauwelijks enige eigen industriële research? Ik denk dat Kingma met zijn oproep tot financiering van onderzoek aan het verkeerde adres is.

Ten slotte doet hij met zijn opmerking dat het ‘oerwoud’ aan formularia schuilt onder de paraplu van het GVS de opstellers van diverse uitstekende ziekenhuis- en huisartsenformularia onrecht aan. Het GVS is geen formularium, maar een economische maatregel, die niets van doen heeft met de door ons beiden voorgestane rationele farmacotherapie.

L. Offerhaus
Literatuur
  1. Venema FJ. Vlieg er eens uit met Plendil. Pharm Weekbl 1992; 127: 2-3.