Bijna even universeel in de cultuurhistorie als het paradijsverhaal is het symbool van de uroborus, de zichzelf in de staart bijtende slang. Het is in vele culturen door duizenden jaren heen het symbool geweest van het steeds in zichzelf terugkerende; de continuïteit van waaruit geen ontsnapping mogelijk is.1 Voor de schrijvende en beeldende (men denke aan de werken van Rudolf Escher!) kunstenaar is het echter een uitermate dankbaar symbool, omdat men het naar eigen goeddunken en inzichten kan toepassen: als teken van het kwade of het goede, dan wel van het ambivalente midden. De meest voorkomende hellenistische en middeleeuwse afbeeldingen laten de uroborus zien als de duivelse slang, die de wereldzee welke de aardschijf omgeeft, naar buiten toe afsluit, en zo de mens het ontsnappen van de aarde belet. Geen volk heeft de uroborus zo intensief in de beeldende kunst gebruikt als het Keltische; Saint Patrick lijkt een gerede…
Over de uroborus, het T-shirt en andere 'aanhaligheden'
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:6-3
Aanvaard op
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:6-3
Vakgebied
Reacties