Antigeenzelftests voor SARS-CoV-2 zijn betrouwbaar

Nienke Fleuren
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2021;165:C4972

Thuis met een sneltest op SARS-CoV-2 testen toont een infectie met hoge specificiteit en redelijk hoge sensitiviteit aan. Dat concluderen Joep Stohr van het Amphia Ziekenhuis en collega’s in een recente publicatie.

artikel

Nu de samenleving heropent, groeit het belang van laagdrempelig en betrouwbaar testen op SARS-CoV-2. Zelftests die mensen thuis kunnen uitvoeren zijn laagdrempelig, maar zijn ze ook betrouwbaar? Dat onderzochten Stohr en collega’s voor 2 merken antigeenzelftests (Clin Microbiol Infect. 2021;S1198-743X00434-1).

In de periode 23 december 2020-17 januari 2021 vroegen zij bezoekers van een GGD-testlocatie in Tilburg om een zelftest uit te voeren zodra ze thuiskwamen van de testafspraak. Deelnemers die een testkit meekregen maar niet binnen 2 uur het resultaat daarvan doorgaven, werden telefonisch verzocht de test alsnog uit te voeren. Het betrof antigeenzelftests van BD (BD Veritor System) en van Roche (Roche SARS-CoV-2 antigen detection test). De onderzoekers vergeleken de resultaten met de PCR-test van de GGD.

In totaal voerden 3201 deelnemers de zelftest uit. Zij waren mediaan 41 jaar (interkwartielafstand: 29-54) en 69% had op dat moment symptomen van covid-19. De PCR-test was positief bij 11,8%, negatief bij 88,1% en niet eenduidig bij 0,1%. Vergeleken met de PCR-test, die als gouden standaard geldt, hadden de antigeenzelftests een sensitiviteit van 55,6% (BD: 49,1; Roche: 61,5) en een specificiteit van 99,8% (BD: 99,9; Roche: 99,7).

Op monsters met een positieve PCR-test voerden de onderzoekers ook een viruskweek uit, waarbij 61,5% positief was. Bij tests met een positieve viruskweek was de ‘cycle threshold’(Ct)-waarde van de PCR-test over het algemeen lager dan bij monsters waarin geen levend virus werd aangetoond. Als de onderzoekers de Ct-waarde waarbij 50% een positieve viruskweek had als gouden standaard gebruikten, steeg de sensitiviteit van de zelftests naar 78,4%.

De antigeenzelftests hebben dus een hoge specificiteit en een redelijk hoge sensitiviteit, zeker voor het aantonen van levend virus. Dat wil zeggen dat er in de GGD-populatie nauwelijks fout-negatieven zijn en redelijk weinig fout-positieven. In een populatie zonder symptomen zijn echter meer fout-positieven te verwachten.

‘Mede op basis van deze bevindingen wordt mensen momenteel geadviseerd zichzelf regelmatig te testen, ook bij afwezigheid van symptomen’, zegt Marc Bonten, arts-microbioloog (UMC Utrecht). ‘Een negatieve zelftest sluit besmettelijkheid niet volledig uit. Een positieve test heeft echter een hoog voorspellende waarde, en kan bevestigd worden met een PCR-test via een GGD testlocatie. Preventie van verspreiding door asymptomatische of presymptomatische mensen draagt bij aan het onder controle brengen van de pandemie.’

Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Covid-19
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Sjoerd
Steendijk

Kunt u toelichten waarom een sensitiviteit van 55,6 % als betrouwbaar wordt geacht? In het artikel wordt overigens het percentage van 78,4% genoemd. 
Ik merk in de praktijk dat sommige zorgmedewerkers met klachten op het werk verschijnen na een negatieve zelftest. Naar mijn mening blijft dat onvoldoende betrouwbaar voor het werken met kwetsbare patienten en zal er toch nog een PCR-test gedaan moeten worden.

Sjoerd Steendijk, huisarts, Goedzorg Huisartsen IJsselmuiden

Anke
Koehorst-Hodes

Naar mijn idee wordt de betekenis van de begrippen specificiteit en sensitiviteit door elkaar gehaald. Er wordt geschreven: 'De antigeenzelftests hebben dus een hoge specificiteit en een redelijk hoge sensitiviteit, zeker voor het aantonen van levend virus. Dat wil zeggen dat er in de GGD-populatie nauwelijks fout-negatieven zijn en redelijk weinig fout-positieven.' Afgaande op de beschrijving lees ik dit als dat de hoge specificiteit wordt gekoppeld aan  'nauwelijks fout-negatieven' en de redelijk hoge sensitiviteit aan 'redelijk weinig fout-positieven'. Volgens mij is het echter andersom: een hoge specificiteit duidt op nauwelijks fout-positieven, een redelijk hoge sensitiviteit op redelijk weinig fout-negatieven. Oftewel een heel andere betekenis. Betreft het hier wellicht een tekstuele fout?

Overigens sluit ik mij verder aan bij collega Steendijk: een sensitiviteit van 55% komt mij niet heel betrouwbaar over. Het betekent immers dat bijna de helft van de COVID-patiënten (obv de gouden standaard) wordt gemist... behoorlijk veel bij een hoge besmettingsgraad. Hoe denkt u hier over?

Anke Koehorst-Hodes, huisarts i.o.