Geen draadjes zichtbaar bij controle hormoonspiraal

Klinische praktijk
Wendeline C. Alderlieste
Jac J.W.M. Jacobs
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2015;159:A8413
Abstract
Download PDF

Samenvatting

Achtergrond

Wanneer tijdens controle van een hormoonspiraal (‘intra-uterine device’, IUD) geen draadjes zichtbaar zijn en echografisch geen IUD in het cavum uteri wordt gevonden, wordt vaak aangenomen dat expulsie heeft plaatsgevonden. Als de patiënte buikpijn heeft, wordt aangeraden verder onderzoek te doen. Deze casus laat zien dat dit beleid niet allesomvattend is.

Casus

Een maand na plaatsing van een IUD kreeg een 32-jarige patiënte, gravida 2 para 2, buikpijn. De draadjes van het IUD waren niet zichtbaar in speculo en echografisch zagen we een leeg cavum uteri. In de jaren erna nam de buikpijn af, maar hield patiënte atypische klachten die psychosociaal werden geduid. Na 2 jaar kwam ze met opnieuw ontstane buikklachten. We verwezen patiënte naar de gynaecoloog. Op de buikoverzichtsfoto was het IUD zichtbaar en dit werd laparascopisch verwijderd.

Conclusie

Als bij controle van een IUD geen draadjes zichtbaar zijn, dient een uterusperforatie te worden overwogen. Een buikoverzichtsfoto kan dan laagdrempelig worden vervaardigd; dit is een relatief weinig belastend en goedkoop onderzoek.

Leerdoelen
  • Uterusperforatie bij een geplaatste hormoonspiraal (IUD) is zeldzaam en komt voor bij 0,11% van de patiënten.
  • Een IUD kan intra-abdominaal terechtkomen zonder dat dat pijn geeft.
  • Alleen wanneer een IUD in speculo zichtbaar is buiten de uterus, kan men helemaal zeker zijn van expulsie van het IUD.
  • In de huidige richtlijnen zijn geen duidelijke handvatten voor wat te doen als er geen draadjes zichtbaar zijn bij IUD-controle. Bij twijfel over expulsie moet men sneller overgaan tot een buikoverzichtsfoto.
  • Vrouwen met een intra-abdominale IUD kunnen een ongestoorde menstruatiecyclus hebben; het hebben van een cyclus toont dus geen expulsie aan.

artikel

Inleiding

Wanneer tijdens controle van een hormoonspiraal (‘intra-uterine device’, IUD) 6 weken na plaatsing ervan de draadjes niet zichtbaar zijn en echografisch geen IUD in het cavum uteri wordt gevonden, wordt in het algemeen aangenomen dat expulsie heeft plaatsgevonden. Bij pijn wordt verder onderzoek geadviseerd vanwege een mogelijke uterusperforatie. Wij presenteren een casus die laat zien dat dit beleid niet allesomvattend is.

Ziektegeschiedenis

Patiënt A, een 32-jarige gravida 2 para 2, liet 2 maanden post partum een hormoonspiraal plaatsen. De plaatsing verliep ongecompliceerd. Na 2 maanden bezocht zij het spreekuur met menstruatie-achtige krampen die waren ontstaan na een pijnvrije maand. In speculo zagen we geen draadjes en op de vaginale echo was geen IUD zichtbaar. We gingen uit van expulsie van het IUD. Vanwege aanhoudende kramp herhaalden we na 3 maanden de vaginale echo met dezelfde bevindingen.

In de maanden erna verdween de buikpijn. Wel kreeg patiënte pijn in haar onderrug en de linker flank en was zij vermoeid. Hiervoor verrichtten we bloedonderzoek verricht infecties, schildklierafwijkingen en diabetes mellitus, maar dit leverde niets op. We dachten aan een psychosociale oorzaak voor haar klachten gezien de zorg voor 2 kleine kinderen en een drukke baan. Sinds de vermeende expulsie van het IUD gebruikten zij en haar partner een condoom.

Patiënte meldde in de daarop volgende 2 jaar geen buikklachten. Wel kwam zij enkele malen op het spreekuur met pijn in de rug en de linker flank; deze pijn nam toe tijdens de menstruaties. Zij had een menstruatiecyclus van 28 dagen, die qua duur, hoeveelheid buikpijn en hoeveelheid bloedverlies heftiger was dan voorheen.

Na 2 jaar kwam patiënte met opnieuw ontstane buikklachten en vertelde ze al 10 dagen geen defecatie gehad te hebben. Aangezien patiënte reëeloverkwam en het bewijs voor een expulsie nooit geleverd was, groeide het vermoeden van een IUD in de buikholte. We verwezen patiënte naar de gynaecoloog. Deze zag op de echo een leeg cavum uteri en op de buikoverzichtsfoto het IUD, dat projecteerde over het os sacrum. Bij de daarop volgende hysteroscopie werd het IUD niet gevonden. Uiteindelijk werd het IUD laparoscopisch verwijderd.

Patiënte had sindsdien geen buikklachten meer, voelde zich weer energiek en de cyclus was genormaliseerd.

Beschouwing

Wij vragen ons af of wij eerder hadden kunnen weten dat het IUD in het abdomen lag. In de NHG-standaard ‘Anticonceptie’ wordt het routinematig maken van een controle-echo bij een ongecompliceerde plaatsing van het hormoonspiraal niet aangeraden.1 Wel wordt geadviseerd een transvaginale echo aan te vragen wanneer er geen draadjes zichtbaar zijn, bij een gecompliceerde insertie of bij aanhoudende buikpijn.Er moet aan dislocatie of een uterusperforatie gedacht worden bij aanhoudende buikpijn en eventuele menstruatiestoornissen. De richtlijn ‘Anticonceptie’ van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie verwijst naar de NHG-standaard. Wat er moet worden gedaan op het moment dat een IUD niet zichtbaar is op de echo, wordt niet duidelijk.

Er zijn verschillende publicaties te vinden over uterusperforaties. Bij vrijwel alle casusbeschrijvingen valt op dat er tijdens of kort na de plaatsing pijn ontstaat. Epidemiologisch onderzoek laat echter zien dat maar 8,5% van de perforaties door de hormoonspiraal direct ontdekt wordt. Mogelijk wordt de buikpijn die ontstaat na plaatsing geduid als passend bij de plaatsing.2

Volgens de literatuur komt een expulsie voor bij 2,0-11,8% of 2,4% van de patiënten.3,4 Uterusperforatie is veel zeldzamer en komt voor bij 0,11% van de patiënten.5 Op basis van deze cijfers lijkt een expulsie meer voor de hand te liggen dan een perforatie.

Als het IUD niet op de echo te zien is, wordt in de praktijk in eerste instantie van een expulsie uitgegaan. Bij aanhoudende klachten wordt vaak pas in de tweede lijn een buikoverzichtsfoto vervaardigd, die veelal duidelijkheid geeft. In de huidige eerstelijnsrichtlijnen heeft een buikoverzichtsfoto geen plaats.

Een ander opvallend punt in onze casus is dat patiënte een regelmatige cyclus hield, wat kan duiden op het niet onderdrukken van de ovulatie door het extra-uteriene IUD. De vraag is in hoeverre het IUD, of het nu op de juiste plaats ligt of niet, in staat is om de ovulatie te onderdrukken. Een review uit 2009 verzamelde 4 casusbeschrijvingen.6 De eerste casusbeschrijving uit 2003 toont bij een patiënte met een IUD in het abdomen levonorgestrelspiegels die gelijk zijn aan die van een patiënte die de anticonceptiepil met ethinylestradiol/levonorgestrel 0,03 mg/0,15 mg gebruikt. Hieruit volgt de hypothese dat het IUD de anticonceptieve werking behoudt. Dit verklaren de auteurs door de hoge hormoonopnamecapaciteit van het peritoneum waarin het IUD zich bevond.

Een andere casus is die van een vrouw die met een IUD in het abdomen 3 jaar niet menstrueerde. Na verwijdering van het IUD herstelde de cyclus zich. En derde casusbeschrijving gaat over een patiënte die een amenorroeduur van 5 maanden had bij een intra-abdominale IUD. Bloedonderzoek toonde een plasmaspiegel van levonorgestrel van 30 μg/l, wat overeenkomt met de dosis in een kwart minipil. Deze casussen bevestigen de hypothese van de eerste casusbeschrijving. De laatste casus laat echter zien dat een voldragen zwangerschap met een IUD in het omentum majus ook mogelijk is.6 Of het IUD buiten het cavum uteri de anticonceptieve werking behoudt, is op basis van het weinige onderzoek niet te zeggen. Wellicht speelt de positie in de buikholte hierbij een rol.

Ten slotte vroegen wij ons af, gezien de aanvankelijke pijnvrije periode bij onze patiënte, of een IUD eventueel ook via de tuba kan migreren in plaats van de uterus te perforeren. Hierover zijn slechts enkele patiëntbeschrijvingen te vinden. Over het mechanisme hierachter is maar weinig bekend.7

Achteraf bezien had de rug- en flankpijn die patiënte in de jaren na plaatsing van het IUD had, al aanleiding moeten geven tot het maken van een buikoverzichtsfoto. Zo hadden we de perforatie eerder kunnen opsporen en behandelen.

Conclusie

Als bij controle van een hormoonspiraal geen draadjes zichtbaar zijn en een leeg cavum uteri wordt gevonden bij echografie, dient naast de mogelijkheid van expulsie ook een uterusperforatie te worden overwogen. U kunt hiervan pas zeker zijn wanneer de patiënte het geëxpulseerde IUD meeneemt. Een buikoverzichtsfoto kan laagdrempelig worden vervaardigd; dit is een relatief weinig belastend en goedkoop onderzoek. Het zou wenselijk zijn als het maken van een buikoverzichtsfoto wordt opgenomen in de huidige richtlijnen.

Literatuur
  1. Brand A, Bruinsma A, van Groeningen K, Kalmijn S, Kardolus I, Peerden M, et al. NHG-Standaard Anticonceptie. Utrecht: Nederlands Huisartsen Genootschap; 2011.

  2. Van Grootheest K, Sachs B, Harrison-Woolrych M, Caduff-Janosa P, van Puijenbroek E. Uterine perforation with the levonorgestrel-releasing intrauterine device: analysis of reports from four national pharmacovigilance centres. Drug Saf. 2011;34:83-8. Medline

  3. Cox M, Tripp J, Blacksell S. Clinical performance of the levonorgestrel intrauterine system in routine use by the UK Family Planning and Reproductive Health Research Network: 5-year report. J Fam Plann Reprod Health Care. 2002;28:73-7. Medline

  4. Marchi NM, Castro S, Hidalgo MM, Hidalgo C, Monteiro-Dantas C, Villarroeal M, et al. Management of missing strings in users of intrauterine contraceptives. Contraception. 2012;86:354-8. Medline

  5. Heinemann K, Westhoff CL, Grimes DA, Moehner S. Intrauterine Devices and the Risk of Uterine Perforations: Final Results from the EURAS-IUD Study. Obstet Gynecol. 2014;123(Suppl1):3S.

  6. Pont M, Lantheaume. [Abdominal migration of a levonorgestrel-releasing intrauterine device. Case report and review of the literature] (Frans). J Gynecol Obstet Biol Reprod (Paris). 2009;38:179-81. Medline

  7. Verma U, Verma N. Ovarian embedding of a transmigrated intrauterine device: a case report and literature review. Arch Gynecol Obstet. 2009;280:275-8. Medline

Auteursinformatie

Huisartspraktijk Jacobs/Lappenschaar, Ballum.

Drs. W.C. Alderlieste, aios huisartsgeneeskunde (tevens: VUmc, Amsterdam); drs. J.J.W.M. Jacobs, huisarts.

Contactpersoon: drs. W.C. Alderlieste (wendelinealderlieste@gmail.com).

Contact (wendelinealderlieste@gmail.com)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Verantwoording

Dr. Henk Brinks, gynaecoloog te Dokkum en Drachten, droeg bij aan de totstandkoming van dit artikel.

Auteur Belangenverstrengeling
Wendeline C. Alderlieste ICMJE-formulier
Jac J.W.M. Jacobs ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Alderlieste en Jacobs presenteren een interessante casus van een symptoomloze perforatie van een hormoonspiraal die niet direct was opgemerkt. Voorts bespreken zij een aantal aspecten van perforaties van spiralen. Wij zouden graag nog 1 aspect willen toevoegen, namelijk de timing van de insertie na een partus. De bijsluiter van het hormoonspiraal adviseert de spiraal pas 6 weken post-partum te plaatsen en “wanneer het slinken van de baarmoeder langzamer verloopt, moet gewacht worden tot 12 weken na de bevalling.” Uit de literatuur blijkt namelijk een verhoogd risico op perforatie tot 36 weken post-partum, en met name bij vrouwen die borstvoeding geven.1 In een andere studie, uitgevoerd in Limburg, was de mediane duur van plaatsing bij een geperforeerd spiraal 8 weken post-partum.2 Ook waren niet alle perforaties pijnlijk en konden symptomen achteraf ontbreken.  
Wij zouden dus adviseren het plaatsen van een IUD uit te stellen tot 10-12 weken post-partum, zeker indien er borstvoeding wordt gegeven. Verder moet de clinicus bij deze risicogroep extra bedacht zijn op perforatie. Als er geen draadjes worden gezien bij controle dient dan ook direct aanvullend onderzoek te verrichten om perforatie uit te sluiten, ook zonder klachten.
 

Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC+):

Drs. R. Mooij, aios gynaecologie

Drs. M.C. Herman, aios gynaecologie

Dr. G.A.J.  Dunselman, gynaecoloog

1.            Kaislasuo J, Suhonen S, Gissler M, Lahteenmaki P, Heikinheimo O. Intrauterine contraception: incidence and factors associated with uterine perforation--a population-based study. Hum Reprod 2012;27:2658-63.

2.            Van Houdenhoven K, van Kaam KJ, van Grootheest AC, Salemans TH, Dunselman GA. Uterine perforation in women using a levonorgestrel-releasing intrauterine system. Contraception 2006;73:257-60.

Geachte collegae,

Hartelijk dank voor jullie uitgebreide en zeer relevante aanvulling. In de huidige NHG standaard, waarnaar ook verwezen wordt in de richtlijnen van de NVOG, staat een termijn van 4-6 weken genoemd. Ook wordt borstvoeding niet als criterium meegenomen. Wellicht is het goed als dit ook meegenomen wordt bij herziening van de NHG-standaard Anticonceptie.

Wendeline Alderlieste, huisarts

Geachte collegae,

Dank voor de suggesties voor de herziening van de NHG-Standaard.  De termijn van IUD-plaatsing is in de NHG-werkgroep een punt van discussie geweest. In de huidige NHG-Standaard staat beschreven dat de incidentie van perforatie laag is (0-2,6 per 1000 inserties) en dat het risico op perforatie in de postpartumperiode en tijdens lactatie is verhoogd. Daarbij kunnen buikpijn en vaginaal bloedverlies optreden maar het zijn geen obligate symptomen, wat in de bovenstaande casus fraai is geïllustreerd. Recente literatuur ondersteunt de bevinding dat perforaties meer optreden in de postpartumperiode en tijdens lactatie. De termijn van IUD-plaatsing in de postpartumperiode en het beleid bij de controle zullen zeker opnieuw de aandacht krijgen bij de volgende herziening, die naar verwachting in 2016 zal worden gestart.

Miranda Kurver, huisarts, NHG

Wendeline
Alderlieste

Geachte mw Kurver,

Hartelijk dank voor uw reactie. Wij zijn verheugd te horen dat de termijn van IUD plaatsing aandacht zal krijgen bij de herziening. Graag zouden wij u ook wijzen op onze aanbevelingen met betrekking op het aanvullend onderzoek wanneer er in speculo geen draadjes zichtbaar zijn bij folluw up.

Met vriendelijke groet,

Wendeline Alderlieste en Jac Jacobs