Huildagboek bij zuigelingen; een nuttig hulpmiddel om onderscheid te maken tussen normaal en excessief huilgedrag

Klinische praktijk
W.E. Tjon A Ten
M. Wolters
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:257-60
Abstract

Zie ook het artikel op bl. 260.

Dames en Heren,

Een huilbaby is volgens de klassieke beschrijving een ogenschijnlijk gezonde zuigeling die in de late middag en vroege avond huilaanvallen krijgt, welke beginnen met het rood aanlopen van het gelaat en het fronsen van het voorhoofd. De zuigeling trekt de benen op en begint te krijsen. De aanvallen duren enkele minuten en herhalen zich gedurende twee tot drie uur. Tijdens de aanval is de baby ontroostbaar, er zijn luide borborygmi en het huilen wordt minder na de passage van flatus of feces.1

Om normaal huilen te onderscheiden van excessief huilen, zijn er verschillende tijdscriteria opgesteld waaraan het huilen van de zuigeling moet voldoen.2 De bekendste is ‘de regel van drie’ van Wessel et al. Volgens deze definitie huilt een huilbaby meer dan 3 uur per dag, gedurende 3 dagen per week, gedurende 3 weken.3 Dit afkappunt is…

Auteursinformatie

Máxima Medisch Centrum, locatie Veldhoven, Postbus 7777, 5500 MB Veldhoven.

Hr.dr.W.E.Tjon A Ten, kinderarts.

Friesland Nutrition Research, Leeuwarden.

Mw.M.Wolters, voedingskundige.

Contact hr.dr.W.E.Tjon A Ten (w.tjonaten@mmc.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

m
kellenbach

 

Omdat een baby volgens een bepaalde norm (een gemiddelde nb, dit is blijkbaar een gemeten feit?) niet excessief zou huilen is geen reden om ouders niet te adviseren een baby troost te bieden.

Dit kan problemen voorkomen en een positief effect hebben voor de ontwikkeling en (psychische) gezondheid van het kind op korte en lange(re)termijn.

In plaats van andersom te redeneren zou aan geleerd moeten worden hoe een baby werkt. Inzicht in en empathie voor een zuigeling kan dezelfde rust geven en zal de hele samenleving ten goede komen.

 

http://www.borstvoeding.com/files/huilbabies_nip_april_2008.pdf en vele andere publicaties maken toch wel duidelijk dat een goed begin de halve hersenontwikkeling is.

 

M. Kellenbach

Walther
Tjon A Ten

Ik dank M.Kellenbach voor de reactie op mijn artikel,dat 9 jaar geleden werd gepubliceerd. De auteurs van de klinische les hebben nergens in het artikel aangegeven dat de ouders hun baby niet mogen troosten. Wel is aangegeven dat een huildagboek meer inzicht kan geven in het het huilpatroon en de arts op het spoor kan zetten van organische oorzaken voor het huilen. In de bijgevoegde link bij de brief wordt verwezen naar de reactie van een aantal beroepsorganisaties op de (concept) richtlijn "aanpak van excessief huilen bij zuigelingen". In dit stuk wordt ook verwezen naar de studie van Brazelton en vermeldt wordt dat huilen een gevolg lijkt te zijn van de normale rijping van het centrale zenuwstelsel. Ook worden diverse studies aangehaald die aantonen dat huilen een negatief effect zou hebben en zou kunnen leiden tot een Post Traumatische Stress Stoornis. Voor zover mij bekend is er bijzonder weinig onderzoek gedaan naar de lange termijn effecten van excessief huilen op baby leeftijd. Op de leeftijd van drie jaar hadden excessief huilende kinderen slaapproblemen en aanvallen van boosheid (ref)maar of troosten dit voorkomt daarover kan ik geen literatuur vinden.

Walther Tjon A Ten, kinderarts, Maxima Medisch Centrum - Veldhoven

Ref: Lehtonen, L., S. Gormally en RG. Barr. (2000), ‘Clinical pies for etiology and outcome in infants presenting with early increased crying’. In: Crying as a sign, a symptom & a signal. Barr RG, Hopkins B, Green JA. (eds) Clinics in Developmental Medicine no. 152. The Laverham Press Ltd, Suffolk,  pp. 67-95.

Groningen, februari 2004,

Met belangstelling lazen wij de klinische les van Tjon a Ten en Wolters over het gebruik van een huildagboek bij volgens de ouders veel huilende zuigelingen (2004:257-60). Excessief huilen gaat vrijwel altijd vanzelf over, maar kan voordat dit gebeurt ouders tot wanhoop drijven. Wij kunnen ons geheel vinden in het advies van Tjon a Ten en Wolters om het huilgedrag goed in kaart te brengen met een dagboek. Voorts wijzen de auteurs er terecht op dat in de literatuur verschillende definities worden gehanteerd voor excessief huilen en dat de bekendste de ‘3 maal 3’-regel van Wessel is.

De auteurs definiëren deze regel echter vervolgens anders dan Wessel et al. in 1954 beschreven.1 Wessel et al. spreken van excessief huilen bij huilen meer dan 3 uur per dag op meer dan 3 dagen per week, gedurende meer dan 3 weken. Tjon a Ten en Wolters laten het ‘meer dan’ weg in de laatste twee delen van de definitie, en spreken van huilen ‘. . . meer dan 3 uur per dag, gedurende 3 dagen per week, gedurende 3 weken’.

Het verschil mag triviaal lijken, in de praktijk leiden de verschillende definities wel tot de inclusie van deels andere zuigelingen en tot aanzienlijk andere prevalenties.2 De tabel laat zien tot welke aanzienlijke verschillen dit leidt in een Nederlandse landelijke steekproef van zuigelingen van 1 en 3 maanden oud.3 De definities A en C zijn daarbij de twee oorspronkelijke van Wessel et al. voor respectievelijk ‘excessief’ en ‘veel’ huilen. Definitie B en D wijken daarvan af doordat ‘meer dan’ is vervangen door ‘evenveel of meer’. De door Tjon a Ten en Wolters gegeven definitie is een combinatie van definitie B en D uit de tabel, waarvan de prevalentie met de beschikbare gegevens niet valt te berekenen, maar die zeker hoger zal zijn dan die van definitie A, de feitelijke regel van drie van Wessel.

De gevolgen van deze verschillen in gehanteerde definitie, zoals hierboven getoond, bemoeilijken de interpretatie van onderzoek naar de effecten van behandeling,2 en ook naar de oorzaken3 van excessief huilen, omdat elke definitie leidt tot de inclusie van andere zuigelingen.

Samenvattend: excessief huilen is een uitermate belangrijk probleem waarbij een goede diagnostiek met huildagboeken belangrijk is. Voor de toepassing van resultaten van onderzoek in de eigen praktijk moet vervolgens nauwkeurig worden nagegaan hoe excessief huilen precies werd gedefinieerd.

S.A. Reijneveld
R.A. Hirasing
Literatuur
  1. Wessel MA, Cobb JC, Jackson EB, Harris GS, Detwiller AC. Paroxysmal fussing in infancy, sometimes called ‘colic’. Pediatrics 1954;14:421-34.

  2. Reijneveld SA, Brugman E, Hirasing RA. Excessive infant crying: definitions determine risk groups. Arch Dis Child 2002;87:43-4.

  3. Reijneveld SA, Brugman E, Hirasing RA. Excessive infant crying: the impact of varying definitions. Pediatrics 2001;108:893-7.

Veldhoven, maart 2004,

Collega's Reijneveld en Hirasing merken terecht op dat Wessel et al. een huilbaby definiëren als een zuigeling die meer dan 3 uur per dag, gedurende meer dan 3 dagen per week, gedurende meer dan 3 weken huilt. Het ‘meer dan’ is in de klinische les per abuis in de laatste 2 delen van de definitie weggelaten. In de praktijk blijkt deze definitie echter niet hanteerbaar, aangezien het niet mogelijk is om bezorgde en vaak oververmoeide ouders een huildagboek gedurende 3 weken te laten bijhouden. Er wordt daarom volstaan met de registratie van het huilen in een huildagboek gedurende 1 week. Dat daardoor ‘andere’ zuigelingen worden geïncludeerd dan met de oorspronkelijke definitie, maken Reijneveld et al. in hun reactie duidelijk. Het spreekt voor zich dat daardoor de interpretatie van onderzoek naar de effecten en oorzaken wordt bemoeilijkt. Bij het opzetten en uitvoeren van onderzoek bij excessief huilende zuigelingen zal de definiëring dus rigoureus moeten worden toegepast.

De klinische les is echter geschreven voor de dagelijkse praktijk. De ervaring leert dat in de praktijk de anamnese van de ouders onbetrouwbaar is. Een huildagboek kan helpen om grofweg 3 groepen ‘excessief’ huilende zuigelingen te onderscheiden:

– De excessief huilende zuigeling bij wie er waarschijnlijk geen lichamelijke oorzaken zijn: huilt meer dan 3 uur per dag, meer dan 3 dagen per week, anamnestisch meer dan 3 weken en het huilen is geconcentreerd in de middag en de avond.

– De zuigeling die excessief huilt wegens een lichamelijke oorzaak: huilt vaak op alle tijdstippen van de dag en ook 's nachts.

– De zuigeling die volgens de ouders excessief huilt, maar volgens het huildagboek minder dan 3 uur per dag en/of minder dan 3 dagen per week. Bij navraag blijkt vaak dat de ouders overbezorgd zijn. Uitleg en geruststelling zijn hierbij de belangrijkste pijlers van de begeleiding.

W. Tjon A Ten

Deventer, februari 2004,

In de klinische les van Tjon A Ten en Wolters (2004:257-60) en het commentaar van Zwart en Brand (2004:260-2) wordt aandacht besteed aan (excessief) huilende baby's en hun ouders. De gegevens over normaal en excessief huilgedrag zijn vooral gebaseerd op studies bij westerse baby's. In transcultureel onderzoek blijkt het huilen in niet-westerse culturen in de eerste maanden een vergelijkbaar verloop te hebben – vooral huilen in de vooravond met een piek rond de leeftijd van 6 weken. Er zijn echter sterke aanwijzingen dat verzorging met veel lichamelijk contact leidt tot een kortere duur van het huilen.1-4

Het lijkt erop dat het huilpatroon in de eerste maanden overwegend een reflectie is van een normale rijping van het centrale zenuwstelsel, waarbij excessief huilende baby's mogelijk prikkelbaarder zijn, maar vooral minder in staat lijken tot fysiologische regulatie.4 Het huilen lijkt een uiting van onwelbevinden en een appèl van de zuigeling aan zijn ouders hem daarbij te helpen. Weten wij voldoende wat het onthouden van lichamelijke koestering emotioneel voor het kind betekent als we aan ouders het advies geven het kind niet snel op te pakken?

Een tweede aspect dat meer aandacht vraagt, is het verhaal van de ouder. Een huilende baby doet een beroep op zijn ouders; dit beroep wordt gekleurd door de perceptie en de verwachtingen van de ouder. Hoewel er via PubMed geen artikelen te vinden waren die de directe invloed van (traumatische) jeugdervaringen op de perceptie van het huilen van de eigen zuigeling beschrijven, is er wel onderzoek gedaan naar de effecten van negatieve jeugdervaringen op ouderschap en de kans op een herhaling van mishandeling en verwaarlozing.5 Het recente proefschrift van Van der Pas besteedt uitgebreid aandacht aan het effect van negatieve jeugdervaringen op met name het omgaan met emoties als ouder.6 Ook vanuit neurobiologisch perspectief is interferentie plausibel – vanaf het moment dat mannen en vrouwen een kind hebben gekregen, reageert met name hun amygdala heftiger op het huilen van een baby,7 dezelfde amygdala die zo'n grote rol speelt in de opslag van emotioneel bedreigende herinneringen.6 8

Rust, reinheid en regelmaat passen vooral in de korte geschiedenis van de westerse babyverzorgingstraditie, maar of daarmee wordt voldaan aan de elementaire behoeften van een zuigeling? Zeker is dat ouders alle steun verdienen in de eerste zware maanden na de geboorte van hun kind om in hun eigen leven zoveel mogelijk rust in te bouwen. Het bespreekbaar maken van de heftige emoties die het huilen kan oproepen, past daarin.9 Door daarbij ook eventuele negatieve jeugdervaringen te benoemen, kan zo nodig gerichte hulpverlening worden aangeboden.

P.J. Jonker
Literatuur
  1. Barr RG, Konner M, Bakeman R, Adamson L. Crying in !Kung San infants: a test of the cultural specificity hypothesis. Dev Med Child Neurol 1991;33:601-10.

  2. Lee K. The crying pattern of Korean infants and related factors. Dev Med Child Neurol 1994;36:601-7.

  3. St James-Roberts I, Bowyer J, Varghese S, Sawdon J. Infant crying patterns in Manali and London. Child Care Health Dev 1994;20:323-37.

  4. Barr RG. Colic and crying syndromes in infants. Pediatrics 1998;102 (5 Suppl E):1282-6.

  5. Baartman HEM. Opvoeden kan zeer doen. Utrecht: SWP; 1996.

  6. Pas A van der. A serious case of neglect: the parental experience of child rearing. Delft: Eburon; 2003.

  7. Seifritz E, Esposito F, Neuhoff JG, Luthi A, Mustovic H, Dammann G, et al. Differential sex-independent amygdala response to infant crying and laughing in patients versus nonparents. Biol Psychiatry 2003;54:1367-75.

  8. Bosch I. De herontdekking van het ware zelf. 3e dr. Amsterdam: Veen; 2003.

  9. Levitzky S, Cooper R. Infant colic syndrome – maternal fantasies of aggression and infanticide. Clin Pediatr (Phila) 2000;39:395-400.