Samenvatting
Doel
Het bepalen van de effectiviteit van een 2,5 jaar durende leefstijlinterventie voor de preventie van diabetes mellitus type 2 (DM2) in de Nederlandse huisartsenpraktijk (APHRODITE-studie).
Opzet
Gerandomiseerd gecontroleerd onderzoek (NTR1082).
Methode
Personen uit 14 huisartsenpraktijken die op basis van een gevalideerde vragenlijst een hoog risico op DM2 hadden, werden gerandomiseerd in een interventiegroep (n = 479) en een referentiegroep (n = 446). De interventie bestond uit leefstijlbegeleiding door de huisarts en de praktijkondersteuner, en groepsconsulten. De referentiegroep kreeg mondelinge en schriftelijke informatie aan het begin van de studie. Na 2,5 jaar werden de incidentie van DM2 en andere klinische uitkomstmaten in de 2 groepen vergeleken.
Resultaten
Beide groepen bereikten beperkte veranderingen in lichaamsgewicht (gewicht (SD): interventiegroep: -0,8 (5,1) kg; referentiegroep: -0,4 (4,7) kg; p = 0,69) en glucoseconcentraties (nuchtere glucoseconcentratie (SD): interventiegroep: -0,17 (0,4) mmol/l; referentiegroep: -0,10 (0,5) mmol/l; p = 0,10). Er waren geen statistisch significante verschillen tussen de groepen in klinische uitkomstmaten en in de incidentie van DM2. Deelnemers in de interventiegroep met meer dan 2% gewichtsverlies hadden een significant hoger vertrouwen in hun eigen kunnen (‘self-efficacy’) dan deelnemers die minder dan 2% gewichtsverlies hadden. Er waren geen statistisch significante verschillen in gewichtsverlies tussen deelnemers bij huisartsen en praktijkondersteuners met verschillende niveaus van motivatie, vertrouwen in leefstijlinterventies in de huisartsenpraktijk of vertrouwen in hun eigen kunnen wat betreft het geven van voeding- of beweegadvies.
Conclusie
Risicofactoren voor DM2 konden significant verlaagd worden in de huisartsenpraktijk. De effectiviteit van de leefstijlinterventie was echter bescheiden, waardoor implementatie van het programma in zijn huidige vorm niet aan te bevelen is. Aanpassing of verfijning van de vorm en de inhoud van de interventie is nodig om de effectiviteit van de interventie te vergroten.
Preventie diabetes, falen door eetstoornis?
Bij de aanknopingspunten voor het verhogen van de effectiviteit van leefstijlinterventies worden door de auteurs van de publicatie over de APHRODITE-studie niet genoemd eetstoornissen. Dat is niet verbazingwekkend: immers onder vrijwel alle hulpverleners is de eerste reflex bij patienten met overgewicht: consult dietiste. De laatste jaren misschien aangevuld met een advies over bewegen. Over de prevalentie van eetstoornissen onder de deelnemers van de APHRODITE-studie kom ik in de publicatie niets tegen. Toch kan het percentage van patienten met een Binge Eating Disorder aanzienlijk zijn: volgens Uptodate worden bij onderzoeken van deelnemers aan 'weight-control' programma's prevalenties van 15-50% gevonden.
Onder deze groep is er een aanzienlijke psychiatrische comorbiditeit als sociale fobie, depressie, PTSS, alcohol abusus. Patienten hebben een verhoogd risico om terug te vallen na geslaagde gewichtsreductie. De geadviseerde behandeling is cognitieve gedragstherapie of zelf-hulp programma's die gebaseerd zijn op deze vorm van therapie.
Deze groep patienten verdient nadere aandacht en zowel huisartsen als specialisten dienen hun reflexen te beheersen: eerst vaststellen of er een eetstoornis is.
Marcel vd Poel, Parnassia Bavogroep
Preventie van diabetes, falen door eetstoornis? (Auteurs)
Wij danken dhr. van de Poel voor zijn interessante suggestie. Binnen de APHRODITE studie was ‘het hebben van een geestelijke beperking die actieve deelname aan de interventie onmogelijk maakt’ een van de exclusiecriteria voor deelname (ter beoordeling van de huisarts). Desondanks is het aannemelijk dat eetstoornisproblematiek ook binnen onze studie een effect heeft gehad op de resultaten. Publicaties van onder andere het RIVM (Proper K, Bemelmans W, 2011, nr 260701006/2011) onderschrijven de relatie die dhr. van de Poel schetst tussen overgewicht en psychische problematiek.Wij zijn het daarom met dhr. van de Poel eens dat stoornissen zoals Binge Eating Disorder binnen toekomstige leefstijlinterventies alertheid en aandacht verdienen van de huisarts of praktijkondersteuner.
Namens de auteurs, Paulien Vermunt
Preventie diabetes en eetstoornis
Ik dank de auteurs van het artikel voor hun antwoord. Ik zie het als een bevestiging van mijn oordeel dat het tijd wordt voor een paradigma-shift bij het probleem van behandeling van overgewicht. Het zou een geweldigde impact kunnen hebben wanneer de APHRODITE studie werd herhaald in dezelfde patientenpopulatie maar nu met diagnostiek en behandeling van eetstoornissen.
Marcel van der Poel, internist