Verbeteringen

In mei 1984 werd in het Academisch Ziekenhuis der Vrije Universiteit bij een 64-jarige man een laryngectomie verricht wegens een supraglottische tumor.1 Na de operatie verslechterde de respiratoire toestand en hij werd overgeplaatst naar de afdeling acute inwendige geneeskunde. Hier werd patiënt beademd en zonder effect met verschillende antibiotica behandeld. Na 12 dagen overleed hij. Uit bronchoscopisch materiaal, verkregen twee dagen voor het overlijden, werd Legionellapneumophila serogroep Leiden-1 gekweekt. Uit het leidingwater op de afdeling klinische microbiologie werd in mei L. pneumophila serogroep 6 en L. pneumophila serogroep Leiden-1, tegenwoordig serogroep 10 geheten,2 gekweekt. Door de overeenkomst tussen één van deze stammen en het isolaat van de patiënt werd naar een verband gezocht.

Na de operatie was de patiënt vóór de overplaatsing naar de afdeling inwendige geneeskunde verpleegd op een kamer waar de lucht werd bevochtigd met behulp van een mechanische luchtbevochtiger van het type ‘spinning disc’. Uit het water waarmee het reservoir van deze luchtbevochtiger werd gevuld bleek het mogelijk beide Legionella-stammen te kweken. Bij vergelijkend onderzoek met behulp van immunodiffusie van de twee overeenkomende stammen L. pneumophila serogroep 10 was geen onderscheid te zien tussen beide stammen, zodat werd aangenomen dat infectie in het ziekenhuis had plaatsgevonden. Het gebruik van dit type luchtbevochtiger werd inmiddels afgeschaft.

In Nederland werden eerder ziekenhuisinfecties met L. pneumophila beschreven.3 Naar mijn weten werd niet eerder besmetting via een luchtbevochtiger gemeld.