Samenvatting
Doel
Onderzoeken wat de effectiviteit is van een programma dat gericht is op preventie van Legionella-pneumonie (LP).
Opzet
Observationeel onderzoek.
Methode
We evalueerden de effectiviteit van het huidige LP-preventieprogramma aan de hand van 2 uitkomstmaten, genotypische match en cluster, voor de periode 2002-2012. Als patiënten door een match of als onderdeel van een cluster gerelateerd waren aan een bron, was het aannemelijk dat preventie van LP werd behaald door het uitvoeren van beheersmaatregelen bij deze bron. Door vergelijking van genotypen kregen we indirect een indruk van de juistheid van bemonstering.
Resultaten
In 97 (7%) van de 1484 bemonsterde bronnen werd Legionella pneumophila serogroep 1 aangetoond. In totaal werd voor 41 van de 1991 LP-patiënten (2%) een waarschijnlijke bron gevonden, die met een match bevestigd werd. Bij meer dan de helft van deze patiënten was de bron een woon- of ziekenhuis. Van de 1991 LP-patiënten maakten 266 (13%) deel uit van een cluster. 2 genotypen van L. pneumophila serogroep 1, ST47 en ST62, kwamen voor bij 48% van de LP-patiënten, maar deze genotypen werden zelden aangetoond bij bronbemonstering (0,9%).
Conclusie
De huidige bronopsporing draagt niet optimaal bij aan preventie van LP, doordat aanwezigheid van L. pneumophila serogroep 1 niet vaak wordt aangetoond bij bronopsporing. Waarschijnlijk zijn andere dan de nu bekende bronnen betrokken bij transmissie van deze bacterie. Seriële besmetting via een gemeenschappelijke bron is een substantiële oorzaak van LP, wat het belang van clusterregistratie onderstreept. Het is belangrijk te achterhalen wat de nu nog onbekende alternatieve infectiebronnen zijn.
Reacties