Regionale verschillen in de frequentie van enkele veel voorkomende operaties, 1985

Onderzoek
J.P. Mackenbach
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:953-7
Abstract

Samenvatting

De frequentie van vijf veel voorkomende klinische operaties bleek in 1985 tussen Nederlandse provincies te verschillen. De variatie was het grootst voor (adeno)tonsillectomieën (de hoogste en laagste waarden verschillen een factor 2,6) en het kleinst voor hernia abdominalis-operaties (verschil een factor 1,1). Appendectomieën, cholecystectomieën en uterusextirpaties hadden een spreiding die tussen deze uitersten in ligt (verschillen een factor 1,4 à 1,6).

De achtergronden van deze verschillen zijn niet met zekerheid bekend, maar resultaten uit buitenlands onderzoek wettigen de veronderstelling dat hier sprake zou kunnen zijn van verschillen in indicatiestelling. Informatie aan de medische specialisten over interregionale verschillen in operatiefrequentie zou een belangrijke rol kunnen spelen bij het identificeren van terreinen waar consensusontwikkeling, resp. onderzoek dat nodig is voor het bereiken van consensus, gewenst is.

Auteursinformatie

Erasmus Universiteit, Instituut Maatschappelijke Gezondheidszorg, Postbus 1738, 3000 DR Rotterdam.

Dr.J.P.Mackenbach, sociaal-geneeskundige.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Nijmegen, mei 1990,

Collega Mackenbach geeft in zijn artikel onder andere een beschouwing over gegevens betreffende (adeno)tonsillectomieën ((A)TE's) in Nederland in 1985 (1990;953-7). Hij geeft aan dat zijn bron (Landelijke Medische Registratie) alleen gegevens verschaft over opgenomen patiënten.

Uit het onderzoek dat wij over 1986 hebben verricht over alle klinische, poliklinische en in dagbehandeling verrichte (adeno-) tonsillectomieën is echter gebleken dat slechts 24% van deze ingrepen volledig op klinische basis werd verricht (dagbehandeling uitgesloten).1 Dit was overigens in 1976 nog in 86% van de operaties het geval. In 1986 werden ruim 34.000 van deze ingrepen verricht op klinische basis of op basis van dagbehandeling terwijl iets minder dan 26.000 van deze ingrepen op poliklinische basis werden verricht. Gezien de geografische verschillen en de verschillen in aantallen ziekenhuizen waar (A)TE's werden uitgevoerd per provincie (bijv. 6 voor de provincie Groningen en 31 voor de provincies Noord- of Zuid-Holland) is het aannemelijk dat de verhouding klinisch vs. poliklinisch verrichte (A)TE's niet voor elke provincie gelijk is. Dat maakt dat de interpretatie van regionale verschillen voor (A)TE's in Nederland alleen op basis van het aantal klinisch verrichte operaties, plaatsvindt op basis van een vertekend beeld en dat deze gegevens daarom feitelijk niet interpreteerbaar zijn.

Als we de gegevens uit 1986 van ons onderzoek bezien, ontstaat er een heel ander plaatje (tabel).

In tegenstelling tot wat door Mackenbach is gesteld, wordt de hoogste frequentie van (A)TE's niet gevonden in Utrecht maar in de provincie Zeeland en komen de laagste frequenties in Limburg en Drenthe voor. Conclusies over de verhouding tussen klinisch en poliklinisch verrichte ingrepen per provincie zijn niet te geven, omdat de gegevens over dagbehandeling moeilijk op te sporen zijn.

De opmerking van collega Mackenbach dat er ook binnen een klein land als Nederland een grote spreiding in operaties voorkomt, mogelijk op basis van variaties in indicatiestelling, blijft echter, ook gezien de getallen uit ons onderzoek, wel gehandhaafd. Met de inhoud van de laatste alinea van zijn beschouwing ben ik het dan ook volledig eens.

J.T.A. Knape
Literatuur
  1. Knape JTA. Anesthesietechnieken voor adenotomie en (adeno)tonsillectomie bij kinderen onder 15 jaar in Nederland. [LITREF JAARGANG="1988" PAGINA="923-7"]Ned Tijdschr Geneeskd 1988; 132: 923-7.[/LITREF]

Rotterdam, mei 1990,

Collega Knape geeft een interessante aanvulling op de gegevens waarover ik beschikte bij het schrijven van mijn artikel over regionale verschillen in frequentie van enkele veel voorkomende operaties. In de Landelijke Medische Registratie worden, zoals in het artikel overigens expliciet werd vermeld, slechts de klinische (adeno)tonsillectomieën waargenomen. De vergelijking van de frequentie van klinische met die van alle (adeno)tonsillectomieën samen laat zien, dat het aandeel van de klinisch uitgevoerde ingrepen in het totaal aantal (adeno)tonsillectomieën tussen provincies waarschijnlijk sterk uiteenloopt. Ook deze vorm van variatie in het medisch handelen kan een goede aanleiding zijn te komen tot consensusontwikkeling, respectievelijk tot onderzoek dat voor het bereiken van consensus nodig is.

J.P. Mackenbach