Samenvatting
Doel
Inventariseren van frequentie en tijdstip van optreden van nabloedingen na (adeno)tonsillectomie die operatieve re-interventie noodzakelijk maken en formuleren van een advies over de postoperatieve observatieperiode.
Opzet
Retrospectief.
Methode
Van alle patiënten die een adenotomie (n = 3508) of een (adeno)tonsillectomie (n = 4909) hadden ondergaan in de jaren 1996-2002 in het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis te Amsterdam, werden gegevens verzameld over het optreden van een nabloeding waarvoor een operatieve exploratie was verricht. Van de 4909 patiënten die een (adeno)tonsillectomie hadden ondergaan, waren 2439 volgens de sludertechniek behandeld, in dagbehandeling; deze patiënten waren < 10 jaar. Bij 2470 patiënten was (adeno)tonsillectomie uitgevoerd volgens de klassieke dissectiemethode; zij waren ≥ 10 jaar en doorgaans na een klinische observatieperiode van 24 h ontslagen.
Resultaten
Bij geen van de 3508 patiënten na een adenotomie was een nabloeding geregistreerd, bij 12 (0,5) van de 2439 patiënten < 10 jaar na een tonsillectomie volgens de sludermethode en bij 43 (1,7) van de 2470 patiënten ≥ 10 jaar na een klassieke dissectie. Van de 43 nabloedingen na de klassieke dissectie waren 31 (75) ≤ 24 h postoperatief; 2 hiervan vonden plaats tussen 12 en 24 h postoperatief (2/2470; 0,08; 95-BI: 0,01-0,29).
Conclusie
Beperking van de postoperatieve observatieperiode van 24 naar 12 h zou gevolgen hebben voor 1 (95-BI: 0-3) per 1000 geopereerde patiënten. (Adeno)tonsillectomie in dagbehandeling bij patiënten ≥ 10 jaar lijkt verantwoord wat betreft het risico op nabloeding indien de ingreep in de ochtenduren wordt verricht en de patiënt wordt geobserveerd op een afdeling die tot in de avonduren open is.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:598-601
Reacties