Argumenten voor de invoering van de vernieuwde reanimatierichtlijnen in Nederland

Opinie
R.W. Koster
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1865-7
Abstract

Zie ook het artikel op bl. 1874.

Zoals bij alle wetenschap verbetert ook de kennis over reanimatie door evolutie, zelden door revolutie. De kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek over reanimatie is geleidelijk verbeterd en op vele plaatsen in de wereld is reanimatie onderwerp van studie. De mogelijkheid tot het uitvoeren van onderzoek bij reanimaties is echter zeer beperkt. De omstandigheden van een plotselinge circulatiestilstand buiten het ziekenhuis maken voor vele wetenschappelijke vragen een gerandomiseerd wetenschappelijk experiment moeilijk, zo niet onmogelijk. Dat geldt zeker voor vragen rond basale reanimatie, waarbij de leek-hulpverlener in de samenleving de eerste en belangrijkste uitvoerder is. Onderzoek met historische controlepersonen, mechanistische onderzoeken, dierexperimentele onderzoeken en modelonderzoeken nemen daarom noodzakelijkerwijs een grote plaats in. De veelheid van factoren die de uitkomst van een reanimatiepoging bepalen, maakt het bovendien moeilijk één daarvan geïsoleerd te onderzoeken bij echte reanimaties.

Toch is er behoefte aan richtlijnen die aangeven hoe een…

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Cardiologie, kamer F3-239, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Contact Hr.dr.R.W.Koster, cardioloog (r.w.koster@amc.uva.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

A.M.
van Dongen

Nieuwveen, september 2007,

Veel belangstelling had ik voor de artikelen van collega Koster (2007:1865-7) en collega Meertens et al. (2007:1874-7), omdat ik mij als huisarts en EHBO-docent al jaren verbaasd heb over het gemak waarmee veranderingen vrijwel kritiekloos geaccepteerd worden.

Net zo min als deze specialisten gemakkelijk prospectief bewijs kunnen aandragen voor verbeterde reanimatieresultaten buiten het ziekenhuis met nieuwe methoden kan ik mijn kritiek met bewijzen staven. Hopelijk berust die op enige logica en gezond verstand. Mijn opmerkingen betreffen niet de belangrijkste veranderingen zoals opgesomd door Meertens et al., maar andere handelingen. In de richtlijnen van de Nederlandse Reanimatie Raad (NRR) lijkt een cardiologische oorzaak centraal te staan, waarbij de blik al bij voorbaat gericht is op reanimatie.1 2 Men wil seconden tijdsverlies voorkomen. Maar bij bewusteloosheid, zelfs gecombineerd met een abnormale ademhaling, is lang niet altijd reanimatie vereist en kunnen te snelle handelingen ook nadelig zijn.

Bij onderzoek van het bewustzijn wordt geadviseerd: ‘Schud voorzichtig aan de schouders en vraag (hard): “Gaat alles goed met u?”’ Het schudden en het aanroepen worden dus gelijktijdig toegepast, waarschijnlijk omwille van eenvoud en snelheid. Waarom niet de logische volgorde: eerst aanroepen, en indien het slachtoffer niet reageert, daarna schudden? Overbodig schudden kan zo voorkomen worden, speciaal bij bewusteloosheid ten gevolge van een trauma, waarbij het risico bestaat van verergering van schedel-wervel-zenuwletsel.

Waarom is de pijnprikkel verlaten? Deze is doseerbaar, op diverse plaatsen mogelijk, in de medische praktijk gangbaar (glasgow-comaschaal) en het schudden bij traumapatiënten wordt vermeden.

Indien het slachtoffer niet reageert, wordt zonder voorafgaand onderzoek van de ademhaling direct naar de rug gedraaid. Er moet dus altijd gedraaid worden. Bij trauma is het volgens mij beter eerst te proberen de ademhaling te controleren, ook in buik- of zijligging.

Snelle mondinspectie als routinemaatregel tijdens de kinlift wordt niet meer geadviseerd. Bij voorbaat wordt ervan uitgegaan dat reanimatie nodig zal zijn en dat enkele seconden uitstel de overlevingskans verkleint.

Bij bewusteloosheid en niet normaal ademen wordt geadviseerd te reanimeren. ‘Niet normaal ademen’ is een discutabel begrip. Meertens et al. waarschuwen wel voor uitstel van reanimatie bij abnormaal ‘agonaal’ ademen bij een circulatiestilstand. Maar hoe denken zij over die drang om te reanimeren (zonder mondinspectie) bij een bewusteloze met blazende hoorbare ademhaling door een beroerte, of in geval van een flauwte bij een astmapatiënt?

Bij kinderen wordt geadviseerd te letten op tekenen van circulatie (hoesten, ademhalingsbewegingen, braken of kokhalzen). Waarom bij volwassenen niet?

Tenslotte mis ik ‘de snelle kantelmethode’ bij regurgitatie tijdens reanimatie (> 10% van de gevallen, 75% bij verdrinkingsgevallen).

A.M. van Dongen
Literatuur
  1. Nederlandse Reanimatie Raad. Richtlijnen reanimatie 2006 in Nederland. Den Haag: Rooduijn; 2006.

  2. European Resuscitation Council guidelines for resuscitation 2005. Resuscitation. 2005;67(Suppl 1):1-189.

Amsterdam, september 2007,

Collega Van Dongen zet vraagtekens bij een aantal onderdelen van de reanimatierichtlijnen 2006 en is niet overtuigd van de juistheid van diverse adviezen.

Het is niet mogelijk hier inhoudelijk op deze punten in te gaan. Ik wil slechts een algemene toelichting geven. Bij het maken van een keuze is als algemeen principe gehanteerd dat de richtlijn van toepassing is voor de meest voorkomende toestand. Indien niet sprake is van een trauma of verdrinking (in het algemeen een oorzaak van bewusteloosheid die niet is te miskennen), is het uitgangspunt dat sprake is van een circulatiestilstand, epidemiologisch veruit het meest voorkomende probleem.

De Nederlandse richtlijnen 2006 zijn een samenvatting op hoofdpunten van de richtlijnen die door de European Resuscitation Council zijn uitgebracht. Er zijn uitgebreide richtlijnen, onder andere die gelden voor asthma bronchiale of trauma;1 daarnaast is een uitvoerige wetenschappelijke onderbouwing als ‘Consensus on science’ gepubliceerd.2

R.W. Koster
Literatuur
  1. Proceedings of the 2005 International Consensus on Cardiopulmonary Resuscitation and Emergency Cardiovascular Care Science with Treatment Recommendations. Resuscitation. 2005;67:157-314.

  2. European Resuscitation Council guidelines for resuscitation 2005. Resuscitation. 2005;67(Suppl 1):1-189.