Samenvatting
Doel
Vergelijking van De anatomische les van dr. Nicolaes Tulp door Rembrandt (1632) en de bevindingen bij de dissectie van de onderarm van een kadaver.
Opzet
Beschrijvend.
Methode
De linker onderarm van een kadaver van een 41-jarige, blanke man werd ontleed, waarbij foto’s in verschillende stadia van de dissectie werden gemaakt. De anatomische structuren in het originele schilderij en gedurende de dissectie werden beschreven en vergeleken. Verschillende structuren werden verplaatst om de anatomische structuren zoals afgebeeld in het schilderij te reproduceren.
Resultaten
Dissectie toonde 4 anatomische verschillen in vergelijking met Rembrandts schilderij: (a) de spierbuik die is afgebeeld op de proximale en ulnaire zijde van de onderarm in het schilderij werd bij dissectie niet waargenomen; het doorsnijden van de insertie van de M. flexor carpi radialis en het verplaatsen van deze spier naar de locatie van de spierbuik bood de mogelijkheid om de M. flexor digitorum superficialis op te tillen en de spierbuik te reproduceren; (b) Tulp tilt op het schilderij alleen de M. flexor digitorum superficialis op, maar in het schilderij werd een vergroot spiervolume in de tang waargenomen in vergelijking met de dissectie; (c) er werd een positiewisseling vastgesteld van de spierbuiken naar de wijsvinger-pink en de ringvinger-middelvinger van de M. flexor digitorum superficialis; (d) de longitudinale, witte structuur aan de pinkzijde in het schilderij werd bij de dissectie niet waargenomen. Mogelijk gaat het om een anatomische variant van de N. ulnaris.
Conclusie
De anatomische kenmerken in het schilderij konden niet worden gereproduceerd door dissectie van een onderarm van een kadaver.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2756-65
(Geen onderwerp)
Den Haag, december 2006,
Het is een elegant idee geweest van collega IJpma et al. om het afgebeelde op Rembrandts schilderij te vergelijken met de rechtstreekse bevindingen die in mortu zijn gedaan en niet met de afbeeldingen in atlassen, die indirecte aanwijzingen opleveren (2006:2756-65). Het is natuurlijk wel de vraag of Rembrandt serieus geprobeerd heeft anatomische feiten weer te geven. De wijze waarop de aanwezige geneesheren zich rond het kadaver en de voorsnijder hebben gegroepeerd, wijst erop dat het de schilder te doen was om een groepsportret, niet om een getrouwe weergave van de werkelijkheid.
Wanneer wij de auteurs volgen in hun redenering, valt op dat zij geen rekening houden met de historische context. Ten eerste noem ik de spiermassa in regio 1. De auteurs hebben moeite om een spiermassa te vinden die qua volume te vergelijken valt met die op het doek. Volgens hen is de moderne M. palmaris longus een slanke spier met minder volume dan de op het doek afgebeelde spiermassa. Vervolgens concluderen zij ten aanzien van de spiermassa in regio 2 dat die de M. flexor digitorum superficialis moet zijn, doch met een vergroot spiervolume. De evolutionaire druk zal tussen 1632 en 2006 niet sterk genoeg zijn geweest om te kunnen leiden tot structurele veranderingen. Maar er heeft in die periode wel een ingrijpende culturele ontwikkeling plaatsgevonden. De mate waarin bewoners van West-Europa lichamelijke arbeid verrichten, is drastisch afgenomen. Een gemiddelde man zal dus in de huidige tijd een geringer spiervolume hebben dan een man uit de 17e eeuw. Ironisch genoeg beschrijven de auteurs dit fenomeen wel degelijk, echter zonder het te herkennen. Het schilderij immers toont volgens hen ‘een vergroot spiervolume’.
Ten derde doemt de mogelijkheid op dat de afgebeelde overledene tijdens zijn leven een amputatie van de rechter onderarm heeft ondergaan. Een relatieve hypertrofie van de armmusculatuur links ligt dan in de rede, waarmee het verschil tussen het afgebeelde op het schilderij en de eigentijdse bevindingen nog groter zou worden.
Het zou interessant zijn om het onderzoek te herhalen bij een kadaver uit de huidige tijd met stevig ontwikkelde musculatuur.
(Geen onderwerp)
Tijdens openbare anatomische lessen in de 17e eeuw werden gewoonlijk eerst de bederfelijke organen van de buik ontleed, vervolgens besproken en tenslotte verwijderd. De ledematen werden als laatste ontleed.1-3 In het schilderij van Rembrandt is merkwaardigerwijs de onderarm al ontleed, terwijl de rest van het lichaam nog intact is. Ons artikel besloten wij dan ook met de woorden: ‘Rembrandts schilderij lijkt in eerste instantie een realistische weergave van een anatomische les. Maar eigenlijk is De anatomische les van dr. Nicolaes Tulp eveneens een groepsportret aan de hand van een anatomische les en geen exacte weergave van Tulps anatomische les op 31 januari 1632’. Wij zijn het wat dit betreft dus ook eens met collega Jamin, maar de kunsthistorische en symbolische interpretatie van Rembrandts schilderij gaat veel verder dan alleen de interpretatie van een groepsportret.
Het feit dat Rembrandt niet de werkelijke situatie van een anatomische les weergaf, heeft verscheidene auteurs aangemoedigd naar een symbolische interpretatie van het schilderij te zoeken.1-3 Andreas Vesalius, de beroemde uit Brussel afkomstige medicus (1514-1564), heeft waarschijnlijk dr.Tulps pose beïnvloed, omdat hij zichzelf in zijn boek De humani corporis fabrica libri septum heeft laten afbeelden terwijl hij de buigspieren in de onderarm demonstreert (figuur 1).3 Vesalius ontketende een revolutie in de anatomische kennisverwerving door de theoretische benadering van zijn voorgangers achter zich te laten en de praktisch-functionele methode te propageren.3 Vesalius beschouwde de hand als de fysieke tegenhanger van de psyche en het belangrijkste instrument van de medicus, het ‘primarium medicinae instrumentum’. Het was het instrument om andere instrumenten mee te kunnen bedienen.2 Tulp kende de theorieën van Vesalius via zijn leermeester Pieter Pauw in Leiden, die ooit zelf een pupil van Vesalius is geweest.1 Tulp schreef in zijn eigen werk: ‘Anatomie is het oog van de geneeskunde en ontsluiert de waarheid’.2 De ontleding van de onderarm op Rembrandts schilderij maakt dr.Tulp tot de nieuwe Vesalius van zijn tijd, een Vesalius redivivus, en bevestigt een nieuw tijdperk van de praktische en functionele anatomie.1-3
Rembrandt verwerkt in zijn compositie de conventies van de historieschilderkunst in een groepsportret door op meesterlijke wijze met verschillende gezichtsuitdrukkingen en blikrichtingen van de chirurgijns de climax van Tulps betoog te benadrukken.1 2 De portretten van de chirurgijns op het schilderij vormen twee denkbeeldige driehoeken; een grote met daarin een kleinere. De chirurgijns in de binnenste driehoek volgen aandachtig de verrichtingen van Tulp. De andere chirurgijns kijken meer naar buiten. Bij de individuele chirurgijns zijn verschillende stadia van aandacht voor het betoog van Tulp te herkennen. Dit past bij wat in de historieschilderkunst (in Rembrandts tijd het hiërarchisch meest gewaardeerde genre van de schilderkunst) wordt verwacht, namelijk dat de schilder het belangrijkste moment in een verhaal en de verscheidene bijbehorende emoties weergeeft. De verschillende gemoedstoestanden van de chirurgijns zouden kunnen worden gerelateerd aan het betoog van Tulp, dat volgens deze hypothese een hoogtepunt heeft bereikt. Tulp ondersteunt de demonstatie van de functie van de buigpezen van de hand met een gebaar van zijn linker hand, wat dus niet louter een spreekgebaar zou zijn.1 2
Het in het voormalig anatomisch theater van het Amsterdamse Chirurgijnsgilde (St. Antoniswaag) aangebrachte gedicht van Caspar Barlaeus uit 1639, dat volgens Schupbach de opvattingen van de toenmalige praelector Tulp weerspiegelt, leert ons dat ontledingen op lichamen van ter dood veroordeelde misdadigers kennis over gezondheid en leven opleverden.1 2
(Geen onderwerp)
‘Kwaaddoeners, schadelijk aan het Menschelijk geslagt,
Verstrekken nog tot nut, als zij zijn omgebragt.
De Heelkonst zoekt, zelf uijt de dood, voordeeligheeden.
’t Spraakloos Geraamte leerd. Schoon de afgestorven leeden
Ons raaden, dat men moet ontvlieden zulk een schand,
Hoofd, brijn, tong, hart, long, nier, gebeente, vinger, hand,
’t Kan al de leevende tot onderwijs verstrekken.
Toehoorder leer hier uijt u eigen zelf ontdekken,
En wijl ge op alles neemd uwe acht, houw voor gewis
Dat in ’t geringste deel Gods kragt verborgen is.’
(Geen onderwerp)
Groningen, januari 2007,
De chirurgijn die op Rembrandts schilderij boven de groep uittorent, kijkt ons aan, wijst naar het lijk en confronteert ons met de vergankelijkheid van het bestaan. De ontleding van de onderarm in het ontzielde lichaam van een zondaar demonstreert dan ook de kennis over gezondheid en leven en de vergankelijkheid van het bestaan.1 2
Jamin beweert dat wij in onze studie geen rekening houden met de historische context. Volgens hem verrichten de bewoners van West-Europa tegenwoordig in veel mindere mate lichamelijke arbeid dan in de 17e eeuw, waardoor de spiermassa in de arm dan ook over het algemeen minder zal zijn. Wij zijn het met Jamin eens dat dit een van de mogelijke verklaringen zou kunnen zijn voor het verschil in spiervolume tussen de in het schilderij afgebeelde en de door ons ontlede arm. Daarnaast is er volgens hem ook de mogelijkheid dat de afgebeelde overledene tijdens zijn leven een amputatie van de rechter onderarm heeft ondergaan. Hierdoor zou volgens hem een relatieve hypertrofie van de musculatuur in de linker arm in de rede liggen, waarmee het verschil tussen het afgebeelde op het schilderij en de eigentijdse bevindingen nog groter zou zijn. Röntgenonderzoek van het schilderij toont aan dat Rembrandt aanvankelijk de rechter arm heeft afgebeeld als een amputatiestomp (figuur 2).1 Pas later heeft hij daar een hand overheen geschilderd (figuur 3).1 Het ontbreken van de hand kan betekenen dat Rembrandt het lijk zonder hand met eigen ogen heeft gezien. In de 17e eeuw werd de uitvoering van de doodstraf soms voorafgegaan door het afhakken van een of meerdere ledematen.1 In navolging van Jamins speculatie zou men tevens kunnen stellen dat een eventuele amputatie van de rechter hand niet lang vóór de executie van Aris ’t Kint heeft plaatsgevonden gezien de zichtbare spiermassa’s van zijn rechter boven- en onderarm. Van relatieve spierhypertrofie in de linker arm zou dan helemaal geen sprake zijn. Er zijn echter meer verklaringen te vinden voor het verschil in spiervolume; zo zou het, zoals reeds eerder is aangegeven, de schilder meer te doen kunnen zijn geweest om een groepsportret dan om een precieze weergave van de anatomische verhoudingen. Bovendien bestaan er, vanzelfsprekend, ook individuele verschillen in spiermassa.4 Wij hopen dat Jamin zelf het initiatief neemt tot het door hem voorgestelde vervolgonderzoek om de dissectie te herhalen bij een kadaver met stevig ontwikkelde musculatuur, en uiteraard zijn wij erg benieuwd naar zijn bevindingen.
[N.E.Middelkoop, conservator schilderijen, tekeningen en prenten van het Amsterdams Historisch Museum, leverde suggesties en correcties met betrekking tot de kunsthistorische aspecten van dit antwoord.]
Middelkoop N, Noble P, Wadum J, Broos B. Rembrandt onder het mes. De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp ontleed. Amsterdam: Six Art Promotion; 1998.
Schupbach W. The paradox of Rembrandt’s ‘Anatomy of Dr. Tulp’. Med Hist Suppl. 1982;(2):1-110.
Heckscher WS. Rembrandt’s Anatomy of Dr. Nicolaes Tulp: an iconological study. New York: New York University Press; 1958.
IJpma FF, Graaf RC van de, Nicolai JP, Meek MF. The anatomy lesson of Dr. Nicolaes Tulp by Rembrandt (1632): a comparison of the painting with a dissected left forearm of a Dutch male cadaver. J Hand Surg [Am]. 2006;31:882-91.