Zie ook het artikel op bl. 1768.
Het gaat de farmaceutische industrie er niet om meer inzicht te krijgen in ziekten en genezing of in de verbetering daarvan. Zij wil medicijnen verkopen en liefst zoveel mogelijk.1 Daarom worden medicijnen ontwikkeld voor ziekten die veel vóórkomen en niet voor zeldzame, hoewel deze soms ernstig zijn. Telkens wordt getracht de grens tussen ziek en gezond te verleggen, zodat steeds meer mensen voor behandeling in aanmerking komen, zoals is gebeurd bij antidepressiva en maagzuurremmers. Op deze wijze ontstaat een uitgebreide medicalisering van de samenleving.
De farmaceutische industrie sponsort onderzoek niet om wetenschappelijk interessante of medisch relevante veronderstellingen te toetsen, maar om middelen geregistreerd te krijgen. Zij is alleen maar in één uitslag geïnteresseerd: een verschil dat uitgelegd zou kunnen worden als bewijs voor de werkzaamheid van de behandeling: iedere p 2
Het niet door de industrie gesponsorde onderzoek in de geneeskunde…
(Geen onderwerp)
Deurne, augustus 2006,
Terecht stelt collega Vermeulen (2006:1769) dat de farmaceutische industrie onderzoek sponsort om middelen geregistreerd te krijgen en daarvoor vooral geïnteresseerd is in placebogecontroleerd onderzoek dat statistische significantie kan aantonen. Maar evenzeer sponsort de industrie onderzoek om de resultaten te kunnen gebruiken als marketinginstrument.1 Twee systematische reviews die gesponsord onderzoek vergeleken met onafhankelijk onderzoek toonden aan dat er bij gesponsord onderzoek een systematische vertekening plaats had van de resultaten.2 3 Onderzoeken gefinancierd door farmaceutische bedrijven hadden 4 keer meer kans om voor de sponsors gunstige uitkomsten te geven dan studies die gefinancierd werden door onafhankelijke bronnen. Daarbij was niet zozeer de kwaliteit van de studie oorzaak van vertekening, maar de onderzoeksopzet. Bij studies waarin een vergelijking werd gemaakt met bestaande geneesmiddelen, werd het geneesmiddel van de sponsors in hogere gelijkwaardige doses toegediend dan het geneesmiddel in de controlegroep. Of omgekeerd, als de studie de nevenwerkingen van een geneesmiddel in kaart moest brengen, diende men het geneesmiddel in de controlegroep in hogere doses toe dan in de interventiegroep waaraan het medicijn van de sponsors werd gegeven. Zo werd in studies waarbij atypische en klassieke antipsychotica werden vergeleken, vaak haloperidol in vrij hoge doses gebruikt (bijvoorbeeld meer dan 12 mg per dag) vergeleken met de dosis van het atypisch antipsychoticum, waardoor met haloperidol de incidentie van ongewenste effecten (in het bijzonder extrapiramidale ongewenste effecten) hoog was.4 Tenslotte is er ook het probleem van publicatiebias bij gesponsorde studies.5 Firma’s proberen tegenvallende studieresultaten weg te moffelen of niet te publiceren.
Angell M. Is academic medicine for sale? N Engl J Med. 2000;342:1516-8.
Lexchin J, Bero LA, Djulbegovic B, Clark O. Pharmaceutical industry sponsorship and research outcome and quality: systematic review. BMJ. 2003;326:1167-70.
Bekelman JE, Li Y, Gross CP. Scope and impact of financial conflicts of interest in biomedical research: a systematic review. JAMA. 2003;289:454-65.
Klassieke versus atypische antipsychotica in de behandeling van schizofrenie. Folia Pharmacotherapeutica. 2006;2:10-4.
Melander H, Ahlqvist-Rastad J, Meijer G, Beermann B. Evidence b(i)ased medicine – selective reporting from studies sponsored by pharmaceutical industry: review of studies in new drug applications. BMJ. 2003;326:1171-3.
(Geen onderwerp)
Utrecht, september 2006,
Collega Van Duppen haakt in op een bekende discussie, die al enkele jaren gaande is over klinisch onderzoek en de farmaceutische industrie. Hoewel het door mij geschreven betoog gaat over met name de samenwerking tussen academie en industrie in het preklinische onderzoek en zeer-vroegefaseonderzoek, wil ik graag reageren. Het door Van Duppen aangehaalde stuk van Angell dateert uit 2000 en er heeft toen een uitgebreide discussie plaatsgevonden in het jubileumnummer van het Geneesmiddelenbulletin.1 Op het punt van de met placebo vergelijkende studies, heb ik toen ook al aangehaald dat Angell uit de VS komt en dat de Food and Drug Administration (FDA) daar onderzoek met placebo eist. In Europa ligt de situatie heel anders en al jaren is daar vergelijkend onderzoek nodig, in elk geval om de betalers (overheid of verzekeraars) het nieuwe middel te laten vergoeden. Dit laatste is essentieel voor de succesvolle introductie van een nieuw middel.
Over de andere aangevoerde zaken, die met het betrouwbaar uitvoeren van klinisch onderzoek te maken hebben, wil ik graag stellen dat bias in een protocol, die een van de middelen in een vergelijking een voorsprong zou geven, niet te tolereren is. Ik ga ervan uit dat in het huidige systeem in Nederland (en niet alleen hier) medisch-ethische commissies dit soort zaken onderscheppen en keihard aanpakken. Bovendien moeten de redacties van tijdschriften dit soort zaken doorzien in hun reviewproces en niet tot publicatie overgaan. Over het ‘wegmoffelen’ van tegenvallende resultaten zijn wij het eens, dat kan niet. Door steeds meer transparantie wordt daar aandacht aan besteed (GlaxoSmithKline zet bijvoorbeeld al zijn studies op internet in het Clinical Trial Register: http://ctr.gsk.co.uk); bovendien hoort publicatierecht in een studiecontract te worden gegarandeerd. Persoonlijk denk ik dat deze discussie belangrijk is. Om deze goed te blijven voeren is het echter wel noodzakelijk dat kritische partijen ook aandacht schenken aan veranderingen ten goede, die zeker de laatste jaren hebben plaatsgevonden. Tenslotte is het naar mijn mening zo dat een opbouwende dialoog tot veel meer positieve resultaten leidt.
Raaijmakers JAM. Aan wie is de farmaceutische industrie verantwoording verschuldigd? Geneesmiddelenbulletin. 2001;35:17-9.