De Gezondheidsraad heeft in 2001 gesteld dat pneumokokkenvaccinatie van groot belang is voor de volksgezondheid, en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geadviseerd vaccinatie tegen pneumokokken op de leeftijd van 2, 3 en 4 maanden in te voeren zodra gecombineerde toediening van difterie-kinkhoest-tetanus-poliomyelitis(DKTP)- en Haemophilus influenzae-type-b(Hib)-vaccin ingevoerd zou zijn en er daarmee ruimte was voor een nieuw vaccin in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP).1 Per 1 maart 2003 is het DKTP-Hib-cocktailvaccin ingevoerd en er is dus ruimte voor opname van pneumokokkenvaccin in het RVP.
Volgens de minister is het vaccineren van jonge kinderen tegen pneumokokken vooralsnog te duur.2 Het pneumokokkenvaccin is daarom niet opgenomen in het RVP.
De vraag is of, gegeven het advies van de Gezondheidsraad, de overheid, de artsen en de verpleegkundigen die het RVP uitvoeren een taak hebben om ouders te informeren over de beschikbaarheid van een effectief, veilig en zinvol vaccin dat niet in…
(Geen onderwerp)
Amsterdam, juli 2005,
Beaujean et al. (2005:909-11) stellen de vraag of, gegeven het advies van de Gezondheidsraad, de overheid, de artsen en de verpleegkundigen die het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) uitvoeren, een taak hebben om ouders te informeren over de beschikbaarheid van een effectief, veilig en zinvol pneumokokkenconjugaatvaccin dat niet in het RVP is opgenomen.1 De auteurs bepleiten terecht in het artikel dat er via de consultatiebureauartsen informatie beschikbaar moet komen over de beschikbaarheid van dit vaccin.
Het dilemma dat is geschetst beperkt zich niet alleen tot de uitvoerders van het RVP. Ook kinderartsen en kinderneurologen worden regelmatig met dit dilemma geconfronteerd. Het fatale beloop van een pneumokokkenmeningitis bedraagt 15 tot 20%, en deze leidt daarnaast bij overlevenden tot ernstige restverschijnselen.2 Invoering van het vaccin in het RVP betekent dat ongeveer 50% van de meningitiden voorkomen kan worden. Echter, ook hier speelt de vraag welke rol de medisch specialist moet gaan vervullen ten opzichte van ouders die een invasieve pneumokokkeninfectie hebben meegemaakt. Moet de medisch specialist een actieve rol spelen en de ouders informeren over de mogelijkheden van dit vaccin of juist een passieve rol en een en ander overlaten aan de uitvoerders van het RVP, de consultatiebureauartsen? Dit laatste wordt steeds moeilijker, doordat verschillende organisaties, waaronder de Nederlandse Meningitis Stichting (www.meningitis-stichting.nl), de bevolking op de hoogte brengen van de nieuwe vaccinontwikkelingen.
Een oplossing is wellicht snelle invoering in het RVP. De minister heeft in 2004 een aantal kritische debatten met verschillende fracties gevoerd over het tijdstip waarop het pneumokokkenvaccin zou worden ingevoerd in het RVP. Hij heeft naar aanleiding hiervan toegezegd dat het vaccin begin 2006 in het RVP zou moeten zijn opgenomen.3 Op dit moment voert hij onderhandelingen met de farmaceutische industrie, waarbij een belangrijk punt de kosten vormen, die voorheen te hoog waren voor implementatie. Wij hopen dat de minister zijn woord houdt en inderdaad op zeer korte termijn tot een positief besluit over implementatie in het RVP komt. Indien het pneumokokkenconjugaatvaccin aan het RVP wordt toegevoegd, is het van groot belang om goede voorlichting aan ouders te geven over het vaccin, zodat er een optimale acceptatie kan plaatshebben van de invoering van een nieuw vaccin in het RVP.4
Algemene vaccinatie tegen meningokokken C en pneumokokken. Publicatienr 2001/27. Den Haag: Gezondheidsraad; 2001.
Netherlands Reference Laboratory for Bacterial Meningitis. Bacterial meningitis in the Netherlands. Annual report 2003. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam; 2004.
Tweede kamer. 3 juni 2004. 80e vergadering. TK 80/5153-58.
Rümke HC, Visser HKA. Vaccinaties op de kinderleeftijd anno 2004. I. Effectiviteit en acceptatie van het Rijksvaccinatieprogramma. [LITREF JAARGANG="2004" PAGINA="356-63"]Ned Tijdschr Geneeskd 2004;148:356-63.[/LITREF]