Twee pneumokokkenvaccins: voor kinderen tot 5 jaar het 7-valente conjugaatvaccin (Prevenar) en voor ouderen en specifieke risicogroepen het 23-valente polysacharidevaccin (Pneumo 23)

S.C. de Greeff
E.A.M. Sanders
H.E. de Melker
A. van der Ende
P.E. Vermeer
L.M. Schouls
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1454-7
Abstract

Samenvatting

- Invasieve pneumokokkenziekte leidt tot ernstige ziektebeelden met, ondanks de beschikbaarheid van antibiotica en de zorg op intensivecareafdelingen, een grote morbiditeit en mortaliteit. Op dit moment zijn er twee vaccins in Nederland geregistreerd die bescherming bieden tegen invasieve pneumokokkenziekte: het 7-valente conjugaatvaccin en het 23-valente polysacharidevaccin.

- Uit patiëntenvoorbeelden en het geneesmiddelengebruik zoals dat wordt geregistreerd door de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) blijkt dat huisartsen en apothekers niet altijd goed op de hoogte zijn van de juiste toepassing van beide vaccins.

- Huisartsen dienen voor pneumokokkenvaccinatie van kinderen in de leeftijdscategorie van 0-5 jaar alleen het geconjugeerde pneumokokkenvaccin voor te schrijven. Het niet-geconjugeerde polysacharidevaccin is vooral bedoeld voor ouderen en specifieke risicogroepen. Apothekers dienen erop toe te zien dat de pneumokokkenvaccins die zij op recept verstrekken afgestemd zijn op de leeftijd van de individuen die de vaccins gaan gebruiken.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1454-7

Auteursinformatie

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Centrum voor Infectieziektebestrijding, Postbak 75, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven.

Afd. Epidemiologie en Surveillance: mw.ir.S.C.de Greeff en mw.dr.H.E.de Melker, epidemiologen; mw.P.E.Vermeer, jeugdarts en epidemioloog.

Laboratorium voor Infectieziekten en Screening: hr.dr.L.M.Schouls, bacterioloog.

Universitair Medisch Centrum Utrecht, locatie Wilhelmina Kinderziekenhuis, afd. Immunologie, Utrecht.

Mw.prof.dr.E.A.M.Sanders, kinderarts-immunoloog.

Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, Nederlands Referentielaboratorium voor Bacteriële Meningitis, Amsterdam.

Mw.dr.A.van der Ende, biochemicus.

Contact mw.ir.S.C.de Greeff (sabine.de.greeff@rivm.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

S.
van der Harst

Den Haag, juni 2007,

Collega De Greeff et al. schrijven over het verschil tussen de beide pneumokokkenvaccins (2007:1454-7). Echter, hun informatie komt wel laat. De verschillen zijn reeds in 2006 belicht in het blad Vaste Prik (toen nog van het Nederlands Vaccin Instituut). Het probleem van de extra pneumokokkenvaccinaties heeft met name in 2006 gespeeld. De geschetste situatie van de zuigeling die ten onrechte Pneumo 23 kreeg toegediend, is inderdaad geen uitzondering. Ook in mijn werk op het consultatiebureau in Den Haag ben ik, als jeugdarts en stafarts, deze problemen bij herhaling tegengekomen. Daarbij zijn het kind en de ouders de dupe. Ouders zijn onnodig op kosten gejaagd, immers, de vaccinatie moet uit eigen zak betaald worden. Zij wanen hun kind beschermd en als duidelijk wordt dat het verkeerde vaccin is gebruikt, zijn er opnieuw kosten en moet het kind opnieuw gevaccineerd worden. Daarbij dient er ook nog op gelet te worden dat de vaccinaties niet interfereren met die van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP).

Het valt huisartsen nauwelijks te verwijten dat zij fouten maken, immers, sinds enige jaren mogen zij zich niet meer bemoeien met het RVP. De jeugdgezondheidszorg krijgt bij wijzigingen in het RVP voortdurend rechtstreeks informatie van de entadministratie en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Wanneer een kind echter net buiten het RVP-traject valt, is er geen taak meer voor de jeugdarts weggelegd en moeten ouders met hun vragen naar de huisarts verwezen worden. Juist deze kunstmatige scheiding vraagt om problemen en kost zowel de huisarts als de jeugdarts veel extra tijd, want beiden worden geraadpleegd door de ouders en vaak gaat de huisarts vervolgens weer bij de jeugdarts te rade. De problemen rond de pneumokokkenvaccinatie maakt de rol van het RVP en de artsen niet plausibeler. Bij invoering van nieuwe vaccinaties, waarbij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport nadrukkelijk niet kiest voor een inhaalactie, zal zich deze problematiek steeds voordoen.

Ik zou er dan ook voor willen pleiten om bij nieuwe vaccinaties de jeugdgezondheidszorg in staat te stellen inhaalvaccinaties te geven en de bijbehorende recepten uit te schrijven. Immers, de jeugdgezondheidszorg is dé specialist voor de vaccinaties van de jeugd. Het voordeel hiervan is dat huisartsen niet belast worden met preventieve vaccinaties die zij normaal ook niet verstrekken en waarvan zij dus ook niet volledig op de hoogte zijn. Daarnaast worden de vaccinatie-intervallen dan door één instantie, namelijk de jeugdgezondheidszorg, in de gaten gehouden. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan zullen het RIVM en de entadministratie ervoor moeten zorgen dat de huisartsen tenminste even goed als de jeugdgezondheidszorg worden voorgelicht over de veranderingen rond de vaccinaties.

S. van der Harst

Bilthoven, juli 2007,

Ook collega Van der Harst is bekend met kinderen die ten onrechte met het polysacharidepneumokokkenvaccin (Pneumo 23) in plaats van het geconjugeerde vaccin (Prevenar) zijn gevaccineerd. Vóór de invoering van geconjugeerd pneumokokkenvaccin in het RVP is aandacht besteed aan pneumokokkenvaccinatie en verschillen tussen beide vaccins (http://nhg.artsennet.nl/content/resources//AMGATE_6059_104_TICH_R165915…).1-4 Ondanks deze informatie blijken huisartsen en apothekers soms onvoldoende kennis te hebben van deze verschillen. Het is primair de verantwoordelijkheid van de beroepsgroep om zich op de hoogte te stellen van nieuwe ontwikkelingen. Net als Van der Harst achten wij goede informatie aan zowel huisartsen als uitvoerders van het RVP van groot belang. Wanneer een individu voor vaccinatie buiten het kader van het RVP kiest, wordt voor advisering verwezen naar de huisarts. Het gaat hier immers om een inschatting van een individueel risico in tegenstelling tot wat gezien wordt bij vaccinatie via een landelijk preventieprogramma. Individuele patiëntenzorg, ook preventieve, is het domein van de huisarts en niet van de professioneel deskundige uitvoerders van het RVP. Voor de toekomst is het zinvol de discussie aan te gaan over de rol van de jeugdgezondheidszorg hierin.

In de komende jaren zullen mogelijk meer nieuwe vaccinaties aan het RVP toegevoegd worden.5 De discussie die Van der Harst aanzwengelt – het verstrekken van informatie over vaccinaties die (nog) niet in het RVP zijn opgenomen ook aan beroepsgroepen die buiten de RVP-organisatie vallen – zal verder worden opgepakt door het Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM.

S. de Greeff
M. Conyn
Literatuur
  1. Vaccinatie van zuigelingen tegen pneumokokkeninfecties. Publicatienr 2005/13. Den Haag: Gezondheidsraad; 2005.

  2. Vaccinatie tegen pneumokokken. Vaste Prik. 2006;13:10-1.

  3. Melker HE de, Greeff SC de, Hof S van den, Spanjaard L. Vaccinatie van kinderen tegen meningokokken, pneumokokken en Haemophilus influenzae type b. Huidige stand van zaken en toekomstige ontwikkelingen. Bijblijven. 2003;19(10).

  4. Kullberg BJ. Gezondheidsraadsadvies ‘Vaccinatie tegen pneumokokken bij ouderen en riscogroepen’. [LITREF JAARGANG="2004" PAGINA="871-4"]Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:871-4[/LITREF].

  5. De toekomst van het Rijksvaccinatieprogramma: naar een programma voor alle leeftijden. Publicatienr 2007/02. Den Haag: Gezondheidsraad; 2007.

Rotterdam, september 2007,

Hoewel wij het betoog van collega De Greeff et al. over correcte toepassing van de vaccins onderschrijven, waren wij wel verbaasd over hun voorstel om het polysacharidevaccin voor kinderen < 5 jaar volledig te schrappen zonder een degelijke onderbouwing vanuit de literatuur (2007:1454-7).

Evenals in de Verenigde Staten1 en het Verenigd Koninkrijk (www.dh.gov.uk/en/Policyandguidance/Healthandsocialcaretopics/Greenbook/…) wordt in Nederland geadviseerd om kinderen met een verhoogd risico op invasieve pneumokokkenziekte te vaccineren.2

Tot de leeftijd van 2 jaar wordt daarbij gebruikgemaakt van een 7-valent pneumokokkenconjugaatvaccin (7-PCV) (Prevenar), in verband met het onvermogen van jonge kinderen om antistoffen te maken tegen polysacharideantigenen. Dit 7-PCV biedt ongeveer 60&percnt; bescherming tegen invasieve pneumokokkenziekte. Vanaf het 2e levensjaar wordt een 23-valent pneumokokkenpolysacharidevaccin (23-PPV) (Pneumovax of Pneumo 23) aanbevolen, dat een breder palet aan serotypen omvat dan 7-PCV. 23-PPV dient elke 5 jaar opnieuw te worden gegeven, aangezien polysacharideantigenen niet of nauwelijks immunologisch geheugen induceren.

De Greeff et al. twijfelen aan de immunogeniteit van het polysacharidevaccin in de leeftijdscategorie 2-5 jaar zonder aan te geven waarop deze twijfel berust. Hoewel literatuur over beschermende antistoffen in de leeftijdscategorie 2-5 jaar schaars is, steunen de beschikbare gegevens deze twijfel niet. Uitgaande van een beschermende titer van 0,35 μg/ml,3 worden in een studie van Blum et al. beschermende antistofresponsen gemeten op 23-PPV bij gezonde peuters. 4 Ook Rose et al. tonen beschermende antistofspiegels op 23-PPV bij 2-5 jaar oude kinderen met astmatische klachten.5

Een tweede argument om kinderen tussen 2-5 jaar te vaccineren met 23-PPV is dat de serotypen die invasieve pneumokokkenziekte teweegbrengen met de leeftijd verschuiven en de dekking door 7-PCV in de leeftijdscategorie 2-5 jaar afneemt.6

Helaas is er tot op heden geen vaccin of een vaccincombinatie beschikbaar die het risico op invasieve pneumokokkenziekten tot vrijwel nul reduceert. Het niet voorschrijven van 23-PPV in de leeftijdscategorie 2-5 jaar doet echter geen recht aan het streven naar maximale bescherming van kinderen met een verhoogd risico.

Op basis van beschikbare literatuur zouden wij het huidige beleid willen handhaven: kinderen met een verhoogd risico op invasieve pneumokokkenziekte dienen te worden gevaccineerd met een 23-PPV vanaf de leeftijd van 2 jaar, ook indien zij al gevaccineerd zijn met 7-PCV.

N.G. Hartwig
H.C. Rümke
Literatuur
  1. Advisory Committee on Immunization Practices. Preventing pneumococcal disease among infants and young children. MMWR Recomm Rep. 2000;49:1-35.

  2. Vaccinatie tegen pneumokokken bij ouderen en risicogroepen. Publicatienr 2003/10. Den Haag: Gezondheidsraad; 2003.

  3. Siber GR, Chang I, Baker S, Fernsten P, O’Brien KL, Santosham M, et al. Estimating the protective concentration of anti-pneumococcal capsular polysaccharide antibodies. Vaccine. 2007;25:3816-26.

  4. Blum MD, Dagan R, Mendelman PM, Pinsk V, Giordani M, Li S, et al. A comparison of multiple regimens of pneumococcal polysaccharide-meningococcal outer membrane protein complex conjugate vaccine and pneumococcal polysaccharide vaccine in toddlers. Vaccine. 2000;18:2359-67.

  5. Rose MA, Schubert R, Kujumdshiev S, Kitz R, Zielen S. Immunoglobulins and immunogenicity of pneumococcal vaccination in preschool asthma. Int J Clin Pract. 2006;60:1425-31.

  6. Hausdorff WP, Feikin DR, Klugman KP. Epidemiological differences among pneumococcal serotypes. Lancet Infect Dis. 2005;5:83-93.

S.C.
de Greeff

Bilthoven, september 2007,

Uit de reactie van collega’s Hartwig en Rümke blijkt dat wij wellicht onvoldoende hebben aangegeven wanneer het om algemene pneumokokkenvaccinatie voor kinderen gaat, al dan niet in het kader van het Rijksvaccinatieprogramma, of om pneumokokkenvaccinatie voor kinderen met een verhoogd risico op invasieve pneumokokkeninfecties. Het was niet onze intentie een ander vaccinatiebeleid voor te stellen voor kinderen met een verhoogd risico op invasieve pneumokokkenziekte. Alle kinderen onder de 2 jaar, inclusief die met een verhoogd risico, dienen de bij de leeftijd passende vaccinatieserie te krijgen met 7-PCV (Prevenar). Het conjugaatvaccin vervangt echter niet het veel breder dekkende 23-PPV bij kinderen vanaf 24 maanden met een verhoogd risico op invasieve infecties door Streptococcus pneumoniae (zoals bij asplenie, immuungecompromitteerdheid en de ziekte van Hodgkin). Na vaccinatie met Prevenar dient een kind met verhoogd risico zodra het 2 jaar of ouder is, bovendien te worden gevaccineerd met 23-PPV. Daarbij dient het interval tussen de laatste toediening van 7-PCV en 23-PPV tenminste 8 weken te bedragen. Overigens wordt voor een optimale bescherming voor alle personen met een verhoogd risico op invasieve pneumokokkeninfecties en ouder dan 2 jaar, aanbevolen om eerst met Prevenar te vaccineren en vervolgens met 23-PPV.

Echter, kinderen jonger dan 5 jaar, zonder verhoogd risico, die buiten het kader van het Rijksvaccinatieprogramma op verzoek van de ouders pneumokokkenvaccinatie krijgen, dienen alleen gevaccineerd te worden met 7-PCV.

S.C. de Greeff
E.A.M. Sanders
H.E. de Melker
A. van der Ende
P.E. Vermeer
L.M. Schouls