Traanwegsondage bij jonge kinderen met een aangeboren traanwegobstructie in het Universitair Medisch Centrum Utrecht: doorgaans een effectieve behandeling

Onderzoek
M.E.J. van Velthoven
D. Wittebol-Post
T.T.J.M. Berendschot
M.P. Mourits
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147:764-8
Abstract

Samenvatting

Doel

Nagaan van de resultaten van traanwegsondage bij jonge kinderen met epiphora, als gevolg van een aangeboren traanwegobstructie.

Opzet

Retrospectief, beschrijvend.

Methode

Uit statussen werden gegevens verzameld over de uitkomst van traanwegsondages die waren verricht bij kinderen (0-48 maanden) met epiphora, in de periode 1 januari 1997-31 december 2001, in het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Berekend werden de percentages ogen waarvan 3 maanden na de laatste sondage de verschijnselen volledig verdwenen waren.

Resultaten

Er hadden 89 kinderen traanwegsondage ondergaan; 7 werden geëxcludeerd en van 3 (6 ogen) waren de gegevens niet te achterhalen. Bij 96 van de resterende 116 ogen (83) waren de verschijnselen verdwenen: in de leeftijdsgroep van 0-12 maanden (n = 25) in 96, bij 13-24 maanden (n = 55) in 85, bij 25-36 maanden (n = 22) in 77 en bij 37-48 maanden (n = 14) in 57. Complicaties van sondage hadden zich niet voorgedaan.

Conclusie

Bij de meeste kinderen in de verschillende leeftijdsgroepen waren de klachten van epiphora verdwenen. Kinderen hoeven dus niet in het eerste levensjaar sondage te ondergaan uit angst dat de ingreep op oudere leeftijd niet meer lukt. Of sondage de ‘ziekteduur’ van epiphora verkort, kan op grond van deze studie en de literatuur niet worden vastgesteld.

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum Utrecht, divisie Hoofd-Hals, afd. Oogheelkunde, Postbus 85.500, 3508 GA Utrecht.

Mw.M.E.J.van Velthoven, arts-onderzoeker (thans: Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Oogheelkunde, Amsterdam); mw.dr.D.Wittebol-Post en dr.M.P.Mourits, oogartsen; dr.T.T.J.M.Berendschot, fysicus.

Contact dr.M.P.Mourits (m.p.mourits@oogh.azu.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, april 2003,

In het artikel van Van Velthoven et al. wordt een aantal aanbevelingen gedaan over pasgeborenen met ‘vieze, tranende ogen’ (2003:764-8).

Het artikel bespreekt operatieve (traanwegsondage) en conservatieve behandeling (schoonmaken van de ogen, masseren van de traanweg en eventueel toedienen van oogdruppels) en pleit voor conservatieve therapie, in ieder geval gedurende de eerste 3 maanden. Nergens wordt gesproken over de mogelijkheid van verticale transmissie van een seksueel overdraagbare aandoening.

In Amsterdam werd onder jongere Surinaamse en Antilliaanse vrouwen een hoog percentage asymptomatische Chlamydia-infecties vastgesteld, te weten 5,2% bij de systematische screening en 22,2% bij de opportunistische screening.1 2 Als huisarts in een gezondheidscentrum in een multiculturele wijk in Amsterdam met een toename van Chlamydia- en gonorroe-infecties,3 doe ik de laatste tijd bij persisterende oogafscheiding bij pasgeborenen nog wel eens een Chlamydia-test. Die valt – niet geheel onverwacht – soms positief uit. Adviezen over ooghygiëne en traanzakmassage moeten in dat geval worden aangepast.

Van belang is te weten dat Chlamydia-conjunctivitis bij pasgeborenen niet goed reageert op oogdruppels en systemisch moet worden behandeld. En niet onbelangrijk: dat moeder en haar partner(s) ook behandeld dienen te worden.

J. van Bergen
Literatuur
  1. Valkengoed IGM van, Boeke AJP, Brule AJC van den, Morré SA, Dekker JH, Meijer CJCM, et al. Systematische opsporing van infecties met Chlamydia trachomatis bij mannen en vrouwen zonder klachten in de huisartspraktijk met behulp van per post verstuurde urinemonsters. [LITREF JAARGANG="1999" PAGINA="672-6"]Ned Tijdschr Geneeskd 1999;143:672-6.[/LITREF]

  2. Hoek JAR van den, Mulder-Folkerts DKF, Coutinho RA, Dukers NHTM, Buimer M, Doornum GJJ van. Opportunistische screening op genitale infecties met Chlamydia trachomatis onder de seksueel actieve bevolking van Amsterdam. I. Meer dan 90% deelname en bijna 5% prevalentie. [LITREF JAARGANG="1999" PAGINA="668-72"]Ned Tijdschr Geneeskd 1999;143:668-72.[/LITREF]

  3. Bergen JEAM van. Toegenomen incidentie van gonorroe en van infectie met Chlamydia trachomatis in een huisartsenpraktijk in Amsterdam-Zuidoost, 1996-2000. [LITREF JAARGANG="2001" PAGINA="1691-3"]Ned Tijdschr Geneeskd 2001;145:1691-3.[/LITREF]

Utrecht, mei 2003,

Collega Van Bergen wijst erop dat onder jongere Surinaamse en Antilliaanse vrouwen een hoog percentage asymptomatische Chlamydia-infecties wordt vastgesteld, te weten 5,2% in de systemische screening en 22,2% in de opportunistische screening en dat de kans op verticale transmissie van deze seksueel overdraagbare aandoening op neonaten beslist niet denkbeeldig is, zoals hij zelf heeft kunnen vaststellen. Hij pleit voor aanpassing van ons voorgestelde aanvankelijk conservatieve beleid. Van Bergen verwart echter het door ons beschreven beeld van congenitale traanwegobstructie met Chlamydia-conjunctivitis. Zoals gezegd, wordt aangeboren traanwegobstructie gekenmerkt door epiphora, mucopurulent secreet en crustae. Door Chlamydiae (serotypen D-K) veroorzaakte conjunctivitis geeft eveneens mucopurulente afscheiding, maar het klinische beeld is veel heftiger, met ooglidzwelling, sterk geïnjiceerde conjunctivae, papillaire of folliculaire hypertrofie en soms een regionale niet-pijnlijke lymfeklierzwelling. Een dergelijke of andersoortige (virale/bacteriële) conjunctivitis kan gesuperponeerd voorkomen bij een traanwegobstructie, omdat ten gevolge van stasis de lokale weerstand verminderd is. Een ontsteking van de traanbuis (ductus nasolacrimalis) ten gevolge van een Chlamydia-infectie is bij ons weten echter een extreme zeldzaamheid. Een canaliculitis (ontsteking van de kanaaltjes van punctum lacrimale tot saccus lacrimalis) daarentegen, treedt af en toe op als complicatie van een herpes-simplexconjunctivitis. Hierbij wordt ter plaatse van de canaliculus lacrimalis een rode wormvormige zwelling gezien van beperkte omvang.

Samengevat: het is van groot belang allereerst een onderscheid te maken tussen aangeboren traanwegobstructie per se, conjunctivitis en eventueel canaliculitis en vervolgens naar bevinden te handelen. Is eenmaal de diagnose (ongecompliceerde) traanwegobstructie gesteld, dan kan het beleid blijven zoals wij dat hebben voorgesteld.

M.P. Mourits
D. Wittebol-Post