Samenvatting
Doel
Beoordeling van de medisch-informatieve waarde van de korte vragenlijst van de Gezondheidsraad voor het indelen in een ASA-klasse (5-puntsschaal volgens de American Society of Anesthesiologists, waarin de preoperatieve fysieke conditie van de patiënt kan worden gescoord) en het opstellen van een anesthesiebeleid voor operatiepatiënten van 16 tot 40 jaar.
Opzet
Observationeel.
Methode
Aan alle 2090 preoperatieve patiënten tussen de 16 en 40 jaar van het Universitair Medisch Centrum Utrecht werd in de periode juni 1999-mei 2000 gevraagd de korte vragenlijst van de Gezondheidsraad in te vullen. Daarnaast werd bij hen de gebruikelijke uitgebreide preoperatieve gezondheidsbeoordeling uitgevoerd. Van de 379 patiënten (18) die volgens de korte vragenlijst ‘gezond’ waren, werden 100 patiënten geselecteerd en 2 maal aan een panel van 10 anesthesiologen ter beoordeling voorgelegd: eenmaal met behulp van de gegevens van de korte vragenlijst en eenmaal met die van de gebruikelijke uitgebreide gezondheidsbeoordeling. De primaire uitkomstmaat was de frequentie waarmee patiënten konden worden ingedeeld in een ASA-klasse en waarmee een anesthesiebeleid kon worden voorgesteld. Secundair werd geanalyseerd welke informatie werd gemist of overbodig werd gevonden bij het opstellen van een anesthesiebeleid.
Resultaten
Op basis van de korte vragenlijst kon 63 van de patiënten niet in een ASA-klasse worden ingedeeld en op basis van de uitgebreide gezondheidsbeoordeling 22 (p < 0,0001). Bij geen van de patiënten kon op basis van de gegevens van de korte vragenlijst een anesthesiebeleid worden voorgesteld en op basis van de uitgebreide gezondheidsbeoordeling kon dit bij 65 (95-BI: 62-68). Op grond van de gemiste gegevens werd een voorstel gedaan voor de minimale omvang van de preoperatieve gezondheidsbeoordeling bij patiënten van 16 tot 40 jaar.
Conclusie
De korte vragenlijst van de Gezondheidsraad bleek in de praktijk niet bruikbaar.
(Geen onderwerp)
Nijmegen, december 2001,
Van Klei et al. geven in hun artikel over de korte preoperatieve gezondheidsbeoordeling aan dat de korte vragenlijst van de Gezondheidsraad in de praktijk niet bruikbaar is (2001:2174-8). Hoewel zij dit in strikte zin niet aantonen, gaat het ons in deze reactie daar niet om. Wij menen dat het artikel waarschijnlijk onbedoeld bij de niet goed geïnformeerde lezer de indruk achterlaat dat het betreffende Gezondheidsraadrapport niet deugdelijk was.1 De bedoelde gezondheidsbeoordeling was echter slechts een klein onderdeel van het rapport. Het is een belangrijk rapport, omdat het richtinggevend is voor de praktijk van de preoperatieve beoordeling. Het geeft aan wie waarvoor verantwoordelijk is en hoe deze verantwoordelijkheden in de organisatie van het preoperatieve onderzoek tot uitdrukking komen. Kort gezegd geeft het rapport van de Gezondheidsraad bij de preoperatieve beoordeling een belangrijke rol aan de anesthesist en wordt de rol van de snijdend specialist alsook die van de internist opnieuw gedefinieerd. Deze herziene rolverdeling is niet zonder gevolg gebleven, zoals blijkt uit het feit dat anesthesisten zich nu beraden op verdere verbeteringen in het praktische uitvoeringstraject. Dat is een goede zaak.
Gezondheidsraad. Commissie preoperatief onderzoek. Rijswijk: Gezondheidsraad; 1997.
(Geen onderwerp)
Utrecht, december 2001,
Wij danken de collega's Van der Meer en Van Schilfgaarde voor hun aanvullende opmerking bij ons artikel. Zoals zij terecht opmerken, is het rapport van de Gezondheidsraad over het preoperatief onderzoek van groot belang. Wij onderzochten slechts de toepasbaarheid van één van de inhoudelijke adviezen uit het rapport en concludeerden dat dit advies in de praktijk niet bruikbaar is. Nadere bezinning op de inhoud van de preoperatieve gezondheidsbeoordeling kan een noodzakelijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van het preoperatief onderzoek. Het rapport van de Gezondheidsraad vormt hiervoor naar onze mening een goed vertrekpunt.