Prikkelingen in de handen

Klinische praktijk
J.A.G. Geelen
R. de Graaff
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1999;143:1593-7
Abstract

Dames en Heren,

Wanneer er zich een patiënt aandient met als klacht prikkelingen in de hand zal men in eerste instantie geneigd zijn deze klacht te beschouwen als een uiting van een ‘entrapment’ van de N. ulnaris ter hoogte van de elleboog of als een uiting van het carpaletunnelsyndroom. Vooral de laatstgenoemde aandoening heeft een hoge prevalentie; afhankelijk van de gehanteerde diagnostische criteria wordt deze geschat op 7-16. 12 In deze les zullen wij u echter laten zien dat andere, aanzienlijk zeldzamere aandoeningen dergelijke verschijnselen kunnen veroorzaken en dat analyse van de klachten en bevindingen op basis van inzicht in de anatomie en het functioneren van het zenuwstelsel vaak de aanzet tot een effectieve behandeling kan zijn. Wij zullen bovendien tonen dat een vage klacht de weg kan wijzen naar ernstige ziekten en dat ogenschijnlijk identieke klachten kunnen wijzen op sterk verschillende aandoeningen.

Patiënt A is een 33-jarige man…

Auteursinformatie

Medisch Spectrum Twente, Postbus 50.000, 7500 KA Enschede.

Afd. Neurologie: dr.J.A.G.Geelen, neuroloog.

Afd. Neurochirurgie: dr.R.de Graaff, neurochirurg.

Contact dr.J.A.G.Geelen

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

A.A.W.
op de Coul

Tilburg, augustus 1999,

De interessante klinische les van Geelen en De Graaff over prikkelingen in de handen (1999:1593-7) betreft een in de neurologische praktijk veelvoorkomende klacht. De auteurs stellen dat in eerste instantie gedacht moet worden aan een ‘entrapment’ van de N. ulnaris bij de elleboog of aan een carpaletunnelsyndroom (CTS). Terwijl een CTS vaak dubbelzijdig is, geldt dit niet voor een entrapment van de N. ulnaris bij de elleboog. In dit geval zijn de prikkelingen enkelzijdig: ze betreffen de ulnaire zijde van één hand.

Prikkelingen aan de ulnaire zijde van beide handen worden vaak gezien bij het relatief onschuldige ‘thoracic outlet’-syndroom of thoraxapertuursyndroom.1

De oorzaak hiervan is compressie van de vaatzenuwstreng in de ruimte tussen de eerste rib en het sleutelbeen, waarbij de wortel van T1 of de onderste fasciculus medialis van de plexus brachialis wordt gecomprimeerd. De klachten treden, evenals bij het CTS, vaak 's nachts op of bij werken boven schouderhoogte, maar dan in pink en ringvinger en meestal dubbelzijdig. De patiënt moet dan de hand als het ware ‘uitschudden’ ter verlichting.

Hoewel deze diagnose met voorzichtigheid moet worden gesteld,23 en hoewel die geen invasieve therapie rechtvaardigt, dient ze wel eerst te worden overwogen, alvorens de zeldzamere oorzaken genoemd in de klinische les van Geelen en De Graaff in aanmerking komen. Dit geldt ook voor het niet altijd onschuldige ulnairetunnelsyndroom veroorzaakt door compressie van de distale N. ulnaris in het kanaal van Guyon in het polsgewricht.

Beroepsmatige compressie proximaal in de tunnel geeft een gemengde sensibele en motorische uitval en kan op den duur leiden tot ernstige atrofie en parese van de door de N. ulnaris verzorgde kleine handspieren. Dit kan ook gebeuren indien de handen niet worden beschermd door een handschoentje bij druk op een wielrenstuur; dit is afhankelijk van de plaats van compressie - in of distaal van de tunnel - en van de afsplitsing van de sensibele tak bestemd voor pink en ringvinger.

De anamnese betreffende tintelingen in de hand(en) dient naar mijn opvatting daarom te worden uitgebreid tot beide genoemde syndromen, waarbij in het bijzonder aandacht moet worden geschonken aan het enkel- of dubbelzijdig optreden van deze klachten, alsmede aan het tijdstip en de houding bij provocatie ervan en aan beroepsmatige compressie bij de pols.

A.A.W. op de Coul
Literatuur
  1. Oosterhuis HJGH. Klinische neurologie. 10e herz. druk. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum; 1990.

  2. Hijdra A, Koudstaal PJ, Roos RAC. Neurologie. Utrecht: Bunge; 1994.

  3. Adams D, Victor M. Principles of neurology. 5th ed. New York: McGraw-Hill; 1993.

J.A.G.
Geelen

Enschede, augustus 1999,

Het doel van onze presentatie was op de eerste plaats te laten zien dat relatief zeldzame aandoeningen ten grondslag kunnen liggen aan de tamelijk algemene klacht van prikkelingen in de handen. Op de tweede plaats wilden wij tonen hoe deze verschijnselen begrepen kunnen worden vanuit de neuroanatomie en neurofysiologie. Het was niet onze intentie een uitgebreide differentiaaldiagnose te presenteren. Niettemin wordt door Op de Coul een nuttige aanvulling gegeven op ons artikel. Het (neurogene) thoracic-outletsyndroom moet zeker bij de diagnostische overwegingen worden betrokken. Op de Coul wijst er echter terecht op dat de diagnose met voorzichtigheid moet worden gesteld en dat deze meestal geen invasieve therapie rechtvaardigt. Sterker nog, er bestaat nog steeds discussie over het bestaan van dit syndroom.1-3 Een gedegen beschouwing over diagnose en therapie hiervan zou echter nog een klinische les kunnen vullen. Wij zijn het geheel eens met Op de Coul dat bij het optreden van prikkelingen in de handen ook compressie van de N. ulnaris in het kanaal van Guyon moet worden overwogen. Dit ziektebeeld is niet in onze klinische les beschreven, maar de geïnteresseerde lezer kan een beschrijving en illustratieve casuïstiek bestuderen in de literatuur.4

J.A.G. Geelen
R. de Graaff
Literatuur
  1. Roos DB. The thoracic outlet syndrome is underrated. Arch Neurol 1990;47:327-8.

  2. Wilbourn AJ. The thoracic outlet syndrome is overdiagnosed. Arch Neurol 1990;47:328-30.

  3. Hachinski V. The thoracic outlet syndrome. Arch Neurol 1990; 47:330.

  4. Op de Coul AAW. Handspieratrofie. Leiden: Stenfert Kroese; 1971. p. 105-10.