Samenvatting
Doel
Analyse van de gevolgen van postoperatieve complicaties bij 1418 chirurgische patiënten.
Opzet
Prospectief descriptief onderzoek.
Plaats
St. Elisabeth Ziekenhuis te Tilburg.
Methode
In de periode 1986-1992 werden alle postoperatieve complicaties tijdens of na de klinische behandeling van chirurgische patiënten geregistreerd. Bij alle 1418 patiënten met een of meer complicaties werden in aansluiting hierop volgens een vast schema de gevolgen van die complicaties geregistreerd.
Resultaten
Op een totaal van 28.485 klinisch uitgevoerde operaties werden 1418 (5) complicaties geconstateerd. Ter behandeling van deze complicaties moesten 577 patiënten opnieuw worden geopereerd en 233 zelfs meerdere malen, meestal in verband met infectie. Heropname was nodig bij 310 patiënten. De gemiddelde opnameduur voor alle chirurgische patiënten bedroeg in de genoemde periode 10 dagen, maar voor de 1418 patiënten met complicaties 21 dagen. Op grond van de registratie werden enkele kwaliteitsverbeterende maatregelen genomen, bijvoorbeeld ten aanzien van antibiotische profylaxe en wondbehandeling.
Conclusie
De gevolgen van postoperatieve complicaties zijn aanzienlijk. In het kader van kwaliteitsbewaking in de oezondheidszorg is het van belang te komen tot landelijke registratie en documentatie.
(Geen onderwerp)
Groningen, mei 1996,
Roukema et al. vragen aandacht voor de registratie van postoperatieve complicaties (1996;781-4). Zij spreken de verwachting uit dat een zorgvuldige registratie bijdraagt aan een verbetering van de chirurgische zorg.
Er zijn veel argumenten om systematisch naar het ontstaan van complicaties te kijken. In Ziekenhuis De Wever en Gregorius (locaties te Heerlen en Brunssum) wordt op de afdelingen Gynaecologie al vele jaren een prospectieve complicatieregistratie bijgehouden. Deze registratie vormt een onderdeel van de Landelijke Gynaecologie Registratie. Resultaten van deze registratie werden bij verschillende gelegenheden besproken (M.J.Heineman, schriftelijke mededeling, 1994).1 Wanneer zich een complicatie voordoet, wordt per casus een korte gestructureerde samenvatting gemaakt. Een selectie van de belangrijkste complicatierubrieken wordt in het jaarverslag van de afdeling opgenomen, met daarbij de casusbeschrijvingen. Een beschrijving van een casus met gerubriceerde complicatie vindt men in de tabel.
Draagt het registreren van complicaties nu bij aan de kwaliteit? Dat is vooralsnog moeilijk te zeggen. Zeker is dat de registratie helpt het beeld van de ‘feilloze’ arts te veranderen. Complicaties bij medische handelingen mogen op zich ook beschouwd worden als een ‘normaal bedrijfsrisico’. Zowel de aansprakelijkheidsverzekeraar van het ziekenhuis en de arts als de jurist die het slachtoffer van een complicatie begeleidt, dringen erop aan dat medici professioneel reageren als zich complicaties voordoen.23 Overigens ontbreekt in het opleidingscurriculum van artsen tot dusver aandacht voor het fenomeen ‘fouten maken’.4 In de nota ‘Kwaliteitsnormen’ van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie is inmiddels opgenomen dat van een obstetrisch-gynaecologische staf verwacht wordt dat deze alle opgetreden complicaties registreert.
Het belang van een zorgvuldige prospectieve registratie van complicaties kan als volgt worden samengevat:
– De registratie vergemakkelijkt het herkennen van risico's van diagnostische en therapeutische ingrepen.
– De registratie kan in de opleidingssituatie artsen leren hoe zij moeten reageren op onbedoelde verwikkelingen.
– De registratie maakt het mogelijk patiënten preoperatief adequaat te informeren over de risico's van ingrepen.
– De registratie is nuttig voor gesprekken die de beroepsgroep voert met ziekenhuisorganisaties, verzekeringsmaatschappijen, schadejuristen en andere betrokkenen bij de gevolgen van complicaties.
Roukema et al. stellen: ‘Zolang complicatieregistratie nog geen gemeengoed is, zullen sommige behandelaars hun goede geweten blijven danken aan hun slechte geheugen.’ Daaraan kan worden toegevoegd dat de registratie van complicaties zowel bij artsen als bij patiënten het inzicht zal doen ontstaan dat ‘maloccurrence’ niet synoniem is met ‘malpractice’.
Heineman MJ. Complicaties in de gynaecologie: een eerste inventarisatie. In: Heineman MJ, redacteur. Complicaties in de obstetrie en gynaecologie. Bussum: Medicom, 1994:46-53.
Reddering FH. Medische aansprakelijkheid – probleem of uitdaging? In: Heineman MJ, redacteur. Complicaties in de obstetrie en gynaecologie. Bussum: Medicom, 1994:102-10.
Stolker CJJM. ‘Sue the bastards!’ of ‘Kill the lawyers!’? Over de relatie tussen artsen en juristen. In: Heineman MJ, redacteur. Complicaties in de obstetrie en gynaecologie. Bussum: Medicom, 1994:111-23.
Maathuis JB. Gedrag van artsen bij klachten en fouten. In: Heineman MJ, redacteur. Complicaties in de obstetrie en gynaecologie. Bussum: Medicom, 1994:90-101.
(Geen onderwerp)
Oegstgeest, mei 1996,
Roukema et al. concluderen: ‘De gevolgen van postoperatieve complicaties zijn aanzienlijk. In het kader van kwaliteitsbewaking in de gezondheidszorg is het van belang te komen tot landelijke registratie en documentatie.’ Het zou interessant zijn te weten wie wel en wie niet inzage zou krijgen in zo'n registratie en documentatie. Zouden patiënten het recht hebben inlichtingen hierover in te winnen?
(Geen onderwerp)
Tilburg, mei 1996,
De visie van de collegae Heineman en Stoot op het belang van complicatieregistratie komt in grote lijnen overeen met de onze. Aan het slot van hun commentaar echter stellen zij dat registratie onder meer nuttig is voor gesprekken die de beroepsgroep voert met ziekenhuisorganisaties, verzekeringsmaatschappijen, schadejuristen en andere betrokkenen bij de gevolgen van complicaties. Gebhardt in zijn commentaar vraagt zich af wie wel en wie niet inzage zouden moeten krijgen in zo'n registratie en documentatie. Ook vraagt hij zich af of patiënten het recht hebben inlichtingen hierover in te winnen.
Wij zijn in onze besluitvorming betreffende deze materie in feite nog niet verder dan de vraag zoals geformuleerd door Gebhardt. Op dit moment zijn wij nog niet van mening dat complicatiegegevens gebruikt moeten of mogen worden in discussies met andere organisaties, zoals verwoord door Heineman en Stoot. In het kader van interne kwaliteitsbewaking dienen dergelijke gegevens vooralsnog primair gereserveerd te blijven voor lokale registratie en evaluatie en mogelijk te zijner tijd voor regionale en landelijke registratie. Ten aanzien van het gebruik van deze gegevens bij de voorlichting van patiënten en in discussies met onder meer ziektekostenverzekeraars en gerechtelijke instanties zouden wij vooralsnog de grootst mogelijke voorzichtigheid willen adviseren.