Beheersing van het resistentievraagstuk door het voeren van een antibioticabeleid

B. van Klingeren
M.F. Michel
J.H.T. Wagenvoort
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1992;136:860-4

De reeds verschenen artikelen uit deze reeks zijn gepubliceerd op bl. 672, 673 en 860 van deze jaargang.

Kort na de introductie van de eerste antibiotica werd duidelijk dat bacteriën mechanismen bezitten om zich aan de werking van deze middelen te onttrekken en dat onder selectiedruk resistente mutanten van oorspronkelijk gevoelige bacteriën de overhand kunnen krijgen. Reeds in de jaren vijftig ontdekte men dat resistentiekenmerken dikwijls overdraagbaar zijn doordat ze gelegen zijn op extrachromosomaal DNA, op zogenaamde resistentieplasmiden. Bovendien nam in de loop der jaren het aantal resistentiekenmerken per plasmide toe, resulterend in een soms zorgwekkende multiresistentie.1

Het behoeft…

Auteursinformatie

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne, Laboratorium voor Bacteriologie en Antimicrobiële Middelen, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven.

Dr.B.van Klingeren, microbioloog.

Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, afd. Bacteriologie, Rotterdam.

Prof.dr.M.F.Michel en dr.J.H.T.Wagenvoort, medisch microbiologen.

Contact dr.B.van Klingeren

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

R.A.
de Melker

Utrecht, juni 1992,

Van Klingeren et al. gaan in hun artikel in op het gebruik van antibiotica in de eerste lijn (1992;860-4). Zij verwijzen daarvoor naar twee publikaties van Post, 12 en een van Sampers en Sturm.3 Zij wijzen op de enorme variatie tussen huisartsen in het voorschrijven van antibiotica en op de risico's en de economische consequenties van het verschijnen van nieuwe antibiotica. Zij merken daarbij op dat de aard van de prescripties en het aantal ervan samenhangen met de praktijkervaring, waarbij vooral door jonge huisartsen veel breed-spectrummiddelen zouden worden voorgeschreven. Deze bevinding is ontleend aan een onderzoek van Post naar de prescriptie van 615 huisartsen in Twente.2

De suggestie wordt gewekt dat Nederlandse huisartsen evenals Amerikaanse artsen te vaak (nieuwe) antibiotica voorschrijven. Jonge huisartsen zouden daarbij meer breedspectrummiddelen voorschrijven en zodoende een grotere bijdrage aan het resistentievraagstuk leveren dan hun oudere collega's. Beide suggesties verdienen correctie op grond van recent onderzoek. Uit gegevens van het nationale NIVEL-onderzoek blijkt dat het bij bijna 90% van alle voorgeschreven antibiotica om 3 middelen gaat, nl. penicilline, amoxicilline of doxycycline. De genoemde ‘nieuwere’ middelen zoals cefaclor worden door Nederlandse huisartsen slechts zeer zelden voorgeschreven. Ook blijkt het percentage antibiotische voorschriften vergeleken met andere landen zeer laag te zijn, bijvoorbeeld in 27% van de contacten wegens otitis media acuta. Dit laatste is in de wereld vrijwel uniek.

Juist sinds de invoering van de beroepsopleiding tot huisarts wordt veel aandacht besteed aan gericht en rationeel voorschrijven van riskante middelen. Uit recent eigen onderzoek is inmiddels gebleken dat jongere huisartsen bij bovenste-luchtweginfecties (acute otitis media, acute bovenste-luchtweginfecties, sinusitis, tonsillitis) minder antibiotica voorschrijven dan oudere.4 Daarbij is eveneens gebruik gemaakt van de gegevens van het NIVEL-onderzoek (161 huisartsen met 335.000 patiënten hielden gedurende 3 maanden alle contacten bij).5 Om vast te stellen of de suggestie van de auteurs juist is, hebben wij nagegaan in hoeverre er een samenhang bestaat tussen de vestigingsduur en het aandeel van smal-spectrummiddelen bij het voorschrijven van antibiotica bij tonsillitis acuta. Juist daarbij is de keuze voor smal of breed spectrum relevant. Deze analyse betrof 2000 eerste contacten wegens acute tonsillitis. De 161 huisartsen schreven gemiddeld in 72% van de contacten antibiotica voor. Driekwart van deze recepten betrof penicilline en een kwart een breed-spectrumantibioticum. De correlatie (Pearson-correlatiecoëfficiënt) met de vestigingsduur bedroeg 0,04. Dit betekent dat anno 1987/1988 jonge huisartsen niet méér geneigd zijn breed-spectrumantibiotica voor te schrijven dan hun oudere collega's. Integendeel: jongere huisartsen schrijven zelfs minder antibiotica voor en gebruiken vaker het Farmacotherapeutische Kompas.

Op grond van onderzoek is dus vastgesteld dat de Nederlandse huisartsen vergeleken met hun buitenlandse collega's in toenemende mate een terughoudend antibioticabeleid voeren en een rationeel voorschrijfgedrag tonen. De beroepsopleiding tot huisarts en samenwerking spelen daarbij een rol. Dit sluit niet uit dat nog verbeteringen mogelijk zijn. Uit deze discussie blijkt eens te meer hoe belangrijk het is uitspraken op goed uitgevoerd onderzoek bij representatieve populaties te baseren.

R.A. de Melker
M.M. Kuyvenhoven
Literatuur
  1. Post D. Het extramurale gebruik van antimicrobiële middelen. Med Contact 1989; 21: 703-6.

  2. Post D. Antibioticaprescriptie in de huisartspraktijk, te veel en te duur? Pharm Weekbl 1985; 120: 4-7.

  3. Sampers GHMA, Sturm AW. Antimicrobiële middelen in de eerste lijn: onderzoek bij alle huisartsen in een middelgrote stad. [LITREF JAARGANG="1988" PAGINA="676-80"]Ned Tijdschr Geneeskd 1988; 132: 676-80.[/LITREF]

  4. Kuyvenhoven MM, Melker RA de, Velden J van de. Prescription of antibiotics and physician characteristics. Br M J (ter perse).

  5. Bensing JM, Foets M, Velden J van der, Ree J van de. De nationale studie van ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk. Huisarts Wet 1991; 34: 51-61.