Primair fibromyalgiesyndroom

Klinische praktijk
K.J. Korff
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:522-4

Het primaire fibromyalgiesyndroom kan het best beschouwd worden als een chronisch pijnsyndroom van het houdings- en bewegingsapparaat. Het kan ontstaan als uiting van een verstoord evenwicht tussen de lichamelijke en de psychische reactie op (over)belasting.1 Het syndroom werd voor het eerst door de neuroloog Gowers beschreven bij patiënten met ‘onbegrepen’ rug- en nekklachten en met pijn in de ledematen.2 Hij achtte het plaatselijke, ontstoken bindweefsel hiervoor verantwoordelijk. Deze theorie werd aanvankelijk ondersteund door microscopisch onderzoek van Stockman,3 maar kon door latere onderzoekingen niet bevestigd worden. De aan het syndroom gegeven term fibrositis was dan ook misleidend. In de jaren daarna gaf het fibromyalgiesyndroom aanleiding tot verwarring, doordat het syndroom slecht gedefinieerd was. Zowel door Smythe als door Yunus en Masi is met behulp van een classificatiesysteem – zoals gebruikelijk bij reumatische aandoeningen – het ziektebeeld nauwkeuriger beschreven, waarna internationale uitwisseling van onderzoeksgegevens van patiënten met het primaire…

Auteursinformatie

Ziekenhuis Rivierenland, afd. Reumatologie, Pres. Kennedylaan 1, 4002 WP Tiel.

K.J.Korff, reumatoloog.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Eindhoven, maart 1990,

Het lijkt mij dat collega Korff in zijn artikel, waarin hij een goed overzicht geeft van de geschiedenis en de pogingen tot behandeling van het zogenoemde fibromyalgiesyndroom, zichzelf en zijn collegae reumatologen te kort doet door de criteria voor de diagnose primair fibromyalgiesyndroom te vergelijken met de criteria voor de classificatie van reumatoïde artritis (1990;522-4). De criteria voor de classificatie van reumatoïde artritis immers berusten, behalve het eerste criterium ochtendstijfheid, op objectiveerbare kenmerken. De criteria voor primaire fibromyalgie zijn uitsluitend subjectief, zowel van de zijde van de patiënt als van de zijde van de arts. Objectiveerbare organische afwijkingen ontbreken ten enenmale. In vind het jammer dat collega Korff niet tot de conclusie komt, dat de term primair fibromyalgiesyndroom moet worden verlaten. Het blijven hanteren van deze schijn-diagnose is slecht voor patiënten die hieronder worden gerubriceerd. Het werkt invaliderend en geeft geen enkel uitzicht op een specifieke aanpak door welke behandeling ook.

Vanzelfsprekend is het jammer dat er mensen zijn van wie wij de pijnklachten niet begrijpen, doch het geeft geen pas hier een zinloos etiket op te plakken.

Het woord fibromyalgie is als benoeming van een syndroom minstens even slecht als de termen low backpain en periarthritis. Bovendien bevordert men dat door het gebruik van deze terminologie vele patiënten zich in hun pijnbeleving ‘gedekt’ voelen, en dit is fnuikend voor het functioneren van onze maatschappij. Ten onrechte immers gaan mensen een beroep doen op de sociale voorzieningen en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.

Ik zou met klem willen pleiten de naam primair fibromyalgie-syndroom te verlaten, daar het een pseudo-syndroom is en niet steunt op enige aantoonbare objectieve pathologische entiteit. Wij zullen misschien nog meer dan tot nu toe pogingen in het werk moeten stellen de oorzaken van onbegrepen pijnklachten op te sporen. Het is niet juist, vooruitlopend op een adequate verklaring van pijnklachten, te komen met pseudo-diagnosen.

A.J.G. Nollen

Tiel, april 1990,

Mijn dank voor uw reactie. Dat u, en vele anderen, twijfels hebt over de diagnose fibromyalgie is begrijpelijk en stimulerend voor het zoeken naar objectieve criteria voor dit syndroom. Door het klachtenpatroon een naam te geven, wordt geen fout gemaakt, maar duidelijkheid geschapen in de communicatie met patiënt en collegae.

Bij het stellen van de diagnose fibromyalgie dienen tekst en uitleg te worden gegeven over de therapeutische mogelijkheid en over de prognose. Medicalisering wordt hiermee vermeden. Ook u kent voldoende patiënten met rugklachten waarvoor geen anatomisch/pathologisch substraat voorhanden is. Meest waarschijnlijk worden deze patiënten bij u gecodeerd als lumbago e.c.i. en voert u bij deze patiënten een conservatief beleid, waarbij u waakt voor een te groot of te snel beroep op sociale voorzieningen.

Als u dit caput selectum in die context leest, gaat het nog steeds over mensen met onbegrepen pijnklachten waarvoor een oorzaak (psychisch en (of) pathofysiologisch) wordt gezocht. Juist hiermee stoppen, zou beschamend zijn voor serieuze beoefenaars van de geneeskunst.

K.J. Korff

Epe, maart 1990,

Naar analogie van de nieuwe criteria van de American Rheumatism Association voor de classificatie van reumatoïde artritis, beschrijft collega Korff het primaire fibromyalgiesyndroom (1990;522-4). Het is aardig te lezen dat het stellen van deze diagnose, kennis van de pathologie van het steun- en bewegingsapparaat vereist. Is het misschien op te vatten als een diagnose per exclusionem? Bij een bepaald samenstelsel van klachten zonder somatische afwijkingen ontstaat een diagnose en wordt het medisch circuit geopend. Dit houdt enerzijds, gezien vanuit de patiëntenkant, een erkenning en waardering van het lijden in. Daartegenover staat het gevaar van somatische fixatie, afhankelijkheid van hulpverleners, fixatie aan onvermogen, passiviteit ten aanzien van de sociale rol (betekenisverlenende functie van ziekte), tenslotte uitmondend in ‘gegeneraliseerde invaliditeit’. Deze gevaren van het stellen van de diagnose worden in het artikel van collega Korff wel aangegeven, maar mijns inziens onvoldoende belicht. Erkenning en waardering van het lijden kunnen een heel andere betekenis krijgen, namelijk in de onderkenning van daaruit resulterende beperkingen van vaardigheden. Daardoor kan de belastbaarheid zijn afgenomen waardoor het evenwicht in het draagkracht-draaglast-model is verstoord.

De ernst van een aandoening wordt door verzekeringsgeneeskundigen beschreven in een dynamisch-interactioneel model, waarbij ziekte kan leiden tot stoornissen en beperkingen. Daarbij is het belangrijker aan te geven wat de resterende mogelijkheden zijn dan voortdurend de onvermogens te benadrukken. Het ontbreken van somatische afwijkingen is bij de beoordeling binnen het verzekeringsgeneeskundig referentiekader geen probleem. Het getuigt van een causaal somatogeen denken dit tot de problematiek van verzekeringsgeneeskundigen te willen bestempelen.

S. Ytsma

Tiel, april 1990,

Met aandacht heb ik uw reactie gelezen. Ook capita selecta dienen voor de duidelijkheid beperkt in omvang te blijven; dit is wellicht de oorzaak dat u bepaalde facetten onvoldoende vindt belicht. Het fibromyalgiesyndroom is zeker voor reumatologen geen diagnose per exclusionem; reeds vroeg in de anamnese kan het syndroom herkenbaar zijn. Voor de zekerheid echter dienen verdere anamnese, lichamelijk en beperkt laboratoriumonderzoek te volgen.

Met het stellen van de diagnose hoopt de hulpverlener juist dat de patiënt te zijner tijd het medisch circuit kan verlaten; men dient vooral bij deze patiëntengroep op verschillende terreinen afhankelijkheid te voorkomen. De patiënt moet leren zijn vaardigheid langzaam aan op te voeren om op die manier de belastbaarheid van spieren en gewrichten te vergroten. Een causaal denken – in welke richting dan ook – blijft noodzakelijk voor het zoeken en vinden van een goede verklaring. Helaas horen patiënten nog te vaak (van verzekeringsgeneeskundigen) dat ‘er niets gevonden is’ en werkhervatting dient plaats te vinden. Naar mijn mening moet dit ook, maar dan meer via een weg van geleidelijkheid, welke bij de patiënt leidt tot acceptatie van zijn klachten.

K.J. Korff
A.C.E.
de Blécourt

Groningen, maart 1990,

Met belangstelling namen wij kennis van het uitstekende caput selectum van Korff (1990;522-4). In zijn artikel geeft hij een overzicht van onderzoekingen die zijn verricht ter verklaring van het primaire fibromyalgiesyndroom.

Als een aanvulling op dit overzicht willen wij de aandacht vestigen op een door ons verricht onderzoek met behulp van 31P-spectroscopie aan ‘tender points’ bij patiënten met fibromyalgie. 31P-spectroscopie wordt als niet-invasieve onderzoekmethode in staat geacht een uitspraak te kunnen doen over metabole stoornissen, zoals die verondersteld worden een rol te spelen in de pathogenese van fibromyalgie. Direct voorafgaand aan het artikel van Korff is een heldere beschrijving te lezen van deze ‘in vivo-spectroscopie’ door Thijssen en Ruys (1990;519-21).

Wij hebben deze onderzoektechniek toegepast op de drukpijnlijke plaatsen in de M. trapezius van 10 patiënten met fibromyalgie waarbij 6 gezonde vrijwilligers als controlegroep optraden. Indien een verstoring van het metabolisme in fibromyalgische spieren aanwezig zou zijn, zou dit zijn weerslag moeten vinden in een verstoord 31P-spectrum. Uit de resultaten van dit onderzoek, dat in rust werd uitgevoerd, hebben wij geen significante verschillen kunnen ontdekken tussen patiënten- en controlegroep. Dit geldt zowel voor de concentratieverhoudingen van de energierijke fosfaten, als voor de weefsel-pH.

Met dit onderzoek wordt een organische afwijking in de tender points van patiënten met fibromyalgie onwaarschijnlijk.

A.C.E. de Blécourt
R.F.E. Wolf
M.H. van Rijswijk
R.L. Kamman
E.L. Mooyaart