Ouders willen steeds vaker aanvullende diagnostiek bij hun kind terwijl dat medisch gezien niet nodig is. Hoe gaan kinderartsen daarmee om? En door welke maatschappelijke ontwikkelingen is de vraag naar diagnostische verrichtingen zo toegenomen?
Samenvatting
Doel
In kaart brengen welke afwegingen kinderartsen maken bij beslissingen over aanvullende diagnostiek, en welke maatschappelijke veranderingen daarop van invloed zijn.
Opzet
Kwalitatieve interviewstudie.
Methode
We namen semigestructureerde diepte-interviews af bij 20 praktiserende Nederlandse kinderartsen. We vroegen kinderartsen naar waargenomen maatschappelijke veranderingen in de afgelopen 5-10 jaar en invloed daarvan op de diagnostiek.
Resultaten
Kinderartsen zagen een verband tussen maatschappelijke ontwikkelingen, zoals een verminderde bereidheid om risico te accepteren, en de druk die ouders op hen uitoefenen om diagnostiek te verrichten. Ze waren gemotiveerd om schade aan het kind door onnodige diagnostiek te beperken.
Conclusie
Naast inzet van artsen zijn interventies op zorgsysteemniveau nodig om tot passende diagnostiek te komen, zoals het verminderen van de afrekencultuur en het meewegen van het maatschappelijk belang bij het opstellen van richtlijnen.
Genuine zorg ouders
Het lijkt erop dat er (ook) binnen de kindergeneeskunde geen zicht is gehouden op de steeds moeizamer ontwikkeling van kinderorgaansystemen door de almaar geïntensiveerde zittende leefstijl, nu ook nog eens vanaf zeer vroeg ingevuld met nog meer hypokinesie opleverende digitale technologie. Het steun-en bewegingsapparaat is het eerste aan de beurt om minder goed te ontwikkelen, ook al door de bekende directe gevolgen van het zitten op de vorm van de wervelkolom en de kwaliteit van o.a de jonge tussenwervelschijven. Generation-R laat in 550 9-jarige kinderen onder MRI al in 73% minimaal een bulging disc ( ingezakt, insufficient) zien. Dat gaat later veel pijn en beperkingen opleveren. Ook het CZS kan zich niet optimaliseren in vorm en functie bij een gebrek aan goed bewegen. Ouders merken deze tekortkomingen in vorm en functie en maken zich terecht ongerust, zonder te beseffen, dat ook de benodigde preventiekennis vanuit de Gezondheidsleer, ooit goed geïmplementeerd in het volk en in het onderwijs, nergens meer wordt aangeboden. Passende zorg wordt lastig als preventiekennis ontbreekt.