De bodemloze biomarkerput

Yvo Smulders
Yvo Smulders
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2022;166:B1960

artikel

In den beginne schiepen we door classificatie en taxonomie orde in de schijnbare warboel van wat er allemaal lijfelijk mis kan gaan. In onze bronstijd vonden we oorzaken: micro-organismen, bloeddruk, cholesterol, ontremde celdeling, et cetera. Met een combinatie van causale inzichten en een boel serendipiteit gingen we die oorzaken vervolgens te lijf met empirisch onderzoek. Voilà: de geschiedenis van de geneeskunde in de allerkleinste notendop die ik kon vinden.

Een van de recentste loten aan het holoceen van de geneeskunde is het veld van de biomarkers; talloze stofjes die ergens iets met een ziekte te maken zouden kunnen hebben, omdat ze er getalsmatig mee geassocieerd zijn. Even talloze wetenschappers hebben er enorme hoeveelheden onderzoeksgeld in gestoken en er – wederom talloze – artikelen over geschreven.

‘Veel biomarkers lossen hun belofte niet in’

En wat heeft die hele biomarkerbusiness opgeleverd? Bijna niets. Ik kan niet alle velden overzien, maar het cardiovasculaire veld bijvoorbeeld wel, en daarin zijn wel honderden biomarkers van bijvoorbeeld vaatschade onderzocht, zonder noemenswaardige winst voor patiënten. Vooral markers die in grote cohorten zijn onderzocht, lossen hun beloftes zelden in. Data van omvangrijke cohorten met veel plasma in de vriezer zijn natuurlijk ideaal om publicaties en promoties uit te persen, maar daar geneest geen zieke méér van. Ik daag u uit: stuur mij een lijstje met 5 biomarkers uit uw praktijk met het bewijs dat ze uw patiënten gelukkiger en/of langer laten leven en ik stuur u een overgebleven oliebol als beloning.

In dit nummer bespreken we twee biomarkers: PlGF (placentaire groeifactor) voor pre-eclampsie (D6419 en D6438) en pro-calcitonine voor bacteriële infectie (D6247 en D6360). Conclusies: PlGF bepalen lijkt zinloos en procalcitonine heeft na 30 jaar en bijna 10.000 artikelen nog steeds geen vaste plek verworven.

Hoe het wel moet in de curatieve geneeskunde weet ik natuurlijk ook niet, maar ik denk dat we goede moleculair biologen volop ruimte moeten geven mechanismen beter te begrijpen, en wat daaruit volgt in trials moeten onderzoeken. In de oncologie en immunologie – velden waar we echt enorme progressie hebben geboekt – was dit de sleutel voor succes. Minder geld dus naar ongebreideld biomarkeronderzoek. Intussen begin ik aan mijn overgebleven oliebollen. Voor de zekerheid houd ik er misschien een paar achter.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Martina
Cornel

Beste Yvo,

Hier mijn biomarker top 5:

1) en 2) thyroxine en TSH bij pasgeborenen. Een op de 3000 baby's heeft een congenitale hypothyreoïdie en door vroege opsporing wordt een vertraagde ontwikkeling voorkomen.

3) het aantal kopieën van het SMN1 gen. Is dat nul, dan heeft een kind spinale spieratrofie en kan dankzij uiterst effectieve behandelingen vroege sterfte en motorische ontwikkelingsachterstand voorkomen worden.

4) cholesterolspiegel, vooral als die extreem hoog is. 1 op de 250 mensen ongeveer heeft familiaire hypercholestererolaemie, en vroege behandeling met goedkope statines (soms al vanaf 10-jarige leeftijd) kan cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit voorkomen. (zie www.leefh.nl)

5) hemoglobine in de ontlasting. Sinds de invoering van de screening op coloncarcinoom sinds 2014 in Nederland is de sterfte van 50 naar 39 per 100.000 inwoners gedaald.

Martina Cornel, hoogleraar Community Genetics & Public Health Genomics, UMC Amsterdam

 

Beste Yvo,

Je gooit wel erg gemakkelijk alle biomarkers op een (afval)hoop. Ik vind dat niet passen bij een redactioneel stuk in het NTvG, tenzij je graag provoceert en reacties als de mijne op wilt roepen.

Begin voordat je een dergelijk "stukje" publiceert je eerst eens te verdiepen in het onderwerp. Er zijn prima overzichtsartikelen over biomarkers, waarvan er vele essentieel zijn voor goede diagnostiek en follow-up. Martina Cornel noemt er een aantal, ik zou daar ook bijv troponine, moleculaire diagnostiek van erfelijke afwijkingen, stollingsonderzoek, hemato-oncologie celmarkers etc etc aan willen toevoegen. Maar ook traditionele biomarkers zoals op alle huisartsformulieren, zijn nog steeds essentieel voor goede diagnostiek. 

Als je bedoelde, schieten we niet door met het massaal ontwikkelen van zeer gespecialiseerde markers, die na grote cohort onderzoeken slechts marginaal betere diagnostiek opleveren, dan heb je een punt. Het lijkt er soms op dat hier de diagnostica industrie te veel op financieel gewin uit is, datzelfde zie je ook bij het ontwikkelen van geneesmiddelen. Maar maak dan tenminste een duidelijk onderscheid binnen de groep biomarkers. Graag wat meer nuance in je stukje.

vriendelijke groet

Jos Wielders, gepensioneerd klinisch chemicus

Geachte collegae (!)

Dank voor de reacties, zowel op de website als via e-mail. Een manco van mijn redactioneel is natuurlijk het ontbreken van een precieze definitie van 'biomarker', maar om daar de consequentie aan te verbinden dat ik lukraak alle biochemische bepalingen bedoel is wel wat extreem. Natuurlijk zijn er vele bepalingen die onvervangbaar zijn voor predictie, diagnostiek van bestaande ziekte of bepaling van ziekte-ernst als dat niet met gewone klinische parameters kan. Om zulke parameters als biomarker te kwalificeren is nogal ongebruikelijk, maar laat ik vooral naar mijzelf kijken en constateren dat die ruimte misschien niet gelaten had moeten worden. Daardoor krijg ik een aantal inzendingen die uiterst relevante (vooral in diagnostische zin) bepalingen betreffen. Tja, daar heb ik niet voldoende oliebollen voor.
Zo'n definitie van biomarker als bedoeld in het redactioneel is overigens verdraaid niet makkelijk. In de literatuur refereert het begrip biomarker vooral aan bepalingen die een signaal proberen op te pikken van een ziekte die er nog niet (in vol ornaat) ís, maar mogelijk zal gaan optreden omdat de bepaling een voorstadium kan zijn. Wat zeldzamer is de betekenis van een ziekte-ernst-parameter, waar geen klinische equivalenten voor zijn. Bomvrij zijn deze definities allemaal niet, maar ze geven wel richting.

Yvo Smulders