Samenvatting
In een longitudinaal onderzoek werd het vóórkomen van schildklierfunctiestoornissen in Nederland onderzocht. Hierbij werd een open groep bestaande uit 293 vrouwen gedurende 34 weken na de partus gevolgd met een interval van 6 weken. De concentraties van het thyreoïd-stimulerend hormoon (TSH), van vrije thyroxine (FT4) en vrije tri-joodthyronine (FT3) werden bepaald. Tevens werden titers van antimicrosomale antistoffen (Ms-ab) gemeten. Een schildklierfunctiestoornis werd gedefinieerd als het samengaan van een afwijkende serum-TSH-concentratie met een afwijkende FT4- en (of) FT3-waarde. De frequentie van schildklierfunctiestoornissen bedroeg 7,2 (n = 21), de meeste functiestoornissen kwamen voor tussen 16 en 28 weken post partum. Er waren 11 vrouwen die alleen een hyperthyreoïdie doormaakten, 6 vrouwen met een hyperthyreoïdie gevolgd door een hypothyreoïdie en 4 vrouwen met alleen een hypothyreoïdie. Er waren 5 vrouwen met een subklinische schildklierfunctiestoornis: afwijkende TSH-waarden met complementaire FT4- en (of) FT3-veranderingen binnen normale grenzen. Bij 4 van hen vonden stijgingen plaats van de Ms-ab-titer.
Deze getallen kunnen als representatief worden beschouwd voor heel Nederland, hetgeen betekent dat jaarlijks ongeveer 14.000 vrouwen na de bevalling een tijdelijke schildklierfunctiestoornis doormaken. Dit komt overeen met gemiddeld 2 vrouwen per jaar in elke huisartsenpraktijk.
Reacties