Systematische reviews als basis voor richtlijnen

Opinie
R.J.P.M. Scholten
L.C.M. Kremer
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:262-4
Abstract

Nederland heeft een sterke traditie op het gebied van richtlijnen voor het medisch handelen. De kwaliteit van deze richtlijnen is over het algemeen hoog, maar er zijn ook onderdelen die verbeterd kunnen worden, zoals de verslaglegging van de toegepaste methode.1

evidence-based richtlijnontwikkeling

In Nederland stimuleren de overheid, de wetenschappelijke verenigingen van de beroepsorganisaties en andere organisaties de ontwikkeling van evidence-based richtlijnen.2-4 Met evidence-based medicine beoogt men valide (niet-vertekende) informatie te verzamelen, met als uiteindelijk doel de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Bij deze methode begint men met het vertalen van een klinisch probleem in een goed geformuleerde vraag. Daarna wordt in uiteenlopende databestanden zo zorgvuldig mogelijk gezocht naar het beste ‘bewijsmateriaal’ (evidence, ofwel resultaten van gedegen wetenschappelijk onderzoek) om deze vraag te beantwoorden. De aldus geïdentificeerde artikelen worden aan de hand van beoordelingslijsten systematisch beoordeeld op methodologische kwaliteit. De resultaten worden vervolgens systematisch samengevat en toegepast in…

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, Dutch Cochrane Centre, Postbus 22.660, 1100 DD Amsterdam.

Hr.dr.R.J.P.M.Scholten, arts-epidemioloog; mw.dr.L.C.M.Kremer, kinderarts.

(cochrane@amc.uva.nl).

Contact hr.dr.R.J.P.M.Scholten (cochrane@amc.uva.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

A.R.H.
van Zanten

Ede, februari 2004,

Wij onderschrijven met Scholten en Kremer het belang van evidence-based medicine bij het ontwikkelen van klinische richtlijnen (2004:262-4). Evidence-based medicine is primair ontwikkeld ter beoordeling van therapeutische interventies bij individuele patiënten en heeft twee basisprincipes.1 Evidence alleen is nooit voldoende om tot een klinisch besluit te komen en impliceert het beoordelen van relevante wetenschappelijke informatie, intuïtieve integratie van die informatie en weging van de te verwachten voordelen, risico's en organisatorische mogelijkheden in het licht van specifieke kenmerken en voorkeuren van patiënten.2 Verder brengt evidence-based medicine een hiërarchie aan in beschikbare medisch-wetenschappelijke kennis. Met evidence wordt bedoeld dat de a priori statistische waarschijnlijkheid groot is dat de patiënt baat zal ondervinden van een therapeutische interventie.2 Evidence is geen absoluut begrip, maar beslaat een scala van bevindingen; van individuele observaties en meningen van deskundigen tot resultaten van grote prospectieve gerandomiseerde klinische studies (RCT's).2 In de geneeskunde gaat het om de a priori statistische waarschijnlijkheid, in de rechtspraak om het post hoc aantonen van de causaliteit van een gebeurtenis.2

De basis voor evidence in evidence-based medicine zijn correct uitgevoerde RCT's die op het moment van literatuurbeoordeling beschikbaar zijn. Epidemiologische gegevens worden gebruikt om wetenschappelijk valide aanbevelingen te formuleren bij één specifieke aandoening. Ze laten zien dat de statistische waarschijnlijkheid groot is dat een patiëntengroep baat heeft bij een bepaalde interventie. Dit impliceert een kleine kans op een onjuiste uitspraak. Overigens zijn niet alle klinische vragen te beantwoorden door het verrichten van RCT's, bijvoorbeeld naar het gebruik van het valscherm bij parachutespringen. Het is de vraag of het (ethisch) verantwoord is hiernaar een RCT te verrichten.3

Aanbevelingen in klinische richtlijnen gebaseerd op systematische reviews betreffen de behandeling van patiënten met één specifieke klinische aandoening, maar patiënten hebben vaak meerdere problemen tegelijkertijd. Meestal wordt geen rekening gehouden met de therapie wegens comorbiditeit of met wensen van de patiënt over de behandeling. De arts heeft de vrijheid en soms de plicht om van richtlijnen af te wijken als daarvoor redenen bestaan.4 Het behoort tot de expertise en de competentie van de behandelend arts om te beslissen of aanbevelingen moeten worden opgevolgd. Het kunnen beslissen om aanbevelingen al of niet te volgen vereist gedegen vakkennis.4 5

Een andere beperking van systematische reviews is het feit dat alleen beschikbare en gepubliceerde informatie kan worden gebruikt. Dat betekent geenszins dat, bij de afwezigheid van wetenschappelijke evidentie van hoog niveau, een behandeling die door deskundigen regelmatig wordt toegepast niet zeer waardevol kan zijn. Bij studies die de sterfte beïnvloeden, kan het niet ethisch verantwoord worden geacht een tweede placebogecontroleerde studie te verrichten. Een voorbeeld is de studie naar geactiveerd proteïne C (aPC) bij ernstige sepsis; de sterfte daalde met 6,1% (p = 0,005).6 De Commissie Richtlijnontwikkeling van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC) heeft daarom op basis van één RCT een aanbeveling voor gebruik van aPC gedaan.7

Daarnaast blijkt dat grote studies vaak financiële steun krijgen vanuit het bedrijfsleven. Dit kan leiden tot publicatiebias en positievere resultaten ten gunste van de producten van de sponsor (oddsratio 4,05; 95%-BI: 2,98-5,5).8 Dit bemoeilijkt interpretatie van wetenschappelijke evidence. Richtlijnontwikkeling heeft ook ethische en juridische aspecten4 en ontwikkelaars van richtlijnen dienen zich daarvan bewust te zijn.9 Daarom is het van groot belang dat bij richtlijnontwikkeling behalve systematische reviews ook de kennis en de ervaring van deskundigen worden betrokken.

A.R.H. van Zanten
J. Damen
Literatuur
  1. Guyatt G, Rennie D. User's guide to the medical literature. A manual for evidence-based clinical practice. The Evidence Based Medicine Working Group. Chicago: AMA Press; 2002. p. 276.

  2. Borst-Eilers E, Leeuwen M van. Verstand en gevoel in de clinch. De rol van evidence in de spreekkamer en vergaderzaal. Med Contact 2002;57:1115-7.

  3. Smith GC, Pell JP. Parachute use to prevent death and major trauma related to gravitational challenge: systematic review of randomised controlled trials. BMJ 2003;327:1459-61.

  4. Damen J, Diejen D van, Bakker J, Zanten ARH van. NVIC-standpunten, NVIC-richtlijnen en de juridische implicaties. Neth J Crit Care 2002;6:18-21.

  5. Baltzan M. Assessing the quality of clinical practice guidelines. CMAJ 2002;166:168-9.

  6. Bernard GR, Vincent JL, Laterre PF, LaRosa SP, Dhainaut JF, Lopez-Rodriguez A, et al. Efficacy and safety of recombinant human activated protein C for severe sepsis. N Engl J Med 2001; 344:699-709.

  7. Girbes ARJ, Bakker J, Deuren M van, Hout BA van, Leeuwen SJ van, Levi MM, et al. Toepassing drotrecogin alpha, geactiveerd proteïne C (aPC) bij de behandeling van ernstige sepsis. Neth J Crit Care 2003;10:285-8.

  8. Lexchin J, Bero LA, Djulbegovic B, Clark O. Pharmaceutical industry sponsorship and research outcome and quality: systematic review. BMJ 2003;326:1167-70.

  9. Damen J, Diejen D van, Bakker J, Zanten AR van. Legal implications of clinical practice guidelines. Intensive Care Med 2003;29:3-7.

R.J.P.M.
Scholten

Amsterdam, maart 2004,

Wij hebben in ons commentaar geenszins willen suggereren dat evidence (hier in de vorm van systematische reviews) alléén voldoende is voor het nemen van klinische beslissingen of het opstellen van een richtlijn. Evidence is uiteraard slechts één van de bouwstenen en de voorkeuren van de patiënt en het klinische inzicht van de behandelaar met betrekking tot de te verwachten voor- en nadelen van de beslissing voor de patiënt zijn minstens zo belangrijk. Door ons enthousiasme voor systematische reviews als vorm van evidence zijn deze overige belangrijke aspecten wellicht onderbelicht gebleven.

De opmerking van de collega's Van Zanten en Damen over RCT's noopt ons echter ook tot het wegnemen van een hardnekkig misverstand. Het gerandomiseerde klinische experiment is het onderzoekstype met de minste kans op vertekening en dit onderzoekstype verdient dan ook, indien mogelijk, de voorkeur. De RCT leent zich echter voornamelijk voor het beantwoorden van vragen over de effectiviteit van interventies. Voor vragen over etiologie of ernstige neveneffecten van behandelingen (die doorgaans veel tijd vergen om manifest te worden) is observationeel onderzoek (patiënt-controleonderzoek of cohortonderzoek) aangewezen en in sommige gevallen kan zelfs volstaan worden met een ongecontroleerde patiëntenserie (zoals bij het thalidomide- of Softenon-drama). Onlangs verscheen elders een commentaar waarin deze aspecten inzichtelijk werden gemaakt.1

Gedegen inzicht in de onderliggende pathofysiologische mechanismen tenslotte maakt het uitvoeren van een RCT soms zelfs overbodig (bijvoorbeeld voor het vaststellen van het effect van valschermgebruik bij parachutespringen).

R.J.P.M. Scholten
L.C.M. Kremer
Literatuur
  1. Glaziou P, Vandenbroucke J, Chalmers I. Assessing the quality of research. BMJ 2004;328:39-41.