Samenvatting
Doel
Inzicht verwerven in de prevalentie van diabetes mellitus en hart- en vaatziekten onder Turkse en Marokkaanse Nederlanders.
Opzet
Secundaire data-analyse van een dwarsdoorsnedeonderzoek in 1999/'00.
Methode
De prevalentie van zelfgerapporteerde diabetes en hart- en vaatziekten werd met interviews bepaald in een steekproef van 743 Turkse, 641 Marokkaanse en 537 autochtone Amsterdammers van 35-74 jaar. Etnische verschillen in prevalenties werden met logistische-regressieanalyse onderzocht met correctie voor geslacht, leeftijd en opleiding. Er werd gekeken of overgewicht en bewegingsarmoede verschillen konden verklaren. Bij hart- en vaatziekten werd tevens de samenhang met roken en diabetes onderzocht. Daarnaast werd de samenhang tussen diabetes en hart- en vaatziekten bestudeerd.
Resultaten
Turken en Marokkanen hadden vaker diabetes dan autochtone Nederlanders (12,3, 12,4 en 3,0). Na correctie voor geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, overgewicht en bewegingsarmoede bleven deze verschillen bestaan. Hart- en vaatziekten kwamen vaker voor onder Turken (10,6) dan onder autochtone Nederlanders (5,0); dit gold niet voor Marokkanen (5,4). Het verschil tussen Turkse en autochtone Nederlanders bleef bestaan na correctie voor opleiding, overgewicht, bewegingsarmoede, diabetes en roken. De samenhang tussen diabetes en hart- en vaatziekten was voor alle onderzochte groepen vrijwel even groot.
Conclusie
De prevalentie van diabetes was onder Turkse en Marokkaanse Nederlanders hoger dan onder autochtone Nederlanders. Onder Turken was de prevalentie van hart- en vaatziekten hoger dan onder de autochtone populatie. Er was een consistente samenhang tussen diabetes en hart- en vaatziekten bij de 3 etnische groepen.
(Geen onderwerp)
Rotterdam, augustus 2003,
Dijkshoorn et al. (2003:1362-6) beschreven dat de prevalentie van diabetes mellitus onder Turkse en Marokkaanse Nederlanders hoger is dan onder autochtone Nederlanders en dat de prevalentie van hart- en vaatziekten onder Turkse hoger is dan onder Marokkaanse en autochtone Nederlanders.
Deze resultaten verschillen sterk van die van een studie die door ons verricht werd op de afdeling Inwendige Geneeskunde van het Medisch Centrum Rijnmond-Zuid te Rotterdam.1 Uit deze studie, die verricht werd onder Turken, Surinaamse Hindoestanen en autochtone Nederlanders, konden wij concluderen dat Turkse patiënten met diabetes mellitus beduidend minder frequent hart- en vaatziekten hadden (oddsratio (OR): 0,19) dan Surinaams-Hindoestaanse (OR: 2,77) en autochtone Nederlandse patiënten met diabetes mellitus.
De vraag is hoe de verschillen in de frequentie van hart- en vaatziekten bij Turken verklaard kunnen worden en wat de betekenis is van beide studies. Het antwoord is waarschijnlijk gelegen in de aard van beide onderzoeken.
Het onderzoek van Dijkshoorn et al. is een epidemiologische studie. De prevalentiecijfers zijn verkregen door middel van interviews met respondenten uit steekproeven van het bevolkingsregister. De respons onder autochtone Nederlanders was 61% en geschat werd dat die onder Turken en Marokkanen vergelijkbaar was. In de interviews met een interviewer van dezelfde etnische herkomst werden gegevens verkregen over zelfgerapporteerde diabetes mellitus en hart- en vaatziekten. De vraag is of het gevonden verband tussen Turkse afkomst en het vóórkomen van hart- en vaatziekten van klinische betekenis is.
Het Rotterdamse onderzoek betreft een klinische patiënt-controlestudie, waarbij het vóórkomen van macrovasculaire complicaties van diabetes mellitus bij opeenvolgende patiënten is onderzocht. Door deze studieopzet was er geen onderrapportage van diabetes mellitus en kon de diagnose ‘ischemische hartziekte’ geobjectiveerd worden. De geconstateerde hoge frequentie van hart- en vaatziekten bij Surinaamse Hindoestanen wordt bevestigd in vele andere studies, vooral verricht in Groot-Brittannië. Juist deze groep werd helaas niet bestudeerd door Dijkshoorn et al. Onze bevindingen kunnen onder andere verklaard worden doordat de door ons bestudeerde Turkse patiënten voornamelijk tot de eerste generatie immigranten behoorden en als zodanig nog een mediterrane levensstijl volgden. In de studie van Dijkshoorn et al. worden ook personen van 35-54 jaar bestudeerd; dezen behoren mogelijk tot de tweede generatie en hebben waarschijnlijk een westerse levensstijl.
Beide studies zijn ons inziens relevant omdat ze aandacht vestigen op het feit dat de hoge en groeiende prevalentie van diabetes mellitus en hart- en vaatziekten bij allochtone en autochtone Nederlanders een belangrijk probleem vormt voor de volksgezondheid.
Dijkstra S, Klok M, Hoogenhuyze D van, Sauerwein HP, Berghout A. Ischemic heart disease in Turkish migrants with type 2 diabetes mellitus in the Netherlands: wait for the next generation? Neth J Med 2002;60:434-7.