artikel
Wetenschappelijke kennis dichter bij de medische praktijk brengen, dat is het bestaansrecht van tijdschriften zoals het NTvG. Zoals de BMJ zo mooi stelt: ‘Helping doctors make better decisions’. Dit themanummer beoogt de kennis over patiënten van een andere herkomst dan de Nederlandse toegankelijk te maken.
Is onze kennis op dit terrein voldoende om betere beslissingen in de medische praktijk te nemen? Verre van. Het medisch-wetenschappelijk onderzoek overziend lijkt het alsof onderzoekers oogkleppen op hebben voor bevolkingsgroepen van een andere dan Europese herkomst. Ondanks de groeiende omvang van deze groepen in Nederland maar ook in de meeste andere Europese landen, worden ze vaak van onderzoek uitgesloten. Soms impliciet, als bijvoorbeeld de eis wordt gesteld dat een participant goed Nederlands moet kunnen spreken. En soms expliciet, omdat een multi-etnische onderzoekspopulatie ‘confounding’ zou kunnen introduceren, bijvoorbeeld in genetisch onderzoek. Wanneer mensen van allochtone herkomst wel participeren, bereiken we ze met de huidige onderzoeksmethodieken vaak niet in voldoende aantallen om ze in statistische analyses apart te kunnen onderscheiden.
Door de beperkte kennis zijn de huidige professionele richtlijnen nauwelijks etnisch-specifiek. Maar verschillen in de epidemiologie van ziekten of in de succeskans van behandelingen vereisen dat mogelijk wel. Een aantal bijdragen in dit nummer laat dat zien. Zo betoogt Richardus dat gerichte screening op chronische hepatitis B en C bij migranten uit Oost-Europa mogelijk gewenst is in het licht van de hoge prevalentie van de ziekten in die regio (A5595).
Ook vindt u in dit themanummer handvatten om oogkleppen in de medische praktijk zo veel mogelijk af te zetten. Zo moet een arts alert zijn op een somatische presentatie van depressieve klachten onder patiënten uit sommige allochtone groepen, zo laten Veling et al. zien (A5606). Van den Muijsenbergh en Oosterberg (A5612) en Fransen et al. (A5581) concretiseren hoe verschillen tussen patiënten in cultuur en in taalbeheersing eisen stellen aan de attituden en vaardigheden van zorgverleners. Uiteraard moeten artsen niet als antropologen worden opgeleid, maar een zekere mate van bewustzijn en kennis van diverse bevolkingsgroepen is onontbeerlijk voor een goede zorgverlening. Een keerzijde van die kennis is dat deze kan leiden tot rigide stereotyperingen als patiënten gezien worden als ‘afgeleiden’ van kenmerken die aan een bepaalde bevolkingsgroep worden toegeschreven. Om dit te voorkomen is een etnisch-sensitieve houding onder zorgverleners nodig. Wij hopen met dit themanummer hieraan bij te dragen.
Reacties