Zie ook het artikel op bl. 1389.
Inleiding
Ongeveer 20.000 van alle 26.000 cerebrovasculaire accidenten (CVA's, beroertes) die jaarlijks in Nederland optreden, zijn herseninfarcten. Hiermee is het herseninfarct het belangrijkste type beroerte. De laatste jaren is er een sterke voor leeftijd gecorrigeerde daling in sterfte door het CVA geweest.1 Door de vergrijzing van de bevolking en een lichte bevolkingstoename neemt het absolute aantal CVA's echter toe. Voor het Verenigd Koninkrijk kan zelfs gerekend worden op een groei met 30 van het aantal acute CVA's van 1983 tot 2023.2 Gezien de sterfte na CVA in het algemeen sterk met de leeftijd toeneemt, zal de extra belasting van de gezondheidsvoorzieningen vooral bij de opvang van patiënten met een acuut CVA optreden, terwijl de prevalentie niet veel groter wordt. De mortaliteit en morbiditeit van het CVA zijn groot. Tussen de 11 en 33 van alle patiënten overlijdt in het acute stadium…
Het herseninfarct
Groningen, augustus 1991,
Met veel genoegen hebben wij het artikel van collega Limburg et al. gelezen (1991;1392-6). Toch willen wij graag een kanttekening plaatsen bij deze beschouwing. Uit het betoog, evenals uit de bijdrage van collega Koudstaal (1991;1389-92), blijkt dat de nieuwe inzichten, hoewel veelbelovend, vooralsnog niet een effectieve therapie in het acute stadium van het herseninfarct hebben opgeleverd. Het verbaast ons dan ook, dat Limburg et al. schrijven; ‘Belangrijk voor welke acute behandeling dan ook is dat patiënten kort na het ontstaan van de eerste verschijnselen opgenomen en behandeld worden. In een recent onderzoek was de mediane tijd tussen eerste verschijnselen en opname 4 uur. Dit is nog steeds aan de lange kant voor een acute interventie’.
Zij lijken daarmee ervoor te pleiten dat huisartsen patiënten met een herseninfarct sneller doorsturen naar een ziekenhuis, terwijl zij eveneens stellen dat een effectieve therapie (nog) niet voorhanden is. Het is dus zeer de vraag of de patiënt bij een dergelijk beleid gebaat is.
Anders is de situatie, wanneer als onderdeel van een clinical trial eisen worden gesteld aan de duur van het interval dat verloopt tussen het optreden van de eerste verschijnselen en de aanvang van de behandeling; deze toevoeging ontbreekt echter. Ons dunkt, dat buiten een dergelijke setting thans een op de individuele patiënt afgestemd beleid, zoals onlangs beschreven in een klinische les, de voorkeur verdient.1
Schuling J, Greidanus J. Thuiszorg voor de bejaarde patiënt met een cerebrovasculair accident. [LITREF JAARGANG="1991" PAGINA="737-9"]Ned Tijdschr Geneeskd 1991; 135: 737-9.[/LITREF]
Het herseninfarct
Amsterdam, augustus 1991,
Collega Schuling heeft in ons artikel een pleidooi gezien voor het snel opnemen van patiënten met een CVA, terwijl de strekking van ons artikel was dat er nog steeds geen acute interventie is waarvan de klinische effectiviteit afdoende is aangetoond. Wij hebben het relatief lange interval tussen ontstaan van het infarct en opname in het ziekenhuis genoemd om daarmee te wijzen op een belangrijk praktisch probleem bij het uitvoeren van klinisch onderzoek bij deze patiëntengroep. Buiten het kader van dergelijk onderzoek is een opname met grote spoed in het algemeen niet nodig. Mocht een effectieve interventie ontwikkeld worden, dan zal gezien de noodzaak tot snelle opname de dagelijkse praktijk ingrijpend moeten veranderen.