Histamine-afgifteremmers

J. Kreukniet
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:525-7

Inleiding

Bij astmapatiënten bleek khelline (afkomstig van een plant uit het oostelijke deel van de Middellandse Zee en voorheen wel gebruikt ter bestrijding van koliekpijnen) verlichting te geven bij een benauwdheidsaanval. Khelline is een relaxans van gladde spiercellen. Altounyan, die khelline bij zichzelf toepaste, wilde het produkt verbeteren, waarbij hij uiteindelijk tot het cromoglicinezuur kwam.

Cromoglicinezuur is geen eenvoudig spasmolyticum. Het is vooral werkzaam bij allergische aandoeningen en is als dinatriumcromoglicaat onder diverse namen aan het eind van de zestiger jaren in de handel gebracht voor gebruik bij astma en rinoconjunctivitis op allergische basis in de vorm van poeder of…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Longziekten, Catharijnesingel 101, 3511 GV Utrecht.

Prof.dr.J.Kreukniet, longarts.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Breda, april 1988,

Hierbij wil ik graag enkele kanttekeningen plaatsen bij het artikel van collega Kreukniet (1988;525-7). De door hem voorgestelde dosering van de diverse cromoglicaatvormen, zijnde 3 à 4 dd, is principieel niet juist. Aangezien de eliminatietijd van cromoglicaat tussen 4-6 uur ligt (afhankelijk van het orgaan en de cromoglicaatvorm – poeder of spray), is de minimale dosering van de meeste cromoglicaatvormen 4 x per dag. Bij cromoglicinezuur (Lomusol) is de dosering zelfs 6 x 1 à 2 neusverstuivingen per dag in ieder neusgat.

Zijn herhaalde stellingname dat de voedingsmiddelenallergie zeldzaam is, acht ik niet juist. De voedingsmiddelenallergie als een van de vormen van de zg. ‘adverse reactions to foods’, komt steeds meer in de belangstelling te staan. In mijn klinische praktijk blijkt dat ongeveer 30% van de patiënten last heeft van deze vorm van allergie, die in een reeks van publikaties door ons beschreven wordt. Bovendien worden al sinds jaren op alle belangrijke allergologiecongressen, bijv. van de European Academy of Allergy & Clinical Immunology, American Academy of Allergy & Clinical Immunology, The American College of Allergists enz., speciale workshops en symposia gehouden met dit onderwerp als vast programma-onderdeel, om van de talrijke speciale congressen en symposia over alleen voedingsmiddelenallergie nog niet te spreken. Overigens verscheen in 1987 een omvangrijk boekwerk: ‘Food allergy and intolerance’ geschreven door een internationaal collectief van 70 auteurs.1

Mijn volgende opmerking betreft de conclusie van collega Kreukniet: ‘Misschien hebben per os toegediende cromoglicaten ook effect bij de (zeldzame) allergie voor voedingseiwitten’. Deze veronderstelling heeft feitelijke grond: de uitstekende preventieve werking van orale cromoglicaattoediening werd niet alleen in onze onderzoeken en in een hoofdstuk van het hier genoemde boek,1-4 maar ook door andere auteurs herhaaldelijk beschreven en bevestigd.

Mijn laatste kanttekening betreft de door collega Kreukniet geciteerde literatuur, die ik niet voldoende representatief acht voor het onderwerp cromoglicaat, en de farmacologie en klinische toepassing ervan. Er werden hier geen van de internationaal gerespecteerde standaardpublikaties over dit onderwerp genoemd (bijv. van de auteurs Aas, Altounyan, Assem, Brogden, Brostoff, Cox, Foreman, Frick, Heiner, Howel, Johnson, May, Orange, Orr, Pepys, Taylor, Wright, Zanussi, e.a.). Over cromoglicaat, de farmacologie en klinische toepassing hebben wij meer dan 30 publikaties geschreven met betrekking tot de neus, de longen, de conjunctivae, bij urticaria en atopisch eczeem, en bij directe en late reactie in diverse organen. Deze zijn vooral te vinden in de jaargangen van Journal of Allergy en in Annals of Allergy. Ik vind het jammer dat het goede idee van collega Kreukniet om over cromoglicaat te schrijven heeft geleden door onvolledig literatuuronderzoek.

Z. Pelikan
Literatuur
  1. Pelikan Z. Rhinitis and secretory otitis media: a possible role of food allergy. In: Brostoff J, Challacombe SJ, eds. Food allergy and intolerance. 1st ed. London: Baillière Tindall – WB Saunders, 1987: 467-85.

  2. Pelikan-Filipek M, Pelikan Z. The effects of oral Disodium cromoglycate (DSCG, Nalcrom) in urticaria due to the food allergy. Ann Allergy 1985; 55: 242.

  3. Pelikan Z, Pelikan-Filipek M. Protective effects of oral Disodium cromoglycate (DSCG) on the nasal response due to the food ingestion challenge. J Allergy Clin Immunol 1986; 77(Part 2): 238.

  4. Pelikan Z, Pelikan-Filipek M, Knikman G. Immediate and late asthmatic response due to the food ingestion challenge and the protective effects of oral Disodium cromoglycate (DSCG). J Allergy Clin Immunol 1987; 79: 244.

Utrecht, april 1988,

De aanvullende opmerkingen van collega Pelikan over het gebruik van cromoglicinezuur betreffen vooral de waarde van dit middel bij voedselintolerantie en zijn als zodanig waardevol. Begrijpelijkerwijs heb ik mij als longarts voornamelijk gericht op aandoeningen van de luchtwegen, met name op het paroxismale asthma bronchiale, waarbij cromoglicinezuur kan worden toegepast. In dat kader blijken voedingsallergenen toch slechts een ondergeschikte rol te spelen in verhouding tot inhalatie-allergenen.

Met de in het artikel genoemde doseringen van het cromoglicinezuur komt men bij deze aandoeningen veelal uit. Is het effect onvoldoende, dan kan men natuurlijk altijd, gezien het vrijwel ontbreken van bijwerkingen van het middel, een hogere dosering en (of) frequentere toepassing adviseren.

Ik denk ook wel dat collega Pelikan het met mij eens zal zijn als ik stel dat allergisch asthma bronchiale een veelvuldiger voorkomend ziektebeeld is dan voedselintolerantie op basis van allergie. Maar wat let hem om het tegendeel te beschrijven in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde?

Onder de totale populatie van patiënten met allergisch astma die de polikliniek van de longafdeling van het Academisch Ziekenhuis in Utrecht bezoeken, hebben wij slechts een enkele patiënt met een respiratoire allergie voor voedingseiwitten; er wordt wel degelijk naar gekeken!

De opmerking over de geraadpleegde literatuur betreft vooral oudere publikaties. Zij bevinden zich vrijwel alle in mijn literatuurbestand. Ik had aanvankelijk ook een veel langere literatuurlijst, maar de redactie van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde beperkt zijn auteurs in het aantal verwijzingen. Ik besloot toen alleen nieuwere literatuur te gebruiken. Zelfs Altounyan, de vader van cromoglicinezuur, is daarbij, wellicht in historisch opzicht ten onrechte, gesneuveld.

J. Kreukniet