De eerste beschrijving van de ziekte van Parkinson, ‘On the shaking palsy’ van James Parkinson in 1817,1 deed achteraf niet helemaal recht aan het ziektebeeld, omdat Parkinson vooral de tremor beschreef. Ook sprak hij van ‘intact intellect’. Ruim 50 jaar later, in 1872, voegde Jean-Martin Charcot bradykinesie en rigiditeit aan dit ziektebeeld toe.2 Dit was reden voor Charcot om de term ‘shaking palsy’ (paralysis agitans) te vervangen door ‘de ziekte van Parkinson’. Deze trias – tremor, bradykinesie en rigiditeit – bleef tot in de jaren 60 van de vorige eeuw de kern van de definitie van de ziekte van Parkinson.3
De ziekte van Parkinson werd en wordt door zijn definitie in de eerste plaats als bewegingsstoornis gezien. Psychiatrische symptomen vormen echter een forse belasting voor deze patiëntengroep. Het meest frequent zijn angst (31%), affectieve stoornissen (52%) en apathie (40%).4-6 Maar ook hallucinaties (35%) en psychose (26%) zijn niet zeldzaam.7,8 Cognitieve functiestoornissen, met name afname van de volgehouden aandacht en trager denktempo, zijn al in een vroeg stadium aanwezig en worden ernstiger naarmate de ziekte vordert. Daarnaast ontwikkelen veel patiënten (29%) impulscontrolestoornissen, die geluxeerd kunnen worden door behandeling met een dopamine agonist.9 Veel van deze zogeheten niet-motore symptomen zijn al in een vroeg stadium aanwezig en kunnen een belangrijke rol spelen bij vroegdiagnostiek.10 Daarnaast is de impact op de kwaliteit van leven zeker zo groot als die van de motore symptomen.11 De nieuwe criteria voor de ziekte van Parkinson bevatten dan ook deze cognitieve en psychiatrische…
Reacties