In de spreekkamer is opzoekkennis belangrijker dan parate kennis

Perspectief
A.J.J.A. Scherpbier
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:453
Abstract

Zie ook de artikelen op bl. 450 en 452.

Parate kennis is altijd belangrijk geweest in de spreekkamer en zal dat ook altijd blijven. Toch verandert er veel in de geneeskunde: zo is er veel nieuwe kennis, worden de kosten steeds belangrijker en weegt de effectiviteit steeds zwaarder. Een belangrijke vraag is dan: welke parate kennis moet een arts hebben om een probleem van een patiënt lege artis te kunnen oplossen en wat kan de arts ook, of misschien zelfs beter, opzoeken?

Deze vraag kunnen wij alleen beantwoorden als wij weten wat er in de spreekkamer gebeurt en waar dit toe leidt. Wij leveren een goede kwaliteit zorg, maar weten ook dat nieuwe kennis in de praktijk niet of nauwelijks wordt geïmplementeerd.1 De verrichte diagnostiek is niet altijd adequaat en kosteneffectief. Ook de farmacotherapie is niet altijd optimaal: kosten en ongewenste bijwerkingen zijn vaak terugkerende items in de…

Auteursinformatie

Universiteit Maastricht, Onderwijsinstituut Geneeskunde, Postbus 616, 6200 MD Maastricht.

Hr.prof.dr.A.J.J.A.Scherpbier, arts en opleidingsdirecteur.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Deurne, België, maart 2006,

Recente ontwikkelingen op technologisch, wetenschappelijk, pedagogisch en cultureel vlak versterken de stelling van collega Scherpbier (2006:453) dat ‘opzoekkennis’ in de spreekkamer aan belang wint. Wat de technologie betreft: dankzij internet en de onlinezoekmachines kunnen wij vandaag relevant internationaal bewijs in een mum van tijd de spreekkamer binnenhalen. Wat de wetenschap betreft: dankzij de evidence-based geneeskunde (EBM) wordt die informatie reeds verwerkt tot systematische reviews, praktisch bruikbare richtlijnen of op de patiënt gerichte evidence die ertoe doet (‘patient-oriented evidence that matters’; POEMS). Op pedagogisch gebied zien wij dat moderne leerprocessen, zoals het constructivisme,1 steunen op het tijdig beantwoorden aan de informatiebehoefte van de arts (‘doctor’s educational needs’; DEN’s) en de onvervulde behoeften van de patiënt (‘patient’s unmet needs’; PUN’s). Dat betekent het gebruiken van opzoekkennis in de spreekkamer. Op cultureel gebied zien wij dat de mondige patiënt van het informaticatijdperk het waardeert dat hij betrokken wordt in het opzoeken, het vertalen (zowel taalkundig weergeven als ‘verstaanbaar’ maken voor de patiënt) en het toepassen van recent internationaal bewijs in de medische besliskunde, dat zijn of haar klacht of probleem in de spreekkamer kan helpen oplossen. Via ‘online ter plaatse’ (‘online on-the-spot’; OOS) – het zoeken op richtlijnen of POEMS via het internet in aanwezigheid van de patiënt – kunnen wij vandaag onze medische besliskunde op de plek waar zorg moet worden geleverd, toetsen of bijsturen.2

De gebruikswaarde van informatie wordt doorgaans uitgedrukt met de formule van Slawson en Shaughnessy: B = R × V/W.3 De B (bruikbaarheid) is recht evenredig met de R (relevantie van de informatie), met de V (validiteit of wetenschappelijke betrouwbaarheid) en omgekeerd evenredig met de W (werktijd nodig om de kennis te vergaren). In het OOS-model is R hoog, omdat de vraag tijdens het consult wordt gegenereerd. Deze is daardoor praktisch en patiënt- of artsgericht. V is hoog als men EBM-databanken gebruikt. W is laag, doordat de zoektijd kort is en bovendien de informatie direct beschikbaar is en onmiddellijk wordt toegepast in de klinische praktijk. Daardoor wordt de bruikbaarheid (B) van de informatieopbrengst bijzonder groot. Bij een kwaliteitsverbeteringsproject in onze huisartsengroepspraktijk registreerden wij 365 zoekopdrachten (OOS’en) tijdens de consultatie in aanwezigheid van de patiënt. Dit betekende 1 OOS per 8 patiëntcontacten. De gemiddelde duur van opzoeken en verwerken naar de patiënt toe bedroeg 7 min. In 8 op de 10 zoekopdrachten vonden wij een antwoord, wat bij 4 op de 10 nieuwe informatie opleverde en bij 2 op de 10 leidde tot verandering van de medische beslissing. Bij 5 op de 10 OOS’en werd de patiënt direct betrokken. OOS brengt patiënt, arts en beschikbaar bewijs samen.

D. Van Duppen
A. Van Linden
M. Dietrich
Literatuur
  1. Berkestijn L van. Constructivisme. Levenslang en zelfgestuurd leren. Huisarts Wet. 2003;46:673.

  2. Van Duppen D. Online on-the-spot. Evidence based medicine in de spreekkamer. Huisarts Nu. 2003;32:1.

  3. Shaughnessy AF, Slawson DC. Are we providing doctors with the training and tools for lifelong learning? Interview by Abi Berger. BMJ. 1999;319:1280.

A.J.J.A.
Scherpbier

Maastricht, april 2006,

Collegae Van Duppen et al. maken duidelijk dat er zeer veel kennis te vinden is. De nieuwe ontwikkelingen vormen ook een uitdaging. Het gaat erom dat wij zoeken naar effectieve en betrouwbare manieren om de beschikbare informatie te vertalen naar het individu. Dit vraagt om informatie over de ‘waarheid van nieuwe en oude informatie’. Omdat wij weten dat niet alles waar of zelfs bekend is, zal ‘risk assessment’ in de besliskunde een belangrijke rol moeten spelen. Als artsen moeten wij hiermee leren omgaan. Kortom, vele uitdagingen die de moeite waard zijn om de kwaliteit van zorg voor de patiënt te optimaliseren.

A.J.J.A. Scherpbier