Samenvatting
Weigering van vocht en/of voedsel komt bij verpleeghuispatiënten vaak voor. Indien het besluit om te stoppen met eten en drinken door de patiënt bewust en weloverwogen wordt genomen, spreekt men van ‘versterven’. Een wilsbekwame 73-jarige man, verpleeghuispatiënt, die leed aan een progressieve supranucleaire paralyse wenste, om zich verder lijden te besparen, een einde te maken aan zijn leven door zelf gespaarde slaaptabletten te slikken en vervolgens vocht en voedsel te weigeren. Deze wens stuitte echter op vele morele en juridische bezwaren van de kant van de instelling en door de verpleeghuisarts geraadpleegde deskundigen. Nadere beschouwing achteraf leerde echter dat de patiënt veel onduidelijkheid bespaard was gebleven indien alle betrokkenen beter op de hoogte waren geweest van de juridische en morele kaders. Als artsen de weigering van voedsel en vocht toetsen op vrijwilligheid, weloverwogenheid en duurzaamheid zijn er geen juridische bezwaren. Indien wij als maatschappij accepteren dat wilsbekwame patiënten, die volledig op de hoogte zijn van de gevolgen en van mogelijke alternatieve behandelingswijzen, deze weg willen begaan, lijken er ook geen morele obstakels te zijn.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, maart 2004,
Zo lang er mensen zijn (Homo sapiens bestaat ongeveer 200.000 jaar), wordt hun overlijden bespoedigd door onvoldoende eten en drinken, omdat zij te ziek zijn en te moe om daar nog aandacht voor te hebben, of omdat hun er de levenslust voor ontbreekt. Als hun ziekte of hun gebrek aan levenslust onomkeerbaar lijkt, is er geen enkele reden om hun eten en drinken op te dringen. Nu zijn wij dat ineens ‘versterven’ gaan noemen, en is deze handelwijze toegevoegd aan ons arsenaal van levensbeëindigende technieken. Wel schijnt het in ons land om een nog ‘veronachtzaamde methode’ te gaan (2004:536-9). Ik hoop dat het mij te zijner tijd nog zal lukken om in de vergetelheid weg te zinken zonder dat daarvoor regelmatige multidisciplinaire besprekingen nodig zijn en medisch-ethisch beraad met een verpleeghuisarts, neuropsycholoog, gemeentelijk lijkschouwer, geneeskundig inspecteur, forensisch-psychiatrisch geschoolde arts, en de directie van de instelling waar ik tegen die tijd misschien verblijf. Ik zou het zonde vinden van hun tijd.
(Geen onderwerp)
Nijmegen, maart 2004,
Collega Hijdra benadrukt in zijn reactie terecht dat wat nu ‘versterven’ wordt genoemd al een oude manier is om het levenseinde te bespoedigen en dat dit deels ‘van zelf’ geschiedt. Hierbij dient wel te worden aangetekend dat onder ‘versterven’ niet altijd hetzelfde wordt verstaan. Zo wordt die term ook wel gebruikt, wanneer zorgverleners stoppen met vocht en voeding bij iemand die zijn of haar wil ter zake niet meer kan bepalen. Wij verstaan onder versterven dat een wilsbekwaam persoon, op de hoogte van de consequenties, bewust en weloverwogen stopt met eten en drinken. Dat komt niet vaak voor, zeker niet in een verpleeghuis.
De casus leert ons inderdaad dat alle consultaties en de multidisciplinaire besprekingen niet nodig waren geweest indien de behandelend arts voldoende op de hoogte was geweest van de morele en met name juridische kaders. De mening van de vele deskundigen hebben eerder voor verwarring dan voor duidelijkheid gezorgd.
Wij zijn het dan ook eens met collega Hijdra dat het bewust weigeren van vocht en voedsel om de dood te bespoedigen in eerste en laatste instantie een zaak voor de patiënt en (eventueel) zijn of haar dokter is, zoals ook de titel van ons artikel reeds suggereert.