Een pleidooi voor een standaard om de anamnese vast te leggen

Anamnese in tijden van big data

Opinie
Martijn P. Bauer
Marieke M. van Buchem
Simone A. Cammel
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2021;165:D5211
Abstract

Er is veel te zeggen voor systemen om klinische besluitvorming te ondersteunen. Deze computerprogramma’s helpen de arts een diagnose te stellen door verschillende patiëntgegevens te combineren en hierin patronen te herkennen. Het succes van deze systemen is echter beperkt. Hoe komt dat?

Door gebruik te maken van een systeem dat de klinische besluitvorming ondersteunt (‘clinical decision support’-systeem, CDSS), zijn patiënten minder afhankelijk van de ervaring en de cognitieve vermogens van de dokter. Omgekeerd worden dokters behoed voor cognitieve valkuilen en gesteund door een grotere hoeveelheid wetenschappelijk onderbouwde kennis dan die zij zichzelf ooit eigen kunnen maken. Toch is het succes van CDSS’en tot op heden beperkt. Hoe komt dat?

Verkeerde focus

Een belangrijk deel van het probleem is dat de ontwikkeling van CDSS’en zich op dit moment lijkt te concentreren op aanvullend onderzoek. Dat is begrijpelijk, want biochemische, beeldvormende en histopathologische gegevens zijn digitaal beschikbaar en zo toegankelijk voor grootschalige analyses (‘big data’) en machinelearning. De focus op aanvullend onderzoek gaat echter voorbij aan het feit dat patiënten zich niet presenteren met de resultaten van aanvullend onderzoek. De meeste diagnoses worden ook niet gesteld op basis van aanvullend onderzoek. Diagnoses worden gesteld…

Auteursinformatie

LUMC, Leiden. Afd. Interne Geneeskunde: dr. M.P. Bauer, internist-acuut geneeskundige en infectioloog. Afd. Informatietechnologie en Digitale Innovatie: M.M. van Buchem, MSc, onderzoeker; S.A. Cammel, MSc, datawetenschapper (thans: Google, Amsterdam).

Contact M.P. Bauer (m.p.bauer@lumc.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: er zijn mogelijke belangen gemeld bij dit artikel. ICMJE-formulieren met de belangenverklaring van de auteurs zijn online beschikbaar bij dit artikel.

Auteur Belangenverstrengeling
Martijn P. Bauer ICMJE-formulier
Marieke M. van Buchem ICMJE-formulier
Simone A. Cammel ICMJE-formulier
Anamnese gestandaardiseerd vastleggen
Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Huisartsgeneeskunde
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Froukje
Boukes

Wat een schrikbeeld wordt hier geschetst! Een webapplicatie die meeluistert bij een anamnese en een samenvatting voorstelt. Die moet de arts dan al dan niet accorderen. Zo werkt het niet in de geneeskunde. In een gesprek zijn er veel meer factoren dan een computer kan herkennen, zoals hoe de patiënt eruit ziet, hoe hij of zij kijkt bij het antwoorden en welke woorden er gebruikt worden. 
Het enorme gevaar dreigt dat een arts, die de webapplicatie moet gebruiken zijn of haar vragen en gedrag gaat aanpassen aan de computer. Andersom kan namelijk niet. Bovendien zie ik hier alweer een volgende tijdverspillende bezigheid opdoemen (naast het vinkjes zetten voor de kwaliteitscontrole). Tijd die we veel beter kunnen besteden aan werkelijk contact maken met de patiënt en samen kijken welk geneeskundig pad ingeslagen moet worden.

Froukje Boukes, huisarts

Interessant genoeg schetst Froukje Boukes juist een schrikbeeld dat we willen voorkomen of verbeteren met de webapplicatie. Ten eerste heeft de applicatie als belangrijk doel om het contact tussen arts en patiënt te verbeteren. De arts is tegenwoordig vaak tijdens een groot deel van het consult aan het typen, waarbij hij/zij ook het verhaal van de patiënt in een adequate samenvatting probeert te gieten. Als de arts niet meer hoeft te typen, kan hij/zij beter op de lichaamstaal en andere signalen van de patiënt letten, beter oogcontact met de patiënt maken en een betere band met de patiënt opbouwen. Ten tweede zou de webapplicatie juist administratieve rompslomp moeten verminderen. Als er om welke (kafkaëske) reden dan ook informatie nodig is, dan ligt deze nu gestructureerd vast en zou automatisch uit het systeem gehaald moeten kunnen worden, zonder dat een arts vervelende vinkjes moet gaan zetten. Ten derde heeft de applicatie niet het doel om datgene wat de computer herkent tot absolute waarheid te verheffen en de wereld daarbuiten als niet-bestaand af te doen. Het is juist de bedoeling dat de arts ondersteund wordt in zijn/haar denkproces met kwantitatieve gegevens waar hij/zij dan zijn/haar eigen waarneming aan toe kan voegen. Bijkomend voordeel van de applicatie is dat het verhaal van de patiënt juist in diens eigen woorden wordt vastgelegd, waar die in de anamnese van veel artsen helaas vaak niet meer goed terug te vinden zijn. Als de arts zijn/haar werkwijze zou aanpassen aan de applicatie, dan is de applicatie mislukt, want dan gaat er heel veel waardevolle informatie verloren. Tot slot zal niemand de arts ooit dwingen om deze applicatie te gebruiken - hij is bedoeld als hulpmiddel en als hij daar niet aan voldoet, moet men hem niet gebruiken. 

In weerwil van het beeld dat computers soms oproepen, is het doel van onze applicatie dus om de geneeskunde weer menselijker te maken en de dokter weer meer dokter te laten zijn. 

namens de auteurs,

Martijn Bauer, internist

Herman
Schippers

Met interesse heb ik de artikelen Anamnese in de tijd van big data en Betere zorg door anamnese standaard gelezen.

De valkuil van een gestandaardiseerde anamnese zit 'm naar mijn mening in de rigiditeit van de vragenlijst. Zowel voor de arts als de patient bestaat dit gevaar. Dit kan voorkómen worden door te kijken wat het uitgangspunt van een vragenlijst is: Het verzamelen van big data? Of het ondersteunen van patient en arts, en big data beschouwen als een bonus? Ik denk dat het tweede uitgangspunt het beste is.

Zelf heb ik vragenlijsten ontwikkeld voor onze hoofdpijnpoli. Deze vragen zijn ontwikkeld vanuit de praktijk. Natuurlijk zijn rode vlaggen opgenomen, maar ook vragen waar ik meestal geen tijd voor heb: caffeine gebruik; de slaapanamnese (inclusief nachtmerries); stress op school/werk en thuis; verzuim en hoe hiermee wordt om gegaan; schermgebruik van de mobiele telefoon. Ook gevalideerde lijsten heb ik opgenomen, maar ik heb t gevoel dat die mij tijdens het consult maar weinig ondersteunen. 

Patiënten waarderen de hoofdpijn vragenlijsten enorm. Ze zijn beter voorbereid als ze de vragenlijst hebben ingevuld. Ze kennen de vragen die ze kunnen verwachten, begrijpen de vragen zodat ik ze vlotter kan stellen. Vragen over medicatiegebruik, slaapproblemen of pesten op school behoeven weinig introductie. Patiënten hebben nagedacht over het verband tussen slaapproblemen, medicijngebruik en hoofdpijn voordat ze bij mij kwamen. Sommigen hebben zelfs de pijnmedicatie voor het consult verminderd.

Door de antwoorden op de vragenlijsten slim in het electronisch patiëntendossier te bouwen heb ik minder administratie. En daardoor meer tijd om het gesprek met de patient aan te gaan, en de anamnese te verdiepen. Want immers, zoals sir William Osler[1] al zei: just listen to your patient, he is telling you the diagnosis.

En de data? Die gebruik ik tijdens het consult. Schermtijd op de mobiel is daar een goed voorbeeld van. Patiënten vullen dit in en er ontstaat altijd een discussie of deze tijd veel is of niet. In de spreekkamer vergelijk ik hun data met die van leeftijdsgenoten, die de hoofdpijn vragenlijst ook hebben ingevuld. Deze (anonieme) data geeft herkenning en samen besluiten wij vaak de schermtijd eerst maar eens te halveren, om daarna te kijken wat dat met de hoofdpijn doet. 

Nu deze manier van werken lijkt te voldoen, kijk ik samen met andere ziekenhuizen hoe we dit kunnen uitrollen over Nederland. En hoe we de bonus aan data kunnen inzetten voor verbetering van de zorg.

Concluderend: Actieve patientenparticipatie leidt tot verbeterde medische consultatie, maar ook minder administratie. Als bonus ontstaat de mogelijkheid  tot data ondersteunde shared decision making, maar ook big data analyse. In samenwerking met andere ziekenhuizen kunnen zo klinische relevante vragen worden bekeken en het zorgproces worden verbeterd.

Door deze manier van denken en implementeren, staat niet het computersysteem boven, maar in dienst van de medisch specialist. Hierbij is discrete data geen doel, maar een bonus. Niet denken vanuit de ICT, maar vanuit de zorgprofessionals op de werkvloer. Oftewel: denk anders, denk medisch! 

Referentie:

1. Ned Tijdschr Geneeskd. 2002 Dec 21;146(51):2489-93.

Herman Schippers, neuroloog/kinderneuroloog, St. Antonius Ziekenhuis