Plaatjesrijk plasma wordt vanwege de theoretische werkingsmechanismen ervan vaak toegepast bij de behandeling van patiënten met pees- en gewrichtsaandoeningen. Klinische studies naar de effectiviteit van deze behandeling laten conflicterende resultaten zien. Moeten we patiënten met pees- en gewrichtsaandoeningen nu wel of niet met plaatjesrijk plasma behandelen?
Samenvatting
Artrose en peesaandoeningen van de onderste extremiteit zijn vaak voorkomende problemen waarbij het een uitdaging is om een effectieve behandeling te vinden. De injectie van plaatjesrijk plasma (PRP) is een behandeling die de inflammatie en het herstel van het weefsel lokaal beïnvloedt. In het laatste decennium zijn er veel klinische studies uitgevoerd naar de behandeling met PRP-injecties waarvan de resultaten wisselend waren. In dit artikel plaatsen we de resultaten van deze onderzoeken in het juiste perspectief. De kwaliteit van de gerandomiseerde studies en systematische literatuuroverzichten over de effectiviteit van PRP-injecties loopt duidelijk uiteen. Opvallend is dat studies met een positief effect vaak methodologische tekortkomingen hebben of de behandeling met een PRP-injectie hebben vergeleken met een glucocorticoïdinjectie. Deze studies geven een vertekend beeld van de effectiviteit van een PRP-injectie vanwege het minder goede effect op de middellange en lange termijn van een glucocorticoïdinjectie bij patiënten met een peesaandoening. Op basis van de literatuur raden wij het af om patiënten met artrose of tendinopathie van de onderste extremiteit met een PRP-injectie te behandelen.
artikel
Artrose en peesaandoeningen worden in de praktijk vaak gezien. Artrose en tendinopathieën komen het vaakst voor aan de onderste extremiteit. Gegevens over de incidentie van artrose en tendinopathieën zijn vaak afkomstig uit homogene patiëntengroepen waarbij de diagnostiek weinig problemen geeft. Bij de behandeling van patiënten met artrose of een tendinopathie is het de uitdaging om het weefsel te laten herstellen en een klinisch relevante verbetering van de klachten te bewerkstelligen. In het laatste decennium zijn er veel klinische studies uitgevoerd naar de behandeling met plaatjesrijk plasma (PRP), waarvan de resultaten wisselend waren. Ook in de recente wetenschappelijke literatuur zien we tegenstrijdige resultaten van de behandeling met PRP-injecties bij patiënten met verschillende peesaandoeningen. Een RCT bij 230 patiënten met een achillespeesruptuur liet na 24 weken zien dat er geen klinisch voordeel was van een lokale PRP-injectie ten opzichte van placebo.1 Daar tegenover staat een recente Nederlandse RCT bij 115 patiënten met plantaire fasciopathie (voorheen fasciitis plantaris).2 De Nederlandse onderzoekers zagen na 52 weken een statistisch significante verbetering van de klachten van patiënten die een PRP-injectie hadden gekregen, in vergelijking met patiënten die een glucocorticoïdinjectie hadden gekregen. Het is de vraag hoe we deze ogenschijnlijke tegenstrijdige resultaten in de klinische praktijk moeten duiden.
Wat is plaatjesrijk plasma?
Plasma met een verhoogde concentratie aan bloedplaatjes wordt plaatjesrijk plasma (PRP) genoemd. Al sinds 1970 wordt PRP in de humane geneeskunde toegepast.3 Het idee achter de behandeling met PRP is dat deze lichaamseigen bloedproducten regeneratieve effecten kunnen hebben. Met deze gedachte is PRP vervolgens in veel verschillende vakgebieden toegepast. De kaakchirurgie was één van de eerste gebieden waarin onderzoek naar de effecten van PRP werd gedaan. In het laatste decennium heeft deze behandeling een vlucht genomen bij orthopedische en sportmedische patiënten. Een behandeling met PRP wordt inmiddels binnen veel vakgebieden onderzocht en toegepast. Zo wordt PRP ingezet om patiënten met diabetische ulcera of neuropathieën te behandelen, maar ook om haargroei te stimuleren of het orgasme te verbeteren.
PRP wordt vaak verkregen door bij de patiënt veneus bloed af te nemen en dat bloed vervolgens te centrifugeren. Na centrifuge van het bloed wordt PRP geïsoleerd en kan het direct voor de behandeling worden gebruikt. Tijdens de aggregatie van bloedplaatjes komen lokaal groeifactoren vrij. Onder andere de volgende groeifactoren zijn vaak in PRP aanwezig: ‘platelet-derived’ groeifactor (PDGF), transformerende groeifactor-β (TGF-β), vasculair-endotheliale groeifactor (VEGF) en insulineachtige groeifactor (IGF).4 Deze groeifactoren kunnen mogelijk inflammatie remmen en bijdragen aan herstel van het weefsel.
PRP heeft niet altijd dezelfde samenstelling. Er zijn verschillende protocollen voor de bereiding van PRP. Zo varieert de duur van het centrifugeproces en het aantal centrifugeprocessen dat wordt uitgevoerd en worden er wisselend een buffer of middelen die de stolling bevorderen aan PRP toegevoegd. Er is een classificatiesysteem dat onderscheid maakt tussen PRP’s op basis van de aanwezigheid van leukocyten en een fibrine netwerk.5 De verschillende samenstellingen van PRP kunnen van invloed zijn op de effectiviteit ervan bij de behandeling van patiënten met pees- en gewrichtsaandoeningen.
Er zijn verschillende theoretische werkingsmechanismen van PRP beschreven: een toegenomen celproliferatie, productie van groeifactoren, neo-angiogenese, synthese van collageen en anti-inflammatoire effecten. Preklinische studies laten alleen eenduidig bewijs zien voor een toegenomen celproliferatie en productie van groeifactoren door het peesweefsel.6 Voor de overige theoretische werkingsmechanismen is geen bewijs.
Behandeling met PRP
Aan de hand van systematische literatuuroverzichten kan het beste worden bepaald of een behandeling bewezen effectief is. Daarbij bestaat het gevaar dat de kwaliteit van het systematische literatuuroverzicht de conclusie ervan kan beïnvloeden.7 Een goed voorbeeld daarvan zijn de literatuuroverzichten over de effectiviteit van een PRP-injectie bij patiënten met een tendinopathie van de achillespees. Er zijn in de periode 2011-2015 in totaal 6 systematische literatuuroverzichten gepubliceerd, terwijl er in die periode slechts 1 RCT voorhanden was.8 De tendens was dat de systematische literatuuroverzichten met een matige kwaliteit vaker concludeerden dat behandeling met PRP bewezen effectief is (figuur). De conclusie van systematische literatuuroverzichten is alleen van waarde als het literatuuroverzicht methodologisch juist is uitgevoerd.

Gewrichtsaandoeningen
De effecten van een behandeling met PRP bij patiënten artrose zijn vooral onderzocht in RCT’s bij patiënten met gonartrose. In die studies werd een PRP-injectie meestal vergeleken met een injectie met een glucocorticoïd of hyaluronzuur. Er zijn 4 relatief kleine studies gepubliceerd waarin de PRP-injectie met een placebo werd vergeleken.9-12 Deze studies lieten positieve effecten van de behandeling met PRP zien, al hebben die studies methodologische tekortkomingen.
In de eerste placebo-gecontroleerde studie is blindering van de 75 patiënten mogelijk mislukt omdat de patiëntengroepen die met PRP werden behandeld elk 1 of 2 injecties kregen, terwijl de placebogroep maar 1 injectie kreeg.9 De klachten van de patiënten in de placebogroep verbeterden niet tijdens de follow-up, hetgeen erg ongebruikelijk is bij placebo-injecties bij patiënten met artrose.13 Dit gegeven maakt het nog waarschijnlijker dat blindering van de patiënten in deze studie is mislukt.
Een andere studie met 30 patiënten rapporteerde, behalve pijn aan het begin van de studie en ernst van de artrose op basis van de röntgenfoto, geen andere kenmerken van de patiënten in beide groepen.10 Juist bij studies met zo weinig patiënten bestaat er een grote kans dat de groepen van elkaar verschillen in patiëntkenmerken die van invloed kunnen zijn op de prognose.
In een RCT met 182 patiënten werden 4 groepen vergeleken, waarvan alle behandelgroepen 3 keer een injectie kregen (1 PRP-injectie versus 3 PRP-injecties versus 3 hyaluronzuurinjecties versus ‘controle’).11 De behandeling in de controlegroep was niet gedefinieerd en het woord ‘placebo’ of ‘saline’ werd niet genoemd. Patiënten in de controlegroep lieten, een voor placebo-injecties ongebruikelijke, verslechtering van hun klachten zien in de loop van de studie. Bovendien werden de patiënten die de studie niet volledig doorliepen (11%) uit de analyse weggelaten.
In de recentste RCT met 46 patiënten waren er klinisch relevante verschillen in de patiëntkenmerken tussen beide groepen, maar daar werd niet voor gecorrigeerd.12 Deze studie liet 12 maanden na de behandeling een verschil zien in de pijn die de patiënten ervaarden en niet op eerdere tijdspunten.
Een recente netwerk meta-analyse van alle RCT’s naar intra-articulaire injectie van PRP bij patiënten met gonartrose schatte het behandeleffect van PRP ten opzichte van placebo.14 Wanneer RCT’s met een hoog risico op bias werden weggelaten, liet de meta-analyse een klein en niet-significant verschil in pijnreductie zien, uitgedrukt in een gestandaardiseerd gemiddeld verschil (‘standardized mean difference’) van 0,3 (95%-BI: -0,91-0,32).
Peesaandoeningen
Proximale hamstring In een dubbelblinde RCT werden 17 patiënten met een tendinopathie van de proximale hamstring geïncludeerd en behandeld met een injectie van autoloog bloed of PRP.15 Er was geen statistisch significant verschil tussen beide groepen in patiënt-gerapporteerde uitkomstmaten.
Gluteus medius en minimus Er is 1 RCT verricht naar de effectiviteit van een PRP-injectie met leukocyten in het concentraat bij 80 patiënten met tendinopathie van de gluteus musculatuur.16 Patiënten in de controlegroep werden behandeld met een glucocorticoïdinjectie. Deze RCT liet 12 weken na de behandeling zien dat de patiënten in de PRP-groep statisch significant minder pijn en een betere mate van functioneren hadden.
Patellapees In een dubbelblinde RCT met 23 patiënten werd het effect van een PRP-injectie bij patiënten met een tendinopathie van de patellapees vergeleken met ‘dry-needling’.17 Na 12 weken was er een significant en klinisch relevant verschil in de functionele uitkomstmaat, maar na 26 weken was er geen verschil meer. Een grote beperking van dit onderzoek is het kleine aantal patiënten. Een recentere dubbelblinde RCT bij 61 patiënten vergeleek een injectie met PRP dat rijk was aan leukocyten, met leukocytenarm PRP en een placebo.18 Na 12 weken was er geen verschil tussen de 3 groepen in een gevalideerde functiescore.
Achillespees In een Nederlandse RCT werden 54 patiënten met tendinopathie van het middelste deel van de achillespees geïncludeerd.19 De patiënten kregen een 1 injectie met PRP of placebo. Na 24 weken liet de studie geen verschil zien tussen beide groepen in een gevalideerde functiescore. Een kleinere studie met 23 patiënten liet ook geen significante verschillen tussen beide groepen zien.20 In een recenter onderzoek werden 60 mannen met een tendinopathie van het middelste deel van de achillespees gerandomiseerd in 3 groepen.21 De patiënten kregen 2-wekelijks 4 injecties met PRP of 3 of 4 injecties met placebo. De behandelaar was niet geblindeerd; er werd gepoogd de patiënten te blinderen. Alleen na 24 weken was er een statistisch significant verschil tussen beide groepen in de gevalideerde functiescore. De placebogroep had een veel kleinere verbetering van de klachten dan gebruikelijk is na toediening van placebo-injecties, hetgeen kan duiden op een mislukte blindering. De methodologische beperkingen van de RCT, zoals het kleine aantal patiënten, de onduidelijk gedefinieerde primaire uitkomstmaat en de mogelijk mislukte blindering, kunnen een verklaring zijn voor het behandeleffect van PRP dat in deze studie werd gevonden. In een recente placebo-gecontroleerde RCT bij 230 patiënten met een achillespeesruptuur was PRP niet effectief.1
Plantaire fasciopathie De meeste studies naar de behandeling met PRP bij patiënten met plantaire fasciopathie vergeleken deze interventie met een glucocorticoïdinjectie. Twee systematische literatuuroverzichten bundelden de studies naar de behandeling met PRP in vergelijking met een glucocorticoïdinjectie.22,23 Beide literatuuroverzichten concludeerden op basis van 10 kleine studies dat de behandeling met een PRP-injectie bij patiënten met plantaire fasciopathie effectief was. Echter 1 van de literatuuroverzichten liet alleen een significant verschil zien in pijn na 3 maanden follow-up en dit verschil is niet klinisch relevant.22 Het andere literatuuroverzicht concludeerde na meta-analyse van de studiegegevens dat PRP een effectieve behandeling is voor patiënten met plantaire fasciopathie.23 Deze conclusie is echter gebaseerd op de gegevens van 1 studie die 12 maanden na de behandeling met een PRP-injectie een statisch significant verschil liet zien in pijn ten opzichte van een glucocorticoïdinjectie. Een Nederlandse RCT bij 115 patiënten liet zien dat patiënten die met PRP waren behandeld na 52 weken statistisch significant minder klachten hadden dan patiënten die met een glucocorticoïdinjectie werden behandeld.2 Er is 1 studie uitgevoerd bij 28 patiënten waarin een PRP-injectie werd vergeleken met een placebo-injectie.23 Na 6 maanden verschilde de pijnscore tussen de patiënten uit beide groepen niet. Een recente pilotstudie bij 158 patiënten met plantaire fasciopathie vergeleek 4 interventies: schokgolftherapie, prolotherapie, PRP- en glucocorticoïdinjectie. Na 36 maanden vonden de onderzoekers geen enkel verschil in de effectiviteit van de interventies.25
PRP bij aandoeningen van de bovenste extremiteit
Het is discutabel of bovenstaande resultaten kunnen worden geëxtrapoleerd naar de minder frequent voorkomende pees- en gewrichtsaandoeningen van de bovenste extremiteit. De lokale behandeling met PRP heeft veronderstelde lokale effecten. De vraag is waarom deze lokale effecten anders zullen zijn bij hetzelfde probleem op een andere locatie. In een systematisch literatuuroverzicht naar het effect van een PRP-injectie bij patiënten met laterale epicondylaire tendinopathie (voorheen epicondylitis lateralis) zijn dezelfde methodologische problemen aanwezig als in de literatuur over pees- en gewrichtsaandoeningen van de onderste extremiteit.26 In de studies die in dit literatuuroverzicht zijn geïncludeerd zijn ook vaak glucocorticoïdinjecties als controle gebruikt.26 PRP-injecties worden bij de behandeling van patiënten met epicondylitis lateralis krachtig ontraden.
De toekomst
Momenteel lopen er aanzienlijk grotere studies van goede methodologische kwaliteit naar de effectiviteit van PRP-injecties bij patiënten met artrose27,28 en een tendinopathie.29 Deze studies zijn nodig om tot een sterkere aanbeveling te kunnen komen, omdat de kwaliteit van de huidig beschikbare studies te veel uiteenloopt. Bovendien zijn de huidige studies relatief klein, waardoor de schatting van het behandeleffect met grote onzekerheid gepaard gaat.
Aanbevelingen
We bevelen PRP-injecties niet aan bij de behandeling van patiënten met artrose of tendinopathieën van de onderste extremiteit. De kwaliteit van de studies op dit gebied lopen uiteen en de geschatte behandeleffecten in deze studies hebben een grote mate van onzekerheid. Daarnaast valt op dat studies met een positief effect, de behandeling met een PRP-injectie vaak vergeleken met een glucocorticoïdinjectie. Het is inmiddels bekend dat lokale glucocorticoïdinjecties bij patiënten met een tendinopathie een minder goed effect hebben op de middellange en lange termijn.30 Dit negatieve effect van glucocorticoïdinjecties vertekent de resultaten van vergelijkend onderzoek naar de behandeling met PRP bij patiënten met een tendinopathie. Daarnaast lijkt er een relatie te zijn tussen de kwaliteit van de systematische literatuuroverzichten en de aanbeveling die daarin wordt gedaan. Het is dus gevaarlijk om het handelen in de klinische praktijk te baseren op de conclusie van een systematisch literatuuroverzicht. Er lopen momenteel aanzienlijk grotere studies van methodologisch goede kwaliteit naar de effectiviteit van PRP-injecties bij patiënten met artrose en patiënten met een tendinopathie. De verwachting is dat deze studies de onzekerheid kunnen verminderen en krachtiger aanbevelingen kunnen doen voor de klinische praktijk.
Literatuur
Keene DJ, Alsousou J, Harrison P, et al. Platelet rich plasma injection for acute Achilles tendon rupture: PATH-2 randomised, placebo controlled, superiority trial. BMJ. 2019;367:l6132. doi:10.1136/bmj.l6132. Medline
Peerbooms JC, Lodder P, den Oudsten BL, et al. Positive effect of platelet-rich plasma on pain in plantar fasciitis: a double-blind multicenter randomized controlled trial. Am J Sports Med. 2019;47:3238-46. doi:10.1177/0363546519877181. Medline
Foster TE, Puskas BL, Mandelbaum BR, et al. Platelet-rich plasma: from basic science to clinical applications. Am J Sports Med. 2009;37:2259-72. doi:10.1177/0363546509349921. Medline
Eppley BL, Pietrzak WS, Blanton M. Platelet-rich plasma: a review of biology and applications in plastic surgery. Plast Reconstr Surg. 2006;118:147e-59e. doi:10.1097/01.prs.0000239606.92676.cf. Medline
Dohan Ehrenfest DM, Andia I, Zumstein MA, et al. Classification of platelet concentrates (platelet-rich plasma-PRP, platelet-rich fibrin-PRF) for topical and infiltrative use in orthopedic and sports medicine: current consensus, clinical implications and perspectives. Muscles Ligaments Tendons J. 2014;4:3-9. doi:10.32098/mltj.01.2014.02. Medline
de Vos RJ. Does platelet-rich plasma increase tendon metabolism? Adv Exp Med Biol. 2016;920:263-73. doi:10.1007/978-3-319-33943-6_25. Medline
Weir A, Rabia S, Ardern C. Trusting systematic reviews and meta-analyses: all that glitters is not gold! Br J Sports Med. 2016;50:1100-1. doi:10.1136/bjsports-2015-095896. Medline
Ardern CL, Dupont G, Impellizzeri FM, et al. Unravelling confusion in sports medicine and sports science practice: a systematic approach to using the best of research and practice-based evidence to make a quality decision. Br J Sports Med. 2019;53:50-6. doi:10.1136/bjsports-2016-097239. Medline
Patel S, Dhillon MS, Aggarwal S, Marwaha N, Jain A. Treatment with platelet-rich plasma is more effective than placebo for knee osteoarthritis: a prospective, double-blind, randomized trial. Am J Sports Med. 2013;41:356-64. doi:10.1177/0363546512471299. Medline
Smith PA. Intra-articular autologous conditioned plasma injections provide safe and efficacious treatment for knee osteoarthritis: an FDA-sanctioned, randomized, double-blind, placebo-controlled clinical trial. Am J Sports Med. 2016;44:884-91. doi:10.1177/0363546515624678. Medline
Görmeli G, Görmeli CA, Ataoglu B, et al. Multiple PRP injections are more effective than single injections and hyaluronic acid in knees with early osteoarthritis: a randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc. 2017;25:958-65. doi:10.1007/s00167-015-3705-6. Medline
Kon E, Engebretsen L, Verdonk P, Nehrer S, Filardo G. Clinical outcomes of knee osteoarthritis treated with an autologous protein solution injection: a 1-year pilot double-blinded randomized controlled trial. Am J Sports Med. 2018;46:171-80. doi:10.1177/0363546517732734. Medline
Zhang W. The powerful placebo effect in osteoarthritis. Clin Exp Rheumatol. 2019;37 Suppl 120:118-23.
Phillips M, Vannabouathong C, Devji T, et al. Differentiating factors of intra-articular injectables have a meaningful impact on knee osteoarthritis outcomes: a network meta-analysis. Knee Surg Sports Traumatol Arthrosc. 2020. doi:10.1007/s00167-019-05763-1. Medline
Davenport KL, Campos JS, Nguyen J, et al. Ultrasound-guided intratendinous injections with platelet-rich plasma or autologous whole blood for treatment of proximal hamstring tendinopathy: a double-blind randomized controlled trial. J Ultrasound Med. 2015;34(8):1455-1463. doi:10.7863/ultra.34.8.1455. Medline
Fitzpatrick J, Bulsara MK, O’Donnell J, et al. The effectiveness of platelet-rich plasma injections in gluteal tendinopathy: a randomized, double-blind controlled trial comparing a single platelet-rich plasma injection with a single corticosteroid injection. Am J Sports Med. 2018;46:933-9. doi:10.1177/0363546517745525. Medline
Dragoo JL, Wasterlain AS, Braun HJ, Nead KT. Platelet-rich plasma as a treatment for patellar tendinopathy: a double-blind, randomized controlled trial. Am J Sports Med. 2014;42:610-8. doi:10.1177/0363546513518416. Medline
Scott A, LaPrade RF, Harmon KG, et al. Platelet-rich plasma for patellar tendinopathy: a randomized controlled trial of leukocyte-rich PRP or leukocyte-poor PRP versus saline. Am J Sports Med. 2019;47(7):1654-1661. doi:10.1177/0363546519837954. Medline
de Vos RJ, Weir A, van Schie HT, et al. Platelet-rich plasma injection for chronic Achilles tendinopathy: a randomized controlled trial. JAMA. 2010;303:144-9. doi:10.1001/jama.2009.1986. Medline
Krogh TP, Ellingsen T, Christensen R, et al. Ultrasound-guided injection therapy of achilles tendinopathy with platelet-rich plasma or saline. Am J Sports Med. 2016;44:1990-7. doi:10.1177/0363546516647958. Medline
Boesen AP, Hansen R, Boesen MI, et al. Effect of high-volume injection, platelet-rich plasma, and sham treatment in chronic midportion achilles tendinopathy: a randomized double-blinded prospective study. Am J Sports Med. 2017;45:2034-43. doi:10.1177/0363546517702862. Medline
Singh P, Madanipour S, Bhamra JS, Gill I. A systematic review and meta-analysis of platelet-rich plasma versus corticosteroid injections for plantar fasciopathy. Int Orthop. 2017;41:1169-81. doi:10.1007/s00264-017-3470-x. Medline
Ling Y, Wang S. Effects of platelet-rich plasma in the treatment of plantar fasciitis. Medicine. 2018;97:e12110. doi:10.1097/MD.0000000000012110. Medline
Johnson-Lynn S, Cooney A, Ferguson D, et al. A feasibility study comparing platelet-rich plasma injection with saline for the treatment of plantar fasciitis using a prospective, randomized trial design. Foot Ankle Spec. 2019;12:153-8. doi:10.1177/1938640018776065. Medline
Uğurlar M, Sönmez MM, Uğurlar OY, et al. Effectiveness of four different treatment modalities in the treatment of chronic plantar fasciitis during a 36-month follow-up period: a randomized controlled trial. J Foot Ankle Surg. 2018;57:913-18. doi:10.1053/j.jfas.2018.03.017. Medline
de Vos RJ, Windt J, Weir A. Strong evidence against platelet-rich plasma injections for chronic lateral epicondylar tendinopathy: a systematic review. Br J Sports Med. 2014;48:952-6. doi:10.1136/bjsports-2013-093281. Medline
Paget L, Bierma-Zeinstra S, Goedegebuure S, et al. Platelet-rich plasma injection management for ankle osteoarthritis study (PRIMA): protocol of a Dutch multicentre, stratified, block-randomised, double-blind, placebo-controlled trial. BMJ Open. 2019;9:e030961. doi:10.1136/bmjopen-2019-030961. Medline
Paterson KL, Hunter DJ, Metcalf BR, et al. Efficacy of intra-articular injections of platelet-rich plasma as a symptom- and disease-modifying treatment for knee osteoarthritis - the RESTORE trial protocol. BMC Musculoskelet Disord. 2018;19:272. doi:10.1186/s12891-018-2205-5. Medline
Oderuth E, Ali M, Atchia I, Malviya A. A double blind randomised control trial investigating the efficacy of platelet rich plasma versus placebo for the treatment of greater trochanteric pain syndrome (the HIPPO trial): a protocol for a randomised clinical trial. Trials. 2018;19:517. doi:10.1186/s13063-018-2907-x. Medline
Coombes BK, Bisset L, Vicenzino B. Efficacy and safety of corticosteroid injections and other injections for management of tendinopathy: a systematic review of randomised controlled trials. Lancet. 2010;376:1751-67. doi:10.1016/S0140-6736(10)61160-9. Medline
Geen schade van corticosteroïd-injecties op lange termijn
Geachte auteurs,
Met interesse heb ik het artikel gelezen. In grote lijnen kan ik me vinden in de strekking daarvan. Echter, ik heb moeite met de stelligheid van de volgende zin: "Het is inmiddels bekend dat lokale glucocorticosteroidinjecties bij patiënten met een tendinopathie een minder goed effect hebben op de middellange en lange termijn." Verwezen wordt naar de review van Coombes e.a. Als u daarmee bedoelt dat het middel na 13 weken is uitgewerkt, ben ik het met u eens, maar als u in de volgende zin opmerkt: "Dit negatieve effect van glucocorticoidinjecties vertekent de resultaten...." denk ik dat u bedoelt dat de injecties op langere termijn een schadelijk effect hebben. Dat wordt door het artikel van Coombes e.a. niet onderbouwd. Het lijkt wel zo te zijn in studies waarin corticosteroïd-injecties worden vergeleken met een afwachtend beleid of met fysiotherapie. In het artikel van Coombes e.a. wordt 37 maal een interventie vergeleken met een andere interventie of met een afwachtend beleid. Interessant zijn eigenlijk alleen de 5 studies waarbij het lange-termijn effect van corticosteroïd-injecties worden vergeleken met placebo-injecties. In geen enkele van die studies (drie maal tenniselleboog, één maal golferselleboog twee maal rotator-cuff tendinopathie) werd een nadelig effect gevonden bij controle na 13-52 weken.
Jan Mens, MSK-arts, MSK-kliniek Leiden
reactie auteurs
Geachte dr. Mens,
Dank voor uw reactie op dit artikel. Hoewel het artikel vooral de effecten van PRP injecties als focus heeft en minder diep ingaat op de effecten van corticosteroïd injecties, is de reactie begrijpelijk en ook gedeeltelijk terecht. We willen daar in onderstaande reactie dieper op ingaan.
De negatieve effecten van corticosteroïden op lange termijn komen inderdaad in de systematische review van Coombes et al. (2010) vooral naar voren als de vergelijkende behandeling geen placebo is. Bij vergelijkingen met ‘wait-and-see’ en ‘fysiotherapie’ laten meerdere onderzoeken wel een nadelig effect zien na 13-52 weken. Dit werpt de vraag op of de nadelige effecten moeten worden verklaard door de corticosteroïden of door de injectie behandeling zelf. Een definitief oordeel daarover is niet te geven op basis van deze systematische review, omdat er geen vergelijkend gerandomiseerd onderzoek is gedaan naar de effecten van een conservatieve behandeling zonder injectie versus een placebo injectie versus een corticosteroïd injectie.
Een groot gerandomiseerd onderzoek met laag risico op bias van dezelfde auteurs (Coombes et al. 2013)1 is deels tegemoet gekomen aan deze vraag. In dit onderzoek werden 165 patiënten met een laterale epicondylaire tendinopathie gerandomiseerd in één van de volgende behandelgroepen: 1) een lokale injectie met corticosteroïden, 2) een lokale placebo injectie, 3) fysiotherapie met een lokale corticosteroïd injectie en 4) fysiotherapie met een placebo injectie. Dit onderzoek liet zien dat een corticosteroïd injectie inferieur was aan een placebo injectie na 26 en 52 weken op de primaire uitkomstmaat (volledig herstel en recidief). Voor de secundaire uitkomstmaten was een corticosteroïd injectie inferieur aan een placebo injectie na 6 maanden voor hevigste pijn, pijn in rust, pijn en invaliditeit en kwaliteit van leven na 26 weken en dit hield aan voor hevigste pijn na 52 weken. Aanvullende fysiotherapie resulteerde overigens niet in andere uitkomsten.
Dit laatste artikel heeft verder bijgedragen aan de stelling dat corticosteroïd injecties op lange termijn nadelig zijn bij patiënten met tendinopathie. We hadden deze referentie aan het artikel moeten toevoegen om dit nog beter te benadrukken.
Robert-Jan de Vos, Marienke van Middelkoop en Sita M.A. Bierma-Zeinstra
Referentie
1 Coombes BK, Bisset L, Brooks P, Khan A, Vicenzino B. Effect of corticosteroid injection, physiotherapy, or both on clinical outcomes in patients with unilateral lateral epicondylalgia: a randomized controlled trial. JAMA. 2013; 309(5):461-9.