Acuut coronair syndroom bij een allergische reactie

Kounis-syndroom

Klinische praktijk
Rory D. O’Connor
E. (Eef) Hofland
Gideon Latten
Wouter A. Pluijms
Alexander W. Ruiters
Daisy Hoofwijk
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2019;163:D3250
Abstract
Download PDF

Samenvatting

Achtergrond

Het optreden van acute ischemie of een myocardinfarct bij een patiënt met een allergische reactie staat bekend als het allergisch acuut coronair syndroom of het Kounis-syndroom.

Casus

Een 63-jarige man kreeg postoperatief een anafylactische reactie op een intraveneuze gift diclofenac. Tijdens de behandeling van de anafylaxie trad myocardischemie op, achtereenvolgens veroorzaakt door een spasme van de rechter coronairarterie en een occlusie van de ramus interventricularis anterior (‘left anterior descending artery’) van de linker coronairarterie. Ondanks een percutane coronaire interventie trad infarcering van de voorwand op. Een verminderde linkerventrikelfunctie resteerde.

Conclusie

Bij patiënten met het Kounis-syndroom dient de therapie zich te richten op zowel de allergische reactie als het acuut coronair syndroom. Snelle herkenning en behandeling van dit syndroom heeft grote invloed op de prognose.

Kernpunten
  • Het Kounis-syndroom kenmerkt zich door een acuut coronair syndroom dat samenhangt met een allergische reactie.
  • Coronairarteriën vertonen een allergische respons op het vrijkomen van ontstekingsmediatoren door degranulatie van mestcellen in het hart.
  • Het Kounis-syndroom wordt ingedeeld in 3 types: coronairspasme, myocardinfarct ten gevolge van plaqueruptuur en ‘in stent’-trombose.
  • Het Kounis-syndroom kan laat worden herkend doordat óf allergische óf cardiale symptomen op de voorgrond staan.
  • Behandeling van patiënten met het Kounis-syndroom dient zich te richten op twee sporen: zowel de allergische component als het acute coronaire syndroom.
  • Vroegtijdige herkenning van het Kounis-syndroom is cruciaal omdat direct instellen van tweesporen-therapie de prognose sterk verbetert.

artikel

Inleiding

Dat coronairarteriën betrokken kunnen zijn bij een allergische reactie is nauwelijks bekend en wordt vaak niet herkend.1 Al in 1950 werd melding gemaakt van een allergische origine van een myocardinfarct na het ontstaan van urticaria bij de toediening van penicilline.2 Toch werd ‘allergische angina pectoris’ pas in 1991 als zelfstandige entiteit geponeerd door de Griekse cardioloog Nicholas Kounis.3 Het naar hem vernoemde syndroom wordt gedefinieerd als het optreden van een acuut coronair syndroom (ACS) dat samenhangt met mestcelactivatie bij een allergische reactie.4 In dit artikel geven wij de eerste beschrijving van een patiënt met het Kounis-syndroom in de Nederlandse literatuur.

Ziektegeschiedenis

Patiënt, een 63-jarige man, onderging onder algehele anesthesie een excisie van een lipoom op de hand. De voorgeschiedenis vermeldde hypercholesterolemie en diverticulitis. Patiënt rookte (inmiddels 40 pakjaren) en was bekend met allergieën voor diverse antibiotica.

Na een preoperatieve gift paracetamol kreeg de patiënt narcose met propofol, fentanyl en sevofluraan. Postoperatief kreeg hij op de verkoeverkamer 75 mg diclofenac opgelost in 100 ml fysiologisch zout intraveneus, welke hoeveelheid in 10 min inliep. 2 min nadat de dicofenac was ingelopen werd de patiënt misselijk, somnolent en hypotensief (bloeddruk: 50/38 mmHg). Hierop werd 15 mg efedrine en 200 µg fenylefrine intraveneus toegediend en kreeg hij NaCl 0,9% per infuus. Omdat dit onvoldoende effect had, werd een ecg vervaardigd. Deze vertoonde het beeld van transmurale ischemie van de onderwand (figuur 1), waarvoor de cardioloog werd verwittigd.

Figuur 1
Ecg van een patiënt die plotseling hypotensief was geworden na toediening van diclofenac
Figuur 1 | Ecg van een patiënt die plotseling hypotensief was geworden na toediening van diclofenac
Dit ecg van matige kwaliteit toont een sinusritme van ongeveer 75/min en een eerstegraads atrioventriculaire blok met enkele atriale extrasystolen. De ST-elevaties in de onderwandsafleidingen (in III meer dan in II) en de ST-depressies in de precordiale afleidingen (V1-V6) passen bij infero-posterieure transmurale ischemie.

De patiënt werd vervolgens dyspnoïsch en vertoonde gegeneraliseerd erytheem. Onder de werkdiagnose ‘anafylactische shock’ kreeg hij achtereenvolgens intraveneus 20 en 50 μg adrenaline, 100 mg hydrocortison en 2 mg clemastine toegediend. Tevens kreeg de patiënt adrenaline via verneveling (5 ml adrenaline-oplossing 1:1000). De bloeddruk normaliseerde, maar na 5 min werd de patiënt bradycard (hartfrequentie: 15 slagen/min); het is niet te achterhalen of sprake was van een sinusbradycardie, een sinoatriaal (SA) blok of een atrioventriculair (AV) blok. De bloeddruk was op dat moment niet meer meetbaar. Hierop gaven wij 0,5 mg atropine en 100 µg adrenaline intraveneus, waarna de hemodynamiek herstelde.

Figuur 2
Ecg na herstel van de bloeddruk bij de patiënt
Figuur 2 | Ecg na herstel van de bloeddruk bij de patiënt
Het ecg toont een sinustachycardie van 114 slagen/min, een verticale hartas, een niet-afwijkende PR-tijd, aspecifieke intraventriculaire geleidingsvertraging en een trage R-progressie over de voorwand. Behoudens de trage R-progressie en de sinustachycardie is dit ecg conform een ecg van 3 jaar eerder (niet getoond).

Het tweede ecg vertoonde niet-afwijkende ST-segmenten (figuur 2). 20 min later meldde de patiënt plots pijn op de borst. Het ecg wees nu op een acuut voorwandinfarct (figuur 3), waarop de cardioloog overging tot spoed-coronairangiografie na een orale gift van 180 mg ticagrelor.

Figuur 3
Ecg ten tijde van pijn op de borst
Figuur 3 | Ecg ten tijde van pijn op de borst
Dit ecg toont een regulair sinusritme van 94 slagen/min, ST-elevaties in afleidingen I, AVL, V1 en V2, en reciproke ST-depressies in de onderwandafleidingen. Deze afwijkingen passen bij een acuut voorwandinfarct.

Bij de coronairangiografie constateerden wij een occlusie van de ramus interventricularis anterior (‘left anterior descending artery’, LAD) van de linker coronairarterie. Wij gingen over tot een percutane coronaire interventie (PCI) met trombosuctie van een vers uitziende trombus in de LAD en plaatsing van een stent. Angiografie toonde een stenose van minder dan 50% in de rechter coronairarterie (figuur 4a). De enzymbepalingen en echografie wezen op een doorgemaakt voorwandinfarct en een sterk verminderde linkerventrikelejectiefractie, mogelijk een gevolg van emboli vanuit de trombus. De tryptaseconcentratie in serum was 25,4 µg/l (referentiewaarde: ≤ 11,4), wat past bij anafylaxie. Na een proefdosis carbasalaatcalcium schreven wij hiervan een onderhoudsdosering voor. De patiënt kreeg het advies geen andere NSAID’s te gebruiken.

Figuur 4
Acuut voorwandinfarct bij een anafylactische reactie
Coronairangiogrammen van een patiënt met het Kounis-syndroom
Figuur 4 | Acuut voorwandinfarct bij een anafylactische reactie | Coronairangiogrammen van een patiënt met het Kounis-syndroom
(a) Het angiogram toont een rechts-dominant coronair systeem. De stenose in de rechter coronairarterie beslaat minder dan 50%. van het lumen. Er zijn geen vaatspasmen zichtbaar. (b) Er is geen stenose in de ramus circumflexus van de linker coronairarterie. De ramus interventricularis anterior (‘left anterior descending artery’, LAD) toont wel een proximale occlusie. (c) Na trombosuctie van een wit stolsel en plaatsing van een ‘drug eluting stent’ is de LAD weer doorgankelijk. Mogelijk is er sprake van embolisatie van de perifere uiteinden van de LAD. Deze beelden zijn afkomstig van video’s die hieronder te bekijken zijn.

Er deden zich geen andere complicaties voor. Na een revalidatietraject hield de patiënt een verminderde inspanningstolerantie. Wij meldden de anafylactische reactie bij Bijwerkingencentrum Lareb.

Angiogram van de rechter coronairarterie. De stenose die hierop zichtbaar is beslaat minder dan 50% van het lumen.

Angiogram van de ramus circumflexus van de linker coronairarterie. De ‘left anterior descending artery’ (boven in beeld) is afgesloten.

Angiogram van de ‘left anterior descending artery’ (LAD, boven in beeld) na plaatsing van een stent. De LAD is weer doorgankelijk.

Beschouwing

Wij beschrijven een patiënt met een anafylactische reactie op diclofenac, gecompliceerd door transmurale ischemie van de onderwand van het hart en een acuut voorwandinfarct.

In de literatuur wordt de coïncidentie van een allergische reactie en een ACS als ziekte-entiteit geduid; deze wordt het Kounis-syndroom genoemd.3 Wij zijn het ermee eens dat deze coïncidentie als een aparte ziekte-entiteit wordt beschouwd, omdat deels sprake is van een aparte pathofysiologie. Deze hangt samen met de activatie van mestcellen – die talrijk aanwezig zijn in het hart – met vrijkomende mediatoren als histamine, tryptase, leukotriënen, prostaglandinen en ‘platelet-activating factor’ en met de werking hiervan op het coronairsysteem.3,5-9 De hypersensitiviteit kan leiden tot het Kounis-syndroom, waarin 3 typen zijn te onderscheiden (tabel).3,4,6,8 Antibiotica en insectenbeten zijn de meest frequente triggers van dit syndroom. Ook zijn NSAID’s als uitlokkende agentia beschreven.4,10

Tabel
Kounis-syndroom: combinatie van een allergische reactie en een acuut coronair syndroom4,6
Tabel | Kounis-syndroom: combinatie van een allergische reactie en een acuut coronair syndroom4,6

Epidemiologie

Betrouwbare cijfers over de prevalentie van het Kounis-syndroom ontbreken door een gebrek aan prospectieve studies en onderdiagnostiek.1,4 Mogelijk wordt de cardiale betrokkenheid bij patiënten met dit syndroom niet herkend doordat andere, niet-cardiale symptomen van de allergie op de voorgrond staan.3,5-7 Hoewel de prevalentiecijfers vermoedelijk een onderschatting zijn, is ook de werkelijke prevalentie waarschijnlijk laag. In een review van 175 casuïstische mededelingen bleek Kounis-syndroom type 1 het vaakst beschreven te zijn (72,6%).4 Vanwege de allergische etiologie komt dit syndroom relatief frequent op jonge leeftijd voor.1,4

Herkenning en behandeling

Vroegtijdige herkenning is cruciaal, omdat de tijd tot het moment van coronaire reperfusie de belangrijkste prognostische factor is. Daarom moet aan een ACS gedacht worden wanneer een patiënt bij een allergische reactie cardiale klachten krijgt of hemodynamisch instabiel wordt.4,6,8

Er zijn geen specifieke richtlijnen voor de behandeling van patiënten met het Kounis-syndroom. Naar onze mening is een specifieke richtlijn ook niet noodzakelijk, omdat de therapie zich logischerwijs dient te richten op zowel de anafylaxie als het ACS.4 Volgens de richtlijn van de World Allergy Organization is adrenaline de hoeksteen van de behandeling van anafylaxie.7,9 Adrenaline beïnvloedt de systemische reactie door remming van het vrijkomen van ontstekingsmediatoren. In geval van anafylaxie verbetert adrenaline de coronaire perfusie door enerzijds de perifere vaatweerstand te laten toenemen en anderzijds door de myocardcontractiliteit en hartfrequentie te verhogen, waardoor de cardiale output toeneemt.

Naast adrenaline worden glucocorticoïden en antihistaminica aanbevolen.7,9 De cardiale component van het Kounis-syndroom dient in de eerste en tweede lijn achtereenvolgens opgevangen en behandeld te worden volgens de vigerende protocollen voor het ACS van de NHG en de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie.4,6,8

Bij onze patiënt was de perfusie van het hart achtereenvolgens in 2 verschillende stroomgebieden bedreigd. De afwijkingen op het eerste ecg – en wellicht ook de ernstige bradycardie – waren uitingen van een bedreigde perfusie in de onderwand (zie figuur 1). De aanvoerende rechter coronairarterie bleek echter geen hemodynamisch significante stenose te bevatten. Wij concluderen dat er sprake is geweest van een coronairspasme van deze arterie (Kounis-syndroom type 1, zie de tabel). Hierbij kan differentiaaldiagnostisch gedacht worden aan een effect van de toegediende sympathicomimetica (efedrine, fenylefrine, adrenaline), die mogelijk bijgedragen hebben aan het coronairspasme.

Het tweede fenomeen werd ingeluid met pijn op de borst. Het derde ecg toonde tekenen van ischemie van de voorwand (zie figuur 3). De bevindingen bij de spoed-PCI van de LAD bevestigden deze lokalisatie. Hoewel er geen pathologisch onderzoek van de trombus is verricht, is het aannemelijk dat aan het voorwandinfarct een plaqueruptuur en trombusvorming ten grondslag lagen, als onderdeel van het Kounis-syndroom type 2.3,6,7

Conclusie

Bij een patiënt met een allergische reactie is het niet vanzelfsprekend om aan cardiale complicaties te denken. Waarschijnlijk wordt de combinatie van een allergische reactie en een acuut coronair syndroom – het Kounis-syndroom – te weinig herkend.1,3,4 Snelle behandeling van de allergische reactie en de implicaties hiervan voor het coronaire systeem is van cruciaal belang voor de prognose van dit potentieel levensbedreigende ziektebeeld.4,6,8

Literatuur
  1. Renda F, Landoni G, Trotta F, et al. Kounis syndrome: an analysis of spontaneous reports from international pharmacovigilance database. Int J Cardiol. 2016;203:217-20. Medline

  2. Pfister CW, Plice SG. Acute myocardial infarction during a prolonged allergic reaction to penicillin. Am. Heart J. 1950;40:945-7. Medline

  3. Kounis NG, Zavras GM. Histamine-induced coronary artery spasm: the concept of allergic angina. Br J Clin Pract. 1991;45:121-8. Medline

  4. Abdelghany M, Subedi R, Shah S, Kozman H. Kounis syndrome: a review article on epidemiology, diagnostic findings, management and complications of allergic acute coronary syndrome. Int J Cardiol. 2017;232:1-4. Medline

  5. Van der Linden PWG, Hack CE, Struyvenberg A, van der Zwan JC. Pathogenese van anafylactische verschijnselen na een insektesteek. Ned Tijdschr Geneeskd. 1993;43:2188-94.

  6. Kounis NG. Kounis syndrome: an update on epidemiology, pathogenesis, diagnosis and therapeutic manangement. Clin Chem Lab Med. 2016;54:1545-59. Medline

  7. Simons FE, Ardusso LR, Bilò MB, El-Gamal YM, Ledford DK, Ring J. World Allergy Organization Guidelines for the assessment and management of anaphylaxis. World Allergy Organ J. 2011;4:13-37. Medline

  8. Fassio F, Losappio L, Antolin-Amerigo D, et al. Kounis syndrome: a concise review with focus on management. Eur J Intern Med. 2016;30:7-10. Medline

  9. Simons E, Ebisawa M, Sanchez-Borges M, et al. 2015 update of the evidence base: World Allergy Organization anaphylaxis guidelines. World Allergy Organ J. 2015;8:32-48. Medline

  10. De Groot J, Gosselink A, Ottervanger J. Acute ST-segment elevation myocardial infarction associated with diclofenac-induced anaphylaxis: case report. Am J Crit Care. 2009;18:386-8. Medline

Auteursinformatie

Zuyderland Medisch Centrum, Heerlen/Sittard. Afd. Spoedeisende Hulp: drs. R.D. O’Connor en drs. G. Latten, SEH-artsen. Afd. Anesthesiologie: drs. E. Hofland, dr. W.A. Pluijms en dr. D. Hoofwijk, anesthesiologen. Afd. Cardiologie: drs. A.W. Ruiters, interventiecardioloog.

Contact R.D. O’Connor (r.oconnor@zuyderland.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: er zijn mogelijke belangen gemeld bij dit artikel. ICMJE-formulieren met de belangenverklaring van de auteurs zijn online beschikbaar bij dit artikel.

Auteur Belangenverstrengeling
Rory D. O’Connor ICMJE-formulier
E. (Eef) Hofland ICMJE-formulier
Gideon Latten ICMJE-formulier
Wouter A. Pluijms ICMJE-formulier
Alexander W. Ruiters ICMJE-formulier
Daisy Hoofwijk ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Een lipoom is een goedaardig onderhuids vetgezwel. Op harde medische gronden is chirurgische behandeling niet nodig. Esthetische of mechanische hinder kan hiervoor wel reden zijn. Lipomen kunnen in principe in de eerste lijn verwijderd worden.1) Lipomen van grote omvang of op een lastige locatie zijn reden voor verwijzing. Als huisarts zou ik verwachten dat, net als in de eerste lijn, bij tweedelijns verwijdering gekozen wordt voor of ook locale anesthesie of geleidingsanesthesie. In deze casus wordt gekozen voor algehele anesthesie bij een voor zover te beoordelen verder gezonde man. Na afloop van de lipoomverwijdering op zijn hand krijgt de patiënt op de verkoeverkamer intraveneus diclofenac toegediend. Ongetwijfeld hield men daarbij rekening met de eventuele noodzaak van extra maagbescherming. De reden waarom de patiënt diclofenac kreeg is onduidelijk.

Diclofenac heeft onder de NSAIDs de reputatie het meest cardiovasculair belastend te zijn, ook op korte termijn. 2) De anafylactische reactie die optrad in deze casus is dramatisch. Hij is echter ook illustratief voor het gegeven dat geneesmiddelen meer doen dan alleen een lokaal (pijn)probleem aanpakken. Het hele lijf inclusief het hart (!) wordt betrokken bij het toedienen van geneesmiddelen. Het is te verwachten dat de snelheid en de intensiteit waarmee dit gebeurt nog groter is na intraveneuze toediening, zoals deze dramatische casus laat zien. Misschien had deze casus als interessante casus geen publicatie op hoeven leveren?

Hein Janssens, huisarts/hoofdredacteur Ge-Bu (Geneesmiddelenbulletin)

1) Handboek verrichtingen in de huisartsenpraktijk. Redactie: Goudswaard AN, in ’t Veld CJ, Kramer WLM. Prelium (Houten/Utrecht), NHG (Nederlands Huisartsen Genootschap) 2014. Hoofdstuk 59, pagina 341.

2) Nieuwhof MAE. Cardiovasculaire risico’s van diclofenac. Gebu 2019. 53 (1): 12-15. (www.ge-bu.nl/artikel/cardiovasculaire-risico-s-van-diclofenac)

Wij danken collega H. Janssen voor zijn reactie.

Onze aanleiding tot publicatie bestond uit het verspreiden van kennis over het Kounis syndroom. Collega Janssen is terecht onder de indruk van de dramatische respons na het toedienen van een medicament. Hij maakt in zijn commentaar echter gebruik van enkele niet-onderbouwde aannames en suggesties.

Er was sprake van informed consent van patiënt voor klinische behandeling van het lipoom onder narcose. Indien patiënt de ingreep onder geleidingsanesthesie had kunnen en willen ondergaan, dan was hij nooit naar de tweede lijn verwezen. Een behandeling onder narcose kent bij een gezonde patiënt zeer weinig risico’s. Bovendien mist de gedachte dat de algehele anesthesie heeft bijgedragen aan het ontstaan van het Kounis syndroom een wetenschappelijke grondslag.

Er is inmiddels voldoende literatuur beschikbaar die aantoont dat adequate behandeling van postoperatieve pijn leidt tot een sneller postoperatief herstel en tot vermindering van complicaties op de korte en lange termijn (zoals het ontstaan van chronisch postoperatieve pijn), ook na relatief kleine ingrepen (1,2). NSAID’s spelen een cruciale rol bij de adequate behandeling van acute postoperatieve pijn. Het toedienen van eenmalig diclofenac intraveneus kent dan inmiddels ook een algemeen verspreid gebruik in ziekenhuizen, bijvoorbeeld op de SEH en de recovery. De onderzoeken met betrekking tot de cardiale belasting door diclofenac (overigens niet van toepassing na eenmalige toediening) zijn interessant, maar hebben niets te doen met het Kounis syndroom waarbij de pathogenese verloopt via mestceldegranulatie. 

De suggestie dat de intraveneuze route bepalend is geweest voor het ontstaan van de anafylactische reactie wordt niet ondersteund in een review over het Kounis syndroom (3). Hieruit blijkt dat deze zeldzame aandoening in de meeste gevallen optreedt na antibiotica, insectenbeten of voedingsmiddelen.

1. Gan TJ. Poorly controlled postoperative pain: prevalence, consequences, and prevention. J Pain Res2017;10:2287-98

2. Hoofwijk DMN, Fiddelers AAA, Peters ML, Stessel B, Kessels AG, Joosten EA, Gramke HF, Marcus MAE. Prevalence and predictive factors of chronic postsurgical pain and poor global recovery one year after outpatient surgery. Clin J Pain, 2015 Dec;31(12):1017-25

3. Abdelghany M et al. Kounis syndrome: a review article on epidemiology, diagnostic findings, management and complications of allergic acute coronary syndrome. Int J Cardiol2017 Apr1;232:1-4

E. (Eef) Hofland, anesthesioloog Zuyderland Ziekenhuis

Dr. D. (Daisy) Hoofwijk, anesthesioloog Zuyderland Ziekenhuis

Dr. Wouter A. Pluijms, anesthesioloog Zuyderland Ziekenhuis

Rory D. O'Connor, SEH-arts Zuyderland Ziekenhuis