Herziene richtlijn 'Delier volwassenen en ouderen'

Klinische praktijk
Paul L.J. Dautzenberg
Marja L. Molag
Barbara C. van Munster
Sophia E.J.A. de Rooij
H.J. (Dika) Luijendijk
Albert F.G. Leentjens
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:A7822
Abstract

Samenvatting

  • Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie heeft een multidisciplinaire werkgroep recent de richtlijn 'Delirium' uit 2004 herzien.
  • Vergeleken met de vorige richtlijn geeft de nieuwe richtlijn screening een plaats, en krijgen niet-medicamenteuze preventie en behandeling extra nadruk. Bij het voorschrijven van medicatie wordt enige terughoudendheid geadviseerd.
  • Het perspectief van patiënt en mantelzorger heeft nu een plaats gekregen.
  • Daarnaast wordt aandacht besteed aan patiënten met een delier in het verpleeghuis en wordt beschreven wat de werkgroep als optimale zorg voor patiënten met een delier beschouwt.
  • De herziene richtlijn ziet het diagnosticeren en behandelen van patiënten met een delier als een onderdeel van de basiszorg en primair als de taak van de behandelend arts.
  • Alleen bij gebrek aan ervaring of gevoel van incompetentie, of bij patiënten met een complex delier, adviseert de werkgroep een medisch specialist met specifieke expertise op het terrein van delier in te schakelen.
  • Tevens geeft de richtlijn suggesties voor de organisatie van nazorg aan patiënten met een delier.
Auteursinformatie

Jeroen Bosch Ziekenhuis, afd. Geriatrie, 's-Hertogenbosch.

Dr. P.L.J. Dautzenberg, klinisch geriater.

Kennisinstituut van Medisch Specialisten, Utrecht.

Dr. M.L. Molag, epidemioloog.

AMC, afd. Interne geneeskunde, Amsterdam.

Dr. B.C. van Munster, internist-ouderengeneeskundige en klinisch geriater (tevens: Gelre ziekenhuizen, afd. Geriatrie, Apeldoorn); prof.dr. S.E.J.A. de Rooij, internist-ouderengeneeskundige en klinisch geriater.

Bavo Europoort, afd. Ouderenpsychiatrie, Rotterdam.

Dr. H.J. Luijendijk, sociaal geriater.

Maastricht Universitair Medisch Centrum, afd. Psychiatrie, Maastricht.

Dr. A.F.G. Leentjens, psychiater.

Contact dr. M.L. Molag (m.molag@kims.orde.nl)

Belangenverstrengeling

Aanvaard op 16 mei 2014

Verantwoording

Belangenconflict en financiële ondersteuning voor dit artikel: M.L. Molag ontving een onderzoeksubsidie voor literatuurreview en richtlijnontwikkeling van Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten.

Auteur Belangenverstrengeling
Paul L.J. Dautzenberg ICMJE-formulier
Marja L. Molag ICMJE-formulier
Barbara C. van Munster ICMJE-formulier
Sophia E.J.A. de Rooij ICMJE-formulier
H.J. (Dika) Luijendijk ICMJE-formulier
Albert F.G. Leentjens ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Met veel belangstelling lazen wij het artikel van collega Dautzenberg et al. (2014;158:A7822) over de herziene richtlijn ‘Delier volwassenen en ouderen’. Graag willen wij reageren op de preventieve medicamenteuze behandeling van delier. Het routinematig inzetten hiervan wordt in de herziene richtlijn niet aangeraden. Wel wordt gesteld dat dit te overwegen is voor patiënten met een hoog risico op delier, terwijl wetenschappelijke onderbouwing hiervoor beperkt is.1 De werkgroep onderschrijft de huidige kennislacunes m.b.t. welke patiënten hier baat bij kunnen hebben, welke profylactische medicatie gegeven moet worden, hoe lang en in welke dosering, en benadrukt de noodzaak van een representatieve trial waarin (lange termijn uitkomsten van) preventieve behandeling met haloperidol vergeleken wordt met placebo. Juist om hier meer duidelijkheid over te verschaffen zijn wij in november 2012 gestart met de HARPOON studie (Early pharmacological intervention to prevent delirium: haloperidol prophylaxis in older emergency department patients. NCT01530308): een gerandomiseerd, dubbelblind, placebogecontroleerd, multicenter onderzoek naar de effectiviteit en veiligheid van profylactisch haloperidol (2dd1mg, maximaal zeven dagen) ter preventie van delier gedurende de ziekenhuisopname bij patiënten ≥70 jaar die acuut via de spoedeisende hulp worden opgenomen voor een intern of heelkundig specialisme, en volgens de VMS screening een verhoogd risico hebben op delier. Door geprotocolleerd lichamelijk onderzoek en frequente ECG controle worden mogelijke bijwerkingen als extrapiramidale symptomen en QTc-intervalverlenging tijdens de interventieperiode geregistreerd. Tevens wordt tijdens een drie en zes maanden follow-up moment de woonsituatie, cognitief en fysiek functioneren, ziekenhuisopnames, en mortaliteit geëvalueerd. Wij streven ernaar de inclusies in november 2014 te voltooien om de onderzoeksresultaten in 2015 te kunnen publiceren.

Drs. Edmée Schrijver, arts-onderzoeker, Dr. Prabath Nanayakkara, internist acute geneeskunde, VUmc Amsterdam, namens de HARPOON onderzoeksgroep: Drs. Oscar de Vries, internist ouderengeneeskunde VUmc; Dr. Ad Kamper, internist ouderengeneeskunde, en Dr. Sabine Diepeveen, internist acute geneeskunde Isala Klinieken; Dr. Gooke Lagaay, internist ouderengeneeskunde Spaarne Ziekenhuis; Drs. Sander Anten, internist Rijnland Ziekenhuis; Prof. Dr. Rob van Marum, klinisch geriater en klinisch farmacoloog JBZ, VUmc; Drs. Astrid van Strien, klinisch geriater en klinisch farmacoloog JBZ; Drs. Leo Boelaarts, klinisch geriater MCA (in afwachting van toestemming METc).

1. Friedman JI, et al. Pharmacological treatments of non-substance-withdrawal delirium: a systematic review of prospective trials. Am J Psychiatry 2014 Feb 1;171:151-9.