Endobronchiale ultrasonografie met transbronchiale naaldaspiratie bij stadiëring van longcarcinomen

Onderzoek
Niels J.M. Claessens
Klaartje W. Maas
J.A. (Alain) Kummer
Franz M.N.H. Schramel
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2012;156:A4741
Abstract
Download PDF

Samenvatting

Doel

De diagnostische opbrengst bepalen van endobronchiale echografie met transbronchiale naaldaspiratie (EBUS-TBNA) en onderzoeken hoeveel cervicale mediastinoscopieën achterwege gelaten kunnen worden bij gebruik van dit onderzoek als initiële techniek voor de invasieve stadiëring van het mediastinum bij verdenking op een longcarcinoom.

Opzet

Retrospectieve cohortstudie.

Methode

Van alle patiënten die van september 2008-januari 2011 in het Sint Antonius Ziekenhuis Nieuwegein EBUS-TBNA ondergingen in het kader van de stadiëring van longcarcinoom, werden de resultaten verzameld. Indien met EBUS-TBNA metastasen in mediastinale lymfeklieren werden aangetoond bestond er geen indicatie voor aanvullende mediastinoscopie. De diagnostische opbrengst en het aantal mediastinoscopieën dat achterwege gelaten kon worden na het verrichten van EBUS-TBNA, werden berekend.

Resultaten

In het kader van de stadiëring bij longcarcinoom ondergingen 77 patiënten EBUS-TBNA. Bij 39 van hen (51%) werden middels EBUS-TBNA mediastinale lymfekliermetastasen aangetoond en kon een mediastinoscopie achterwege gelaten worden. Bij 9 van de 38 patiënten (24%) met benigne cellen bij cytologisch onderzoek of met niet-representatief materiaal bij EBUS-TBNA, werden middels mediastinoscopie of endoscopische ultrasonografie toch lymfekliermetastasen aangetoond. 13 van de 38 patiënten (34%) ondergingen geen aanvullend cytologisch of histologisch onderzoek. De diagnostische opbrengst werd voor 2 scenario's berekend. De sensitiviteit en de negatief voorspellende waarde van EBUS-TBNA bedroegen respectievelijk 64-81% en 42-76%.

Conclusie

Bij ruim 50% van de patiënten met verdenking op mediastinale lymfekliermetastasen bij longkanker kan cervicale mediastinoscopie vermeden worden door het gebruik van EBUS-TBNA. Dit onderzoek is de eerste keus bij de stadiëring van het mediastinum bij longcarcinoom, maar kan mediastinoscopie niet volledig vervangen.

artikel

Inleiding

Longkanker is een van de meest voorkomende maligniteiten in de wereld en kent een hoge mortaliteit. Bij 55% van de patiënten is er op het moment van presentatie reeds sprake van metastasen op afstand en 22% heeft locoregionale metastasen.1 Een nauwkeurige stadiëring van de ziekte is bepalend voor de verdere behandeling en prognose. Hierbij is beeldvormend onderzoek middels geïntegreerde 18-fluorodeoxyglucose(18FDG)-PET-scan en CT-scan (18FDG-PET/CT-scan) meestal de eerste stap.2-4 Indien bij beeldvormend onderzoek geen aanwijzingen gevonden worden voor metastasen buiten de thorax of in de contralaterale long, is de ziekte in opzet curatief te behandelen. De keuze van behandeling wordt dan bepaald door de histologie van de primaire tumor en de aan- of afwezigheid van mediastinale lymfekliermetastasen. De anatomie van de mediastinale lymfeklierstations volgens Naruke is te vinden in figuur 1 van een artikel dat eerder in het NTvG is verschenen.5

Diagnostiek en behandeling bij longkanker

Bij een niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) zonder aanwijzingen voor mediastinale lymfekliermetastasen bestaat de behandeling bij voorkeur uit chirurgische resectie.6 Indien er wel sprake is van mediastinale lymfekliermetastasen, heeft bij de meeste patiënten behandeling met een combinatie van chemo- en radiotherapie de voorkeur.7 Bij het kleincellig longcarcinoom (SCLC) ligt het anders. Bij dit ziektebeeld hebben verreweg de meeste patiënten op het moment van diagnose al metastasen, locoregionaal of op afstand. Hierbij bestaat de voorkeursbehandeling dan ook uit chemotherapie, eventueel gecombineerd met thoracale radiotherapie en profylactische of therapeutische schedelbestraling. Slechts zeer incidenteel zal chirurgische resectie de voorkeur hebben.8 Ook maakt een nauwkeurige TNM-stadiëring bij SCLC een betere inschatting van de prognose mogelijk.9

De 18FDG-PET/CT-scan is niet feilloos in de detectie van mediastinale lymfekliermetastasen, de sensitiviteit en specificiteit van dit onderzoek laten te wensen over.10,11 Het is daarom van belang afwijkende bevindingen bij beeldvormend onderzoek nader te analyseren middels cytologisch of histologisch onderzoek. Cervicale mediastinoscopie met mediastinale lymfeklierbiopsie was hiervoor in het verleden het onderzoek van eerste keuze. De sensitiviteit van dit onderzoek bedraagt echter ongeveer 80%, mede doordat niet alle relevante mediastinale lymfeklierstations bereikt kunnen worden.12,13 Daarnaast is het een invasieve procedure die onder algehele anesthesie verricht wordt, met een klein, maar niet verwaarloosbaar, risico op complicaties.14

Endobronchiale echografie met transbronchiale naaldaspiratie (EBUS-TBNA) wordt de laatste jaren in steeds meer centra gebruikt voor de mediastinale stadiëring bij longkanker (figuur 1 en 2). Ook kan dit onderzoek ingezet worden wanneer aan een andere etiologie van mediastinale lymfadenopathie gedacht wordt, zoals metastasen van maligniteiten buiten de thorax, sarcoïdose, tuberculose of maligne lymfomen.15-17 Voor EBUS-TBNA is algehele anesthesie geen vereiste en in de literatuur wordt een hoge sensitiviteit en specificiteit beschreven, waarbij het complicatierisico heel laag is.18,19 In tegenstelling tot mediastinoscopie kunnen naast de mediastinale ook de hilaire lymfeklierstations door middel van EBUS-TBNA onderzocht worden en door deze test in te zetten bij de pre-operatieve stadiëring van longcarcinomen kan het aantal onnodige thoracotomieën verlaagd worden.20 Tot slot is uit eerdere studies gebleken dat het gebruik van EBUS-TBNA bij de mediastinale stadiëring bij longkanker leidt tot een reductie van de kosten.21 In de recente richtlijn ‘Niet-kleincellig longcarcinoom’ van de Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose uit 2011 is EBUS-TBNA dan ook het onderzoek van eerste keuze bij de invasieve stadiering van het mediastinum.22

Figuur 1
Figuur 2

In dit artikel beschrijven wij een retrospectieve, monocentrische studie met als primair doel het bepalen van de diagnostische opbrengst van EBUS-TBNA bij de invasieve stadiëring van het mediastinum bij longkanker. Tevens wordt berekend bij welk percentage van de patiënten een mediastinoscopie vermeden kan worden.

Methoden

In deze retrospectieve cohortstudie werden de gegevens verzameld van alle opeenvolgende patiënten die in de periode september 2008-januari 2011 onze polikliniek Longziekten bezochten wegens radiologische aanwijzingen voor een primair longcarcinoom en die mediastinale stadiëring middels EBUS-TBNA hadden ondergaan. Dit waren zowel patiënten met NSCLC als met SCLC.

De betreffende patiënten werden geanalyseerd volgens de geldende richtlijnen voor diagnostiek bij SCLC en NSCLC. Zij kwamen in aanmerking voor stadiëring van het mediastinum middels EBUS-TBNA indien voldaan was aan de volgende 5 voorwaarden: (a) geen aanwijzingen voor metastasen op afstand, (b) bij 18FDG-PET/CT-scan aanwijzingen voor mediastinale lymfekliermetastasen, bereikbaar voor EBUS-TBNA dan wel een paramediastinaal gelegen FDG-avide primaire tumor, (c) geen stadiumbepalende mediastinale lymfekliermetastasen aangetoond middels blinde transbronchiale naaldaspiratie tijdens conventionele bronchoscopie, (d) geen aanwijzingen voor ernstige hemorragische diathese, (e) voldoende algehele en cardiopulmonale conditie om een chirurgische resectie of gecombineerde chemoradiotherapie te ondergaan. Indien de voor metastasen verdachte lymfeklierstations beter benaderbaar waren middels endoscopische ultrasonografie met fijne naald-aspiratie (EUS-FNA) werd primair voor deze techniek gekozen.

Patiënten die EBUS-TBNA ondergingen, werden geregistreerd op de afdeling Endoscopie. Uit de patiëntendossiers werden demografische gegevens verzameld. Ook werd de onderzoeksindicatie genoteerd en de diagnose van de primaire tumor bij pathologisch onderzoek, de locatie van vergrote lymfeklieren op de CT-scan en de 18FDG-avide lymfeklierstations bij de 18FDG-PET-scan, de middels EBUS gepuncteerde lymfeklierstations en hun grootte en de uitslag van het pathologisch onderzoek. Ook de uitslagen van eventuele chirurgische lymfeklierbiopten werden verzameld. Deze gegevens werden verwerkt in een database en geanalyseerd met SPSS statistics 17.0 (IBM, Armonk, New York, Verenigde Staten).

Voorafgaand aan de introductie van EBUS-TBNA in onze kliniek volgden de endoscopisten een uitgebreide training in een internationaal erkend expertisecentrum voor deze techniek. De procedure werd verricht met behulp van een flexibele videobronchoscoop van het type Olympus BF UC 180-F met geïntegreerde lineaire echoprobe (Olympus Nederland BV, Zoeterwoude). Deze was gekoppeld aan een processor van het type Aloka SSD-alfa 5 (Biomedic Nederland BV, Almere). De flexibele bronchoscoop werd achtereenvolgens opgevoerd tot voorbij de hilus links en rechts. Vervolgens werd de bronchoscoop teruggetrokken en werden alle lymfeklierstations systematisch beoordeeld. Er werd getracht elk lymfeklierstation dat er bij conventionele beeldvorming afwijkend uitzag 3 maal te puncteren, evenals de stations die bij endo-echografische beoordeling als afwijkend waren aangemerkt. De puncties werden verricht met een 13 Gauge naald (Olympus MAJ 1414, Olympus Nederland BV, Zoeterwoude). Het verkregen materiaal werd ter plekke uitgestreken op droge objectglaasjes. Er vond geen ad hoc cytologische beoordeling van de preparaten plaats op de endoscopieafdeling. Verdere bewerking van de preparaten met kleuringen volgens Giemsa en Papanicolaou werd verricht in het laboratorium voor pathologie. Immunocytologie en eventuele moleculaire diagnostiek werden verricht op de uitstrijkpreparaten. Celblokanalyse werd niet verricht.

Indien bij het pathologisch onderzoek lymfoïde cellen of maligne cellen passend bij een metastase van een primair longcarcinoom werden aangetoond, werd een punctie als representatief beschouwd. Als het preparaat maligne cellen passend bij metastasen van een longcarcinoom toonde, bepaalde dit resultaat het mediastinalelymfeklierstadium. Indien niet-afwijkend lymfeklierweefsel of niet-representatief materiaal werd gevonden, bestond er een indicatie om middels cervicale mediastinoscopie materiaal voor histologisch, immunohistochemisch en eventueel moleculair biologisch onderzoek te verkrijgen. Indien bij dit onderzoek benigne lymfeklierweefsel werd gevonden, was er sprake van een terecht negatief resultaat van de EBUS-TBNA. Indien een metastase van een longcarcinoom gevonden werd was er sprake van een vals-negatieve bevinding bij EBUS-TBNA.

In verband met het ontbreken van histologische gegevens bij een aanzienlijk deel van de onderzochte patiënten werd de diagnostische opbrengst berekend voor 2 scenario’s. In het ene scenario werd er vanuit gegaan dat al deze patiënten geen mediastinale lymfekliermetastasen hadden. In het andere scenario werd er vanuit gegaan dat al deze patiënten wél mediastinale lymfekliermetastasen hadden.

Resultaten

In de periode september 2008-januari 2011 werd in onze kliniek bij 77 patiënten EBUS-TBNA verricht ter bepaling van het mediastinalelymfeklierstadium bij longkanker. De patiëntkenmerken staan vermeld in tabel 1. Tabel 2 toont hoe vaak de individuele lymfeklierstations gepuncteerd werden. Gemiddeld werden per patiënt 1,5 (SD: 0,62) mediastinale lymfeklierstations gepuncteerd. De mediane lymfekliergrootte van de gepuncteerde lymfeklieren bedroeg 14,0 mm (interkwartiele uitersten: 11,0-18,7). 8 van de 77 patiënten (10%) hadden grote mediastinale lymfekliermetastasen (>25 mm); bij 3 van hen was sprake van SCLC.

Figuur 3
Figuur 4

Bij 66 van de 77 patiënten (86%) werd bij EBUS-TBNA representatief materiaal verkregen. Bij 39 van de 77 patiënten (51%) werden met dit onderzoek mediastinale lymfekliermetastasen aangetoond, waarmee het mediastinale lymfeklierstadium vast stond. Bij deze patiënten bestond geen indicatie voor aanvullende mediastinoscopie. De resultaten van het pathologie-onderzoek staan vermeld in figuur 3.

Figuur 5

Bij 27 van de 77 van de patiënten (35%) toonde het cytologisch onderzoek benigne lymfoïde cellen, waarbij er in 1 punctaat sprake was van een granulomateuze ontstekingsreactie. Bij 22 van deze 27 patiënten (81%) werd aanvullend een mediastinoscopie verricht om materiaal voor histologisch onderzoek te verkrijgen en bij 6 van hen (22%) werden met dit onderzoek mediastinale lymfekliermetastasen aangetoond. Bij 5 van de 27 patiënten (19%) werd geen aanvullend onderzoek van het mediastinum verricht of werden de benodigde gegevens niet verkregen (tabel 3).

Figuur 6

Bij 11 van de 77 onderzochte patiënten (14%) werd geen representatief lymfekliermateriaal verkregen. Van deze 11 patiënten (27%) ondergingen er 3 aanvullend onderzoek middels mediastinoscopie of EUS-FNA; bij alle 3 patiënten werden hiermee mediastinale lymfekliermetastasen aangetoond. De overige 8 patiënten (73%) ondergingen geen aanvullend onderzoek van het mediastinum of de benodigde informatie werd niet verkregen (zie tabel 3).

Op basis van de verkregen informatie kan de hoogst mogelijke en laagst mogelijke sensitiviteit en de negatief voorspellende waarde van EBUS-TBNA berekend worden voor de detectie van mediastinale lymfekliermetastasen. Indien alle patiënten die na EBUS-TBNA geen ander onderzoek van het mediastinum ondergingen, geen mediastinale lymfekliermetastasen zouden hebben, bedraagt de sensitiviteit in dit onderzoek 81% (95%-BI: 67-91). De negatief voorspellende waarde is dan 76% (95%-BI: 59-88). Indien alle patiënten wel mediastinale lymfekliermetastasen zouden hebben, bedraagt de sensitiviteit 64% (95%-BI: 51-76) en de negatief voorspellende waarde 42% (95%-BI: 27-59).

Beschouwing

In onze studie kon bij 51% van de patiënten met een longcarcinoom middels EBUS-TBNA direct het mediastinalelymfeklierstadium bepaald worden. Dit komt overeen met eerder gepubliceerde resultaten, waarin dit percentage respectievelijk 43 en 46% bedroeg.20,23 Deze patiënten hoefden daardoor geen chirurgische mediastinalelymfeklierstadiëring middels mediastinoscopie te ondergaan, met de bijbehorende risico’s. Het percentage komt precies overeen met de eerder in het Tijdschrift beschreven reductie van het aantal cervicale mediastinoscopieën wanneer EUS-FNA gebruikt werd bij de stadiëring van NSCLC.24

Linkszijdige puncties Een opvallende bevinding in onze studie is het lage aantal linkszijdige puncties. Mogelijk is dit het gevolg van patiëntselectie. De linkszijdige mediastinale lymfeklierstations zijn soms moeilijk met EBUS-TBNA te bereiken en beter te onderzoeken met EUS-FNA of met een chirurgische techniek. Gedurende de onderzoeksperiode ondergingen 14 patiënten primair EUS-FNA in verband met verdenking op linkszijdig gelokaliseerde mediastinale lymfekliermetastasen van een longcarcinoom. Daarnaast kon indien het niet lukt om lymfeklierstation Naruke 4 links te puncteren, besloten worden om klierstation Naruke 7 te puncteren, wanneer dit station op de PET-scan aankleurt of vergroot is op de CT-scan. Dit levert bij linkszijdige longtumoren dezelfde TNM-classificatie op met dezelfde prognose en bij veel patiënten ook dezelfde behandeling.

Beperkingen Ons onderzoek is een retrospectieve studie en kent mede daardoor een aantal beperkingen. De belangrijkste is dat er bij 13 van de 77 patiënten (17%) geen histologische bevestiging werd verkregen van de benigne of niet-representatieve cellen bij cytologisch onderzoek. Dit maakt het moeilijk om de exacte sensitiviteit en de negatief voorspellende waarde te berekenen. Door zowel een berekening te maken van het gunstigste als het ongunstigste scenario kunnen wij een indicatie geven van de range waarin deze waarden zich bevinden. Voor beide scenario’s liggen de gevonden sensitiviteit en negatief voorspellende waarde van EBUS-TBNA lager dan vermeld in eerdere studies.18,25,26 Mogelijk is dit een gevolg van het relatief geringe gemiddeld aantal klieren dat gepuncteerd werd. Een andere verklaring is dat het komt door een effect van de leercurve die met de introductie van EBUS-TBNA gepaard gaat. Er zijn aanwijzingen dat de diagnostische opbrengst ook na 50 procedures nog blijft toenemen.27,28

Complementair onderzoek De specificiteit en positief voorspellende waarde van EBUS-TBNA zijn bij de huidige studie-opzet niet te bepalen, omdat wanneer er bij cytologische onderzoek maligne cellen werden gevonden, dit niet bevestigd werd met histologisch onderzoek. Het is echter bekend dat fout-positieve bevindingen slechts zeer zelden voorkomen.29 De specificiteit en positief voorspellende waarde van het onderzoek zullen dus waarschijnlijk hoog zijn. Desondanks blijkt uit onze resultaten dat EBUS-TBNA mediastinoscopie niet volledig kan vervangen. Negatieve bevindingen bij cytologie zullen altijd ondersteund moeten worden met histologisch onderzoek. De onderzoeken dienen dus als complementair beschouwd te worden. Hierbij is een minimaal invasieve endo-echografische procedure middels EBUS-TBNA of EUS-FNA het onderzoek van eerste keus. Dit is ook de aanbeveling in de landelijke richtlijn ‘Niet-kleincellig longcarcinoom’ uit 2011.22 Door indien nodig beide technieken in te zetten voor het onderzoek van het mediastinum bij patiënten met longkanker, wordt de kans op een adequate bepaling van het TNM-stadium vergroot. Dit maakt een optimale behandeling van deze patiënten mogelijk.

Andere indicaties De resultaten van dit onderzoek zijn niet zonder meer extrapoleerbaar naar andere indicaties voor EBUS-TBNA, zoals mediastinale lymfadenopathie bij sarcoïdose, metastasen van extra-thoracale maligniteiten of maligne lymfoom. Met name bij deze laatste indicatie bestaat er vaak behoefte aan histologisch in plaats van cytologisch materiaal voor adequate immunohistochemische en moleculairbiologische diagnostiek. Er zijn echter al technieken ontwikkeld om histologische biopten uit mediastinale lymfeklieren te verkrijgen met behulp van EBUS.30 Hiermee kan het indicatiegebied voor het gebruik van de EBUS-techniek verder verruimd worden. Wij denken dan ook dat het belangrijk is dat specialisten en aios van andere specialismen op de hoogte zijn van de mogelijkheden van deze techniek. Dit zou de toekomstige zorg voor patiënten ten goede kunnen komen.

Ondanks de genoemde beperkingen denken wij dat deze studie een interessant beeld geeft van de rol van EBUS-TBNA in de praktijk bij de stadiëring van longcarcinomen, hoewel wij erkennen dat een prospectieve studie meer betrouwbare data zou geven.

Conclusie

In onze studie werden bij 51% van de patiënten mediastinale lymfekliermetastasen aangetoond door middel van endobronchiale echografie met transbronchiale naaldaspiratie (EBUS-TBNA). Bij deze patiënten kon een mediastinoscopie achterwege gelaten worden. EBUS-TBNA dient de initiële procedure bij de invasieve stadiëring van het mediastinum bij longkanker te zijn, maar dit onderzoek kan de cervicale mediastinoscopie niet volledig vervangen.

Leerpunten

  • Endo-echografische technieken, waaronder endobronchiale echografie met transbronchiale naaldaspiratie (EBUS-TBNA), hebben een goede diagnostische opbrengst bij het onderzoek van de mediastinale lymfeklieren voor de stadiëring van longkanker.

  • Door gebruik van EBUS-TBNA kan bij ruim 50% van de patiënten met longkanker een cervicale mediastinoscopie achterwege gelaten worden

  • Het is de techniek van eerste keuze voor de stadiëring van het mediastinum bij patiënten met longkanker.

Literatuur
  1. Jemal A, Siegel R, Xu J, Ward E. Cancer statistics, 2010. CA Cancer J Clin. 2010;60:277-300 Medline. doi:10.3322/caac.20073

  2. Silvestri GA, Gould MK, Margolis ML, et al. Noninvasive staging of non-small cell lung cancer: ACCP evidenced-based clinical practice guidelines (2nd edition). Chest. 2007;132(3 Suppl):178S-201S.

  3. Shim SS, Lee KS, Kim BT, et al. Non-small cell lung cancer: prospective comparison of integrated FDG PET/CT and CT alone for preoperative staging. Radiology. 2005;236:1011-9 Medline. doi:10.1148/radiol.2363041310

  4. Cerfolio RJ, Ojha B, Bryant AS, Raghuveer V, Mountz JM, Bartolucci AA. The accuracy of integrated PET-CT compared with dedicated PET alone for the staging of patients with nonsmall cell lung cancer. Ann Thorac Surg. 2004;78:1017-23 Medline. doi:10.1016/j.athoracsur.2004.02.067

  5. Van Albada ME, Eldering MJ, Post WJ, Klinkenberg TJ, TimensW, Groen HJM. Minstens 5 mediastinale lymfeklierstations biopteren voor de preoperatieve stadiëring van patiënten met een niet-kleincellig bronchuscarcinoom. Ned Tijdschr Geneeskd. 2004;148:281-6 NTvG.

  6. Scott WJ, Howington J, Feigenberg S, Movsas B, Pisters K. Treatment of non-small cell lung cancer stage I and stage II: ACCP evidence-based clinical practice guidelines (2nd edition). Chest. 2007;132(3 Suppl):234S-42S.

  7. Robinson LA, Ruckdeschel JC, Wagner H Jr, Stevens CW. Treatment of non-small cell lung cancer-stage IIIA: ACCP evidence-based clinical practice guidelines (2nd edition). Chest. 2007;132(3 Suppl):243S-65S.

  8. Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose. Richtlijn ‘Diagnostiek en behandeling van kleincellig longcarcinoom’. www.nvalt.nl/uploads/Vl/FQ/VlFQFzVJis-77vpFeOfDvg/Richtlijn-diagnostiek…, geraadpleegd op 9 oktober 2012. link

  9. Vallières E, Shepherd FA, Crowley J, et al. The IASLC Lung Cancer Staging Project: proposals regarding the relevance of TNM in the pathologic staging of small cell lung cancer in the forthcoming (seventh) edition of the TNM classification for lung cancer. J Thorac Oncol. 2009;4:1049-59 Medline. doi:10.1097/JTO.0b013e3181b27799

  10. Billé A, Pelosi E, Skanjeti A, et al. Preoperative intrathoracic lymph node staging in patients with non-small-cell lung cancer: accuracy of integrated positron emission tomography and computed tomography. Eur J Cardiothorac Surg. 2009;36:440-5 Medline. doi:10.1016/j.ejcts.2009.04.003

  11. Tournoy KG, Maddens S, Gosselin R, Van MG, van Meerbeeck JP, Kelles A. Integrated FDG-PET/CT does not make invasive staging of the intrathoracic lymph nodes in non-small cell lung cancer redundant: a prospective study. Thorax. 2007;62:696-701 Medline. doi:10.1136/thx.2006.072959

  12. Detterbeck FC, Jantz MA, Wallace M, Vansteenkiste J, Silvestri GA. Invasive mediastinal staging of lung cancer: ACCP evidence-based clinical practice guidelines (2nd edition). Chest. 2007;132(3 Suppl):202S-20S.

  13. Toloza EM, Harpole L, Detterbeck F, McCrory DC. Invasive staging of non-small cell lung cancer: a review of the current evidence. Chest. 2003;123(Suppl):157S-66S Medline. doi:10.1378/chest.123.1_suppl.157S

  14. Semik M, Netz B, Schmidt C, Scheld HH. Surgical exploration of the mediastinum: mediastinoscopy and intraoperative staging. Lung Cancer. 2004;45(Suppl 2):S55-S61 Medline. doi:10.1016/j.lungcan.2004.07.992

  15. Navani N, Nankivell M, Woolhouse I, et al. Endobronchial ultrasound-guided transbronchial needle aspiration for the diagnosis of intrathoracic lymphadenopathy in patients with extrathoracic malignancy: a multicenter study. J Thorac Oncol. 2011;6:1505-9 Medline. doi:10.1097/JTO.0b013e318223c3fe

  16. Steinfort DP, Conron M, Tsui A, et al. Endobronchial ultrasound-guided transbronchial needle aspiration for the evaluation of suspected lymphoma. J Thorac Oncol. 2010;5:804-9 Medline. doi:10.1097/JTO.0b013e3181d873be

  17. Tournoy KG, Bolly A, Aerts JG, et al. The value of endoscopic ultrasound after bronchoscopy to diagnose thoracic sarcoidosis. Eur Respir J. 2010;35:1329-35 Medline. doi:10.1183/09031936.00111509

  18. Adams K, Shah PL, Edmonds L, Lim E. Test performance of endobronchial ultrasound and transbronchial needle aspiration biopsy for mediastinal staging in patients with lung cancer: systematic review and meta-analysis. Thorax. 2009;64:757-62 Medline. doi:10.1136/thx.2008.109868

  19. Chandra S, Nehra M, Agarwal D, Mohan A. Diagnostic Accuracy of Endobronchial Ultrasound Guided Transbronchial Needle Aspiration in Mediastinal Lymphadenopathy: A Systematic Review and Meta-analysis. Respir Care. 2012;57:384-91 Medline. doi:10.4187/respcare.01274

  20. Annema JT, van Meerbeeck JP, Rintoul RC, et al. Mediastinoscopy vs endosonography for mediastinal nodal staging of lung cancer: a randomized trial. JAMA. 2010;304:2245-52 Medline. doi:10.1001/jama.2010.1705

  21. Sharples LD, Jackson C, Wheaton E, et al. Clinical effectiveness and cost-effectiveness of endobronchial and endoscopic ultrasound relative to surgical staging in potentially resectable lung cancer: results from the ASTER randomised controlled trial. Health Technol Assess. 2012;16:1-75 Medline.

  22. Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose. Richtlijn ‘Niet-Kleincellig Longcarcinoom’. Vereniging Integrale Kankercentra; 2011. link

  23. Omark PH, Eckardt J, Hakami A, Olsen KE, Jorgensen OD. The value of mediastinal staging with endobronchial ultrasound-guided transbronchial needle aspiration in patients with lung cancer. Eur J Cardiothorac Surg. 2009;36:465-8 Medline. doi:10.1016/j.ejcts.2009.03.052

  24. Van Beek FT, Maas KW, Timmer R, Seldenrijk CA, de Bruin PC, Schramel FM. Slokdarmendo-echografie met dunnenaaldaspiratie ter stadiëring bij niet-kleincellig longcarcinoom; resultaten bij 43 patiënten. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:144-150 Medline. NTvG

  25. Varela-Lema L, Fernandez-Villar A, Ruano-Ravina A. Effectiveness and safety of endobronchial ultrasound-transbronchial needle aspiration: a systematic review. Eur Respir J. 2009;33:1156-64 Medline. doi:10.1183/09031936.00097908

  26. Wada H, Nakajima T, Yasufuku K, et al. Lymph node staging by endobronchial ultrasound-guided transbronchial needle aspiration in patients with small cell lung cancer. Ann Thorac Surg. 2010;90(1):229-234 Medline. doi:10.1016/j.athoracsur.2010.03.106

  27. Kemp SV, El Batrawy SH, Harrison RN, et al. Learning curves for endobronchial ultrasound using cusum analysis. Thorax. 2010;65:534-8 Medline. doi:10.1136/thx.2009.127274

  28. Steinfort DP, Hew MJ, Irving LB. Bronchoscopic evaluation of the mediastinum using endobronchial ultrasound: a description of the first 216 cases carried out at an Australian tertiary hospital. Intern Med J. 2011;41:815-24 Medline. doi:10.1111/j.1445-5994.2009.02142.x

  29. Annema JT, Versteegh MI, Veselic M, et al. Endoscopic ultrasound added to mediastinoscopy for preoperative staging of patients with lung cancer. JAMA. 2005;294:931-6 Medline. doi:10.1001/jama.294.8.931

  30. Herth FJ, Schuler H, Gompelmann D, et al. Endobronchial ultrasound-guided lymph node biopsy with transbronchial needle forceps: a pilot study. Eur Respir J. 2012;39:373-7 Medline. doi:10.1183/09031936.00033311

Auteursinformatie

Sint Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein.

Afd. Longziekten: drs. N.J.M. Claessens, aios longziekten; dr. F.M.N.H. Schramel, longarts.

Afd. Pathologie: dr. J.A. Kummer, patholoog.

Medisch Centrum Haaglanden, Afd. Longziekten, Den Haag.

Drs. K.W. Maas, longarts.

Contact dr. F.M.N.H. Schramel (F.Schramel@antoniusziekenhuis.nl)

Verantwoording

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 4 augustus 2012

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

In tabel 3 worden onderzoeksresultaten gepresenteerd. In de tweede kolom wordt1 patiënt met plaveiselcelcarcinoom geteld als 4% van 26 patiënten. Er onder wordt 1 patiënt met adenocarcinoom geteld als 15% van 26 patiënten. Dit is met elkaar in tegenspraak. In de tweede kolom, onder de tweede rij, met volgens de tweede rij 21 patiënten, ontbreken

21-16-1-1=3 patiënten.

Het rekenkundig afgeronde produkt van de bijbehorende proportie van het percentage in de vijfde rij  met het aantal patienten ; 

(15 /100)X 26 ≈4

Als we uitgaan van een enkelvoudige typefout zouden er 4 patiënten in plaats van 1 patiënt zijn met adenocarcinoom in de tweede kolom, vijfde rij en is het verschil van 3 patiënten verklaard.

Arturo Knol, huisarts np

Niels
Claessens

Geachte heer Knol,

Dank voor uw reactie op ons artikel in het NTvG van 5 januari jongstleden. Het door u gestelde is inderdaad juist. In de tweede kolom van figuur 3 betreft het inderdaad niet 1 maar 4 patiënten met een adenocarcinoom, hetgeen 15% is van de in totaal 26 patienten in de kolom. Kennelijk is dit mis gegaan bij het overnemen van de getallen in de definitieve figuur. Ondanks uitvoerige controle van de definitieve versie van het manuscript is dit toch aan onze aandacht ontsnapt. Dank voor uw oplettend oog.

Mede namens de co-auteurs,

Niels Claessens
AIOS Longziekten
Sint Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein.