Wanneer perifere infusen falen: goede ervaringen met perifeer ingebrachte centraalveneuze katheters

Onderzoek
Maureen E. Groote
Hans van Overhagen
Auke A. Nawijn
Lukas C. van Dijk
Hans B. Polderdijk
Harm P. Sleeboom
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:A133
Abstract

Samenvatting

Doel

Evalueren van het slagingspercentage, de complicaties bij het inbrengen en de overleving bij perifeer ingebrachte centraalveneuze katheters (PICC’s) bij kankerpatiënten en patiënten met ernstige infecties bij wie de toegang middels een perifeer infuus niet meer mogelijk is.

Opzet

Retrospectieve cohortstudie.

Methode

Met statusonderzoek en via het radiologische informatiesysteem RADOS verzamelden en analyseerden wij gegevens van patiënten, variabelen ten tijde van het inbrengen van de PICC, de in-situduur en de reden voor verwijdering van de PICC’s.

Resultaten

In de periode 1 september 2000-30 juni 2007 werden bij 68 patiënten 101 pogingen verricht tot PICC-plaatsing. Er verliepen 91 (91%) procedures bij 64 patiënten succesvol. Er waren 2 (2%) periprocedurele complicaties; palpitatie (n = 1) en lokaal hematoom (n = 1). Ten tijde van dit onderzoek waren 14 (15%) PICC’s nog in situ. Er waren 45 (50%) PICC’s electief verwijderd na gemiddeld 114 dagen (uitersten: 10-446); 32 (35%) PICC’s waren voortijdig verwijderd na gemiddeld 67 dagen (uitersten: 7-266). Redenen voor voortijdige verwijdering waren: infectie (14 maal (15%)); uitvallen van de katheter (10 maal (11%)), dislocatie (4 maal (4%)); klinische trombose (2 maal (2%)) en verstopping van de katheter (2 maal (2%)).

Conclusie

PICC’s leken een goed alternatief bij kankerpatiënten en patiënten met infecties bij wie het inbrengen van een infuus niet goed mogelijk was. Het inbrengen van PICC’s had een acceptabel slagingspercentage en ging samen met weinig periprocedurele complicaties. Het percentage vroegtijdig verwijderde katheters leek acceptabel, mede omdat de verwijdering plaatsvond na een gemiddelde verblijfsduur van ongeveer 2 maanden.

Auteursinformatie

HagaZiekenhuis, locatie Leyweg, Den Haag

Afd. Radiologie: drs. M.E. Groote (thans: Universitair Medisch Centrum Utrecht, afd. Radiologie, Utrecht), dr. H. van Overhagen en dr. L.C. van Dijk, radiologen; A.A. Nawijn, radiologisch laborant.

Afd. Interne Geneeskunde: H.B. Polderdijk, verpleegkundig specialist Oncologie; dr. H.P. Sleeboom, internist-oncoloog.

Contact drs. M.E. Groote (megroote@hotmail.com)

Verantwoording

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 14 mei 2009

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

C.H.
Smorenburg

Met interesse hebben wij de retrospectieve analyse van de ervaringen met perifeer ingebrachte centraalveneuze katheters (PICC’s) van college Groote et al. gelezen. Bij het merendeel van de patiënten (60 van de 68) was de indicatie voor de PICC het toedienen van chemotherapie. De auteurs concluderen dat de PICC’s met een acceptabel slagings- en complicatiepercentage konden worden ingebracht en dat de PICC’s een goed alternatief zijn wanneer perifere infusie faalt. In de oncologische praktijk doet het probleem van een moeilijke veneuze toegangsweg zich regelmatig voor, mede door meer complexe en langer durende schema’s van combinatiechemotherapie en de toegenomen behandelmogelijkheden. Een goede veneuze toegangsweg is bovendien van groot belang bij veel gebruikte middelen als doxorubicine en epirubicine die bij extravasatie tot ernstige huidnecrose kunnen leiden. In de meeste Nederlandse ziekenhuizen, waaronder ook de onze, wordt bij een moeilijke veneuze toegangsweg veelal gekozen voor plaatsing van een Port-a-Cath, een implanteerbare injectiekamer met siliconenmembraan verbonden aan een veneuze katheter. Prospectieve studies waarbij indicaties en complicaties van het gebruik van PICC en Port-a-Cath met elkaar vergeleken zijn, hebben wij niet gevonden. Een retrospectieve studie van een Engelse academische oncologieafdeling vergeleek de complicaties bij 30 centraalveneuze Hickman katheters en 33 Port-a-Caths bij patiënten behandeld met chemotherapie en rapporteerde minder infecties en dislocatie bij gebruik van een Port-a-Cath.1 Waarschijnlijk hangt de frequentie van complicaties sterk af van de expertise die in het betreffende centrum in de omgang met een PICC, respectievelijk Port-a-Cath is opgebouwd. Wij vragen ons af of de auteurs een indicatie kunnen geven voor wie een PICC meer geschikt is dan een Port-a-Cath. Wellicht dat zij hierbij ook iets over het kosteneffect kunnen zeggen.

Mw.dr.C.H.Smorenburg en dhr.dr.ir.J.J.M.van der Hoeven, Internist-oncologen Medisch centrum Alkmaar

1. Ng F, Mastoroudes H, Paul E, et al. A comparison of Hickman line- and Port-a-Cath-associated complications in patients with solid tumours undergoing chemotherapy. Clin Oncol (R Coll Radiol). 2007;19:551-6.

Wij danken collega’s Smorenburg en Van der Hoeven voor hun reactie. Ook ons is geen vergelijkende studie tussen PICC´s en Port-a-Cath´s bekend. De door Smorenburg en Van der Hoeven genoemde studie vergelijkt de Hickman en de Port-a-Cath. Dit betreft beide centraal ingebrachte catheters, in tegenstelling tot de PICC die met de tip wel centraal ligt echter perifeer wordt ingebracht. Zoals in ons artikel gesteld, kwamen in onze kliniek patiënten in aanmerking voor een PICC wanneer er geen perifeer infuus meer kon worden ingebracht. De oncologen in ons ziekenhuis kiezen niet snel voor een Port-a-Cath in verband met de vermeende toegenomen kans op trombose. Redenen om in onze kliniek wel een Port-a-Cath te plaatsen waren de onmogelijkheid tot het plaatsen van een PICC en het falen van een eerder ingebrachte PICC. Ook wanneer de patiënt ernstige bezwaren had tegen PICC plaatsing (altijd zichtbaar, wekelijks doorspuiten en verschonen) werd een Port-a-Cath ingebracht. Tevens was de verwachte lengte van de therapie voor sommige patiënten en de oncoloog een reden om voor een Port-a-Cath te kiezen. In onze studie hebben wij echter aangetoond dat ook de PICC in sommige gevallen een lange gebruiksduur heeft en soms langer dan één jaar in situ kan blijven. Derhalve is de keuze voor een PICC of een Port-a-Cath een afweging die afhankelijk is van de verwachte lengte van de therapie, de keuze van de patiënt en het geaccepteerde risico bij het inbrengen van de lijn aangezien de complicaties voor het inbrengen van een Port-a-Cath welke centraal wordt ingebracht ernstiger kunnen zijn dan bij de perifeer ingebrachte PICC. De vraag naar het kostenaspect kunnen wij niet met getallen staven, maar wij kunnen ons voorstellen dat de kosten voor het plaatsen van een Port-a-Cath hoger zijn aangezien er een operatiekamer en dagbehandeling nodig zijn. Bovendien is de kostprijs van de gemiddelde Port-a-Cath duurder dan de eenvoudigere PICC (gemiddeld 250 versus 100 euro, natuurlijk afhankelijk van het type materiaal, aantal lumina etc.). Bij de PICC daarentegen zijn er weer hogere kosten verbonden aan de controles door de wijkverpleegkundige of oncologieverpleegkundige.

M.E. Groote et al

afd radiologie UMCU.