Samenvatting
Een 55-jarige man werd 4 dagen na terugkomst van vakantie in Suriname opgenomen in ons ziekenhuis vanwege malaise, geelzucht en cholestatische leverfunctiestoornissen op basis van hepatitis. Onderzoek in serum was positief voor zowel IgG- als IgM-antistoffen tegen hepatitis E-virus (HEV) en voor PCR, wat eveneens paste bij een HEV-infectie. Gezien de incubatieperiode had patiënt de infectie reeds in Nederland opgelopen en niet in het buitenland. Hij herstelde spontaan. HEV-infectie is zeldzaam in Nederland en wordt veelal in verband gebracht met reizen naar de tropen of subtropen, waarbij sprake is van feco-orale transmissie via besmet water of voedsel. Sinds 2000 worden in Nederland gevallen gemeld zonder reizen in de anamnese. Daarbij zou mogelijk sprake kunnen zijn van een zoönotische transmissieroute. De diagnostiek berust primair op serologisch onderzoek voor het aantonen van IgM- en IgG-antistoffen, gevolgd door bevestiging via een immunoblot bij een positieve uitslag. Het is belangrijk dat men, onafhankelijk van de reisanamnese naar endemische gebieden, HEV-infectie overweegt bij patiënten met acute hepatitis bij wie geen andere oorzaak voor hepatitis is gevonden.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:2689-92
Een man met in Nederland opgelopen hepatitis E
Met veel interesse hebben wij het stuk van Ahmed et al. gelezen. Zij beschrijven helder en compleet hun casus en de achtergrond van hepatitis E in Nederland. Ook wij hebben kortgeleden een 48-jarige man gezien met in Nederland opgelopen hepatitis E. Zijn medische voorgeschiedenis vermeldt diabetes mellitus en hypercholesterolemie. Onze patiënt heeft 2 weken na verblijf op een vakantiepark op de Veluwe symptomen gekregen van algehele malaise en uiteindelijk icterus. Op dit park lopen everzwijnen, welke mogelijk een reservoir zijn voor hepatitis E [1]. Het stellen van de diagnose hepatitis E werd vertraagd, doordat onze patiënt gedurende zijn vakantie fors alcohol had gedronken en tevens een statine en metformine gebruikte. Maximale waarden van ASAT en ALAT waren respectievelijk 2675 U/l en 1355 U/l. De serologie voor hepatitis A, B, C, EBV en CMV was negatief; hierdoor is uiteindelijk serologie voor hepatitis E ingezet. Deze was positief voor IgM en IgG. Onze patiënt is spontaan hersteld. Genotypering werd aangevraagd bij het CIb (Centrum Infectieziektebestrijding van het RIVM); deze uitslag volgt nog. Hepatitis E heeft geen meldingsplicht, maar op de website van het CIb (www.rivm.nl/cib/infectieziekten-A-Z/infectieziekten/Hepatitis_E/index.j…) kan men wel een formulier downloaden. Deze gegevens zijn belangrijk om onderzoek te kunnen doen naar clustering van hepatitis E-gevallen in Nederland. Naar ons idee vindt onderdiagnostiek plaats naar hepatitis E. In het bijzonder bij medicatiegebruik wordt te snel gedacht aan toxisch-medicamenteus geïnduceerde hepatitis [2]. Wij willen er dan ook voor pleiten om vroegtijdig in het ziektebeloop diagnostiek naar hepatitis E in te zetten. Dit ongeacht de leeftijd of reisanamnese van de patiënt. Door sneller onderzoek in te zetten en hepatitis E te melden, zal er meer zicht komen op de incidentie van hepatitis E in Nederland. Literatuur [1] Ruiz-Fons F, Segalés J, Gortázar C. A review of viral diseases of the European wild boar: effects of population dynamics and reservoir rôle. Vet J. 2008;176:158-69. [2] Dalton HR, Bendall R, Ijaz S, Banks M. Hepatitis E: an emerging infection in developed countries. Lancet Infect Dis. 2008;8:698-709. Amsterdam, 17 januari 2009 Annebel Govers, internist K. Brinkman