Verkeerde bedden en verkeerde zorg

J.J.
Eijlders

Amsterdam, september 1996,

In deze rubriek () beschreef Stork onlangs (naar aanleiding van een artikel van Hertogh en Ribbe; 1996;868-70) de trage gang van zaken bij de overplaatsing van een patiënt uit een ziekenhuis naar een andere verzorgingsinstelling zoals een verpleeghuis of een bejaardentehuis. In Amsterdam heeft de stichting Tot en Met als taak om zich te ontwikkelen tot een onafhankelijk indicatieorgaan voor een breed spectrum van zorg. Tot en Met realiseert op dit moment zo'n 21.000 indicaties op het terrein van de Wet op de Bejaardenoorden, verpleeghuiszorg, Wet Voorzieningen Gehandicapten, persoonsgebonden budget en medisch-bijzondere bijstand. In voorbereiding is het indiceren van hulpmiddelen van ziekenfondsen, psychogeriatrische zorg en thuiszorg.

De problemen die Stork aangaf, zijn voor ons heel herkenbaar. Het begint al bij de behandelend arts, die het proces van indicatiestelling en uitplaatsing in veel gevallen pas in gang zet nadat geconstateerd is dat bij een patiënt verdere behandeling niet meer nodig of niet meer zinvol is. Daar waar wél geanticipeerd wordt op deze situatie kan de overplaatsing goed en zonder vertraging doorgevoerd worden. Tot en Met is dan verantwoordelijk voor de kwaliteit van de indicatiestellingen. Dat neemt niet weg dat er veel situaties denkbaar zijn waarin behandelaars heel goed zelf in staat zijn om tot een gedegen oordeel te komen over de gewenste indicatie. Tot en Met maakt in die gevallen afspraken met instellingen en behandelaars die erop neerkomen dat wij de indicatieadviezen uit die bron effectueren en slechts steekproefsgewijs achteraf controleren of de betrokken instelling en (of) behandelaars zich houden aan de afspraken.

Op dit punt kan er veel winst gemaakt worden en kan de cliënt/patiënt snel geholpen worden. Een probleem is daarbij vaak dat medewerkers van instellingen niet altijd op de hoogte zijn van de namens hun instelling met het indicatieorgaan gemaakte afspraken.

Tot en Met heeft als uitgangspunt dat haar procedures nooit langer mogen duren dan gemiddeld 3 en maximaal 5 weken. In die situatie waarin ook dat te lang is, moet er volgens andere, snellere, protocollen gewerkt worden. Een belangrijk knelpunt daarbij is de onduidelijkheid die er bestaat met betrekking tot de leveringsplicht en de uitvoering daarvan. Nog te veel voeren alle individuele zorgaanbieders een eigen intakebeleid en worden knelpunten onopgelost gelaten of op elkaar afgewenteld.

Vanuit Tot en Met wordt voortdurend de wenselijkheid bepleit om te komen tot één plaatsingsregie voor zorgaanbieders zowel in de thuiszorg als in de murale zorg. Bij een logistiek goede aanpak van de zorg kunnen de gezamenlijke zorgaanbieders hun capaciteit optimaal aanwenden, waarbij zij de door indicatiestelling tot stand gekomen zorgvraag en mate van urgentie volgen en zo nodig secundaire oplossingen inschakelen. Met de lokale vereniging van zorgaanbieders zoeken wij naar wegen om de knelpunten op te lossen.

Vanuit die invalshoek zal dan duidelijk worden dat de verkeerdbedproblematiek wellicht een probleem is, maar minder urgent dan situaties waarin mensen in de thuissituatie verkeren met onvoldoende mogelijkheid tot zorg, voor wie urgente opname in een verpleeghuis volgens de huisarts en Tot en Met noodzakelijk is, maar voor wie op korte termijn geen plaats is. Deze situaties komen steeds vaker voor. Alleen een samenhangend geïntegreerd indicatiebeleid en een samenhangend geïntegreerd zorgaanbodbeleid kunnen voorkomen dat wij met elkaar bezig zijn om de problemen van onze eigen stoep naar die van de buren te vegen.

J.J. Eijlders