Diagnostiek en klinische kenmerken van het TORCHES-syndroom

R.V.W.
van Eijk

Met belangstelling hebben wij het artikel van Oranje et al. (1986;858-61) gelezen. Met betrekking tot het hoofdstuk congenitale syfilis meenden wij dat nadere toelichting op bepaalde punten het betoog kan verduidelijken. Inderdaad is de bepaling van antitreponemale IgM-antistoffen van groot belang voor de diagnostiek van congenitale syfilis bij pasgeborenen. Zoals de schrijvers opmerken, kan dit door middel van de IgM-FTA-abs-test (fluorescent treponemal antibody absorption-test) gebeuren. Het gebruik van deze test is evenwel af te raden wegens het veelvuldig optreden van fout-positieve en fout-negatieve testresultaten als gevolg van respectievelijk de aanwezigheid van reumafactoren en competitieve binding tussen IgM en IgG.1 Door toepassing van de 19S-IgM-FTA-abs-test, waarbij gebruik gemaakt wordt van IgM verkregen door fractionering van het serummonster, kunnen deze problemen ondervangen worden.2 Bij verdenking op congenitale syfilis bij pasgeborenen kan de 19S-IgM-FTA-abs-test bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne te Bilthoven aangevraagd worden.

De schrijvers stellen dat bij de serologische screening bij zwangeren in Nederland de venereal disease research laboratory (VDRL)-test en de Treponema pallidum hemagglutination assay (TPHA) toegepast worden. Daar deze serologische controle slechts eenmalig tijdens de zwangerschap plaatsvindt en het van belang is fout-negatieve testuitslagen te vermijden, kunnen wij ons hier bij de schrijvers aansluiten. In het algemeen geven wij echter bij de serologische controle op syfilis de voorkeur aan het gebruik van alleen de TPHA. Uit vergelijkend onderzoek is ons namelijk gebleken dat de gevoeligheid voor opsporing van syfilis niet significant toeneemt indien naast de TPHA ook de VDRL-test verricht wordt. Afhankelijk van de groep die onderzocht werd, is bovendien vaak het aantal fout-positieve VDRL-uitslagen aanzienlijk hoger dan die verkregen door de TPHA.

Betreffende de incidentie van congenitale syfilis in Nederland, welke door de schrijvers wordt aangegeven als slechts 1 geval per jaar, kunnen wij opmerken dat in de periode tussen 1982 en 1985 drie- tot viermaal zoveel positieve 19S-IgM-FTA-abs-uitslagen bij pasgeborenen door ons geregistreerd werden. Een zorgvuldige analyse hiervan is in voorbereiding.

Hartelijk dank voor uw opmerkingen naar aanleiding van ons artikel over het TORCHES-syndroom.

Ten aanzien van het 1e punt kan ik het geheel met u eens zijn en ben ik u dankbaar voor uw aanvulling volgens het nieuwe serologiemodel.1 In de door mij geraadpleegde literatuur werd de IgM-serologie volgens het oude model genoemd.2

Punt 2 is nieuw voor mij. Dit heb ik pas in uw recent verschenen artikel, dat enige weken na het onze verscheen, gelezen.1 Is dit werkelijk waar en statistisch voldoende onderbouwd uitgezocht?

Het 3e punt over het vóórkomen van congenitale syfilis is mij bekend; ik heb de collega die dit nader uitzoekt zelfs informatie verstrekt over diverse patiënten. In het artikel heb ik mij doelbewust gehouden aan de gegevens die verstrekt werden door de Hoofdinspectie van de Volksgezondheid. De primeur wilde ik aan een ander laten.

R.V.W. van Eijk
O.E. Ijsselmuiden
H.E. Menke
A.P. Oranje
Literatuur
  1. Herbst BR, Hoerz G, Müller F. Diagnostischer undtherapeutischer Aussagewert des IgM-FTA-19S-Tests bei der Syphilis. AktuelDermatol 1979; 5: 175-83.

  2. Eijk RVW van, Menke HE, Notowicz A, Stolz E. Deserologische diagnostiek van syfilis; de huidige stand van zaken.Ned Tijdschr Geneeskd 1986; 26:1173-7.

  3. Eijk RVW van, Menke HE, Notowicz A, Stolz E. Deserologische diagnostiek van syfilis; de huidige stand van zaken.Ned Tijdschr Geneeskd 1986; 130:1173-7.

  4. Holmes KK, Mardh PA, Sparling PF, Wiesner PJ, eds.Sexually transmitted diseases. 1st ed. New York: Mc Graw-Hill,1984.

Bijlage