Samenvatting
Verschillen in perinatale sterfte zoals die in de periode 1980-1984 tussen Nederlandse regio's bestonden, werden in verband gebracht met enkele aspecten van de zorg rond de geboorte, nl. het percentage thuisbevallingen, het percentage bevallingen begeleid door een gynaecoloog, en de aanwezigheid van een ‘niveau 2’- of ‘niveau 3’-ziekenhuis. Hierbij werd gecontroleerd voor de invloed van een aantal mogelijke verstorende variabelen.
Zowel voor de totale perinatale sterfte als voor het doodgeboortencijfer en de eerste-weeksterfte ten gevolge van geboortetrauma werd een duidelijk negatief verband gevonden met de aanwezigheid van een niveau 2-ziekenhuis. Alleen voor het doodgeboortencijfer werd een duidelijk positief verband gevonden met het percentage thuisbevallingen. Voor de eerste-weeksterfte ten gevolge van een restgroep van oorzaken werd een positief verband gevonden met het percentage bevallingen begeleid door een gynaecoloog.
Om de ware aard van de gevonden relaties te achterhalen is nader onderzoek nodig. Hierbij kan vooral gedacht worden aan studies waarin van individuele gevallen van perinatale sterfte wordt nagegaan, in hoeverre ‘vermijdbare’ factoren in de voorgeschiedenis zijn aan te wijzen.
(Geen onderwerp)
Hardenberg, oktober 1989,
Mackenbach en Van Leengoed noemen in hun publikatie het belang van beoordeling op vermijdbare factoren bij gevallen van perinatale sterfte (1989;1839-44) waarbij zij aantekenen dat over dit gegeven slechts één publikatie beschikbaar is.1
Onlangs rapporteerden wij vanuit een verloskundig samenwerkingsverband over de perinatale sterfte en over de vermijdbare factoren daarbij.2 Het betrof de periode 1979 t.m. 1982, waarin 23 gevallen van perinatale sterfte werden gezien, waarbij in 8 gevallen vermijdbare factoren aanwezig waren.
Bij hun analyse van verschillende factoren die met de perinatale sterfte samenhangen, hebben de auteurs de eerste lijn als een geheel beschouwd. Kennen zij perinatale sterftecijfers en de samenstellende delen daarvan, waarbij de eerste lijn gesplitst is in de twee professies die daar de verloskundige zorg verlenen: de huisartsen en de verloskundigen?
Eskes TKAB, Krakers RPhM, Evers JLH. Vermijdbare aspecten van perinatale sterfte; consequenties voor scholing en nascholing. [LITREF JAARGANG="1980" PAGINA="1811-4"]Ned Tijdschr Geneeskd 1980; 124: 1811-4.[/LITREF]
Hoogstra MJ, Blok C. Perinatale sterfte in een verloskundig samenwerkingsverband. Tijdschrift voor Verloskundigen 1989; 3: 98-104.
(Geen onderwerp)
Rotterdam, oktober 1989,
Wij zijn de collegae Hoogstra en Blok erkentelijk voor het feit dat zij ons attent hebben willen maken op hun interessante publikatie. Het daarin gerapporteerde onderzoek naar vermijdbare factoren bij perinatale sterfte illustreert nog eens dat een dergelijke benadering tot informatieve resultaten kan leiden.
Navraag bij het Centraal Bureau voor de Statistiek leerde ons dat de perinatale sterftecijfers in principe wel naar de aard van de verloskundige hulp kunnen worden onderscheiden, maar dat over dit onderwerp geen recente publikaties beschikbaar zijn. Alleen over het doodgeboortecijfer is wel het een en ander gepubliceerd (Maandbericht Gezondheid 1989; 8: 4-17). Bij de interpretatie van dergelijke gegevens moet overigens wel met selectiefactoren rekening worden gehouden.