De intragastrische ballon ter behandeling van ziekelijke vetzucht

Onderzoek
E.M.H. Mathus-Vliegen
G.N.J. Tytgat
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:2072-6
Abstract

Samenvatting

In een multidisciplinaire opzet ter behandeling van ziekelijke vetzucht werd de intragastrische-ballonmethode prospectief onderzocht. Van 15 mannen met een gemiddeld gewicht van 143 kg daalde het gewicht gemiddeld 29 kg in gemiddeld 31 weken; 45 vrouwen met een gemiddeld gewicht van 123 kg vielen gemiddeld 23 kg in gemiddeld 24 weken af. De gemiddelde Quetelet-index daalde van 43 naar 35, het gemiddelde percentage overgewicht van 195 naar 158 voor de hele groep. In de totale periode met en zonder ballon was de gewichtsafname gemiddeld 0,5 kgper week. Van de 88 ballonnen, nodig voor de behandeling van 60 patiënten; werden er 15 electief verwijderd, 40 liepen langzaam leeg en 33 functioneren nog steeds; de gebruiksduur bedroeg respectievelijk 169, 108 en 167 dagen. Voor zover kon worden nagegaan, waren 12 van de 46 ballonnen lek. Als complicaties ontstonden 2 maal een maagzweer en 3 maal een partiële dunne-darmobstructie.

De opbrengst wat de patiënten betrof (het gewichtsverlies, de tolerantie van de ballon) en de resultaten wat de ballon betrof (de gebruiksduur, het complicatierisico) zijn veelbelovend en geven de ballonmethode een plaats bij de behandelingsmogelijkheden van ziekelijke vetzucht.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, afd. Gastro-enterologie, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Mw.E.M.H.Mathus-Vliegen, internist; prof.dr.G.N.J.Tytgat, gastro-enteroloog.

Contact mw.E.M.H.Mathus-Vliegen

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Den Haag, december 1987,

Mathus-Vliegen en Tytgat beschrijven een gemiddeld gewichtsverlies van 21 kg, verkregen met de ballonmethode (1987;2072-6). Dit zal voor de meeste ziekelijk obese patiënten én hun artsen totaal onvoldoende zijn. Wél indrukwekkend zijn de slechts geringe gewichtstoenemingen ná de ballon: 1,2 tot 4 kg in een ballonvrije periode van 17 tot 36 weken. Dat dit aspect van hun resultaten gunstig zou afsteken ten opzichte van de literatuur, wordt niet met een speciale verwijzing gestaafd. Die literatuur is tamelijk schaars en omvat 2 categorieën. De eerste betreft een aantal Voorlopige Mededelingen van enkele jaren geleden, die daarna niet zijn gevolgd door meldingen van definitieve resultaten, een veeg teken.1-4

De tweede categorie bestaat uit abstracts van voordrachten, die voor het merendeel in het kader van een ‘ballon-workshop’ werden gehouden in Florida.5 Globale informatie, hieraan ontleend: het gewichtsverlies komt ongeveer overeen met dat beschreven door Mathus-Vliegen en Tytgat; het is maximaal na enkele maanden. De vervolgperioden zijn kort en bedragen hooguit, en dan nog zelden, 1 jaar. Ernstige complicaties zijn zeldzaam; selectiecriteria met voorspellende waarde voor het eindresultaat zijn (nog) niet voorhanden.6-18 Zeer interessant zijn de conclusies uit 4 gecontroleerde, dubbelblinde, ‘cross-over’-onderzoeken – uiteraard met ballonnen zonder vulslangetje uit de neus. Conclusies van 2 van deze: de ballon is niet beter dan een schijnprocedure.67 Conclusie van de derde: het gewichtsverlies is met de ballon beter, doch tot een maximum van 4 maanden. De vierde rapporteur vindt ongeveer hetzelfde, doch heeft 20% (!) maagulcera door de ballon.89 Mening van de meerderheid van de 75 deelnemers aan bovengenoemde workshop: de ballon moet alleen worden gebruikt ‘in the setting of controlled clinical trials’.5

Hoewel aan de ballonmethode een zekere inventiviteit – ruimtebeperking binnen de maag – niet kan worden ontzegd, heeft de werkwijze ook iets zeer onfysiologisch: is de ballon ‘vol’, dan is een ‘tissue-expander’ aanwezig binnen een orgaan met een toch al te grote capaciteit.19 Is hij daarentegen ‘te leeg’ (geworden), dan kan ballonvaart door de dunne darm volgen, hetgeen bij meer dan een derde van de plaatsingen door Mathus-Vliegen en Tytgat het geval was. Aangezien deze patiënten dan klachten hadden als braken en buikkrampen, lijkt de morbiditeit bij hen hoger dan de in hun artikel genoemde, aan een andere publikatie ontleende, 8% die zich vervolgens gunstig zou verhouden (?) tot de morbiditeit van 4-15% na een operatieve behandeling.20 Op grond van de thans beschikbare literatuur bestaat er weinig reden om de intragastrische ballon als een deugdelijk technisch-instrumenteel adjuvans te beschouwen bij het totale behandelingsregime voor de ziekelijke obesitas: het gemiddelde gewichtsverlies is onvoldoende en de methode is bewerkelijk. Een Amerikaanse ballonnenfirma verkocht tussen november 1985 en november 1986 maar liefst 20.000 ballonnen.5 Deze moeten geplaatst zijn in een tijdvak waarin de resultaten van de ballonmethode onvoldoende bekend waren. Voor een grote flop moet worden gevreesd.

J. Bender
Literatuur
  1. Willmen HK, Schneider W, Löffler A. Der ‘Magenballon’ in der Behandlung der Adipositas permagna. Dtsch Med Wochenschr 1984; 109: 1200-2.

  2. Frimberger E, Kühner W, Weingart J, Ottenjann R. Intragastraler Appetit-Depressor Ballon. Munch Med Wochenschr 1982; 124: 39-40.

  3. Nieben OG, Harboe H. Intragastric balloon as an artificial bezoar for treatment of obesity. Lancet 1982; i: 198-9.

  4. Percival WL. The ‘balloon diet’: a noninvasive treatment for morbid obesity. Preliminary report of 108 patients. Can J Surg 1984; 27: 135.

  5. Schapiro M, Benjamin S, Blackburn G, et al. Obesity and the gastric balloon: a comprehensive workshop. Gastrointest Endosc 1987; 33: 323-7.

  6. Hogan RB, Johnston JH, Long BW, et al. The gastric bubble-VS-Sham endoscopy: a prospective, randomized, controlled, double blinded comparison as an adjunct to a standard weight loss program. (Abstract) Gastrointest Endosc 1987; 33: 172.

  7. Meshkinpour H, Hsu D, Farivar S. The effect of gastric bubble as a weight reduction device: a controlled, cross-over study. (Abstract) Gastroenterology 1987; 92: 1532.

  8. Levine GM, Goldstein M, Lowe M, Scher K, et al. The gastric bubble – fad or fantastic? (Abstract) Gastroenterology 1987; 92: 1505.

  9. Benjamin SB, Maher K, Ciarleglio C, et al. A double-blind cross-over study of the Garren-Edwards anti-obesity bubble. (Abstract) Gastrointest Endosc 1987; 33: 168.

  10. Barkin JS, Goldberg RI, Phillips RS, et al. Effects of gastric bubble implant on weight chance with and without compliance to a behavior modification program. (Abstract) Gastrointest Endosc 1987; 33: 168-9.

  11. Goldberg RI, Phillips RS, Reiner DK, et al. The effects of morbid obesity and the Garren-Edwards gastric bubble on solid phase gastric emptying. (Abstract) Gastrointest Endosc 1987; 33: 169.

  12. Chapman DJ, Alberas H, Clark C. The effectiveness of the gastric bubble in the treatment of morbid obesity. (Abstract) Gastrointest Endosc 1987; 33: 170.

  13. Farivar M, Perrotto J, Lyons K. Garren-Edwards gastric bubble for obese patients. (Abstract) Gastrointest Endosc 1987; 33: 170.

  14. Frank BB, Stern WR, Fisher AH. Survey of gastric bubble use; preliminary results. (Abstract) Gastrointest Endosc 1987; 33: 171.

  15. Gaeke R, Kelly S, Szeluga DJ, et al. Phase I study of weight loss and intercurrent health events in gastric balloon patients. (Abstract) Gastrointest Endosc 1987; 33: 171.

  16. Good LI, Doigin SM. Weight reduction with the Garren-Edwards gastric bubble. (Abstract) Gastrointest Endosc 1987; 33: 171.

  17. Goldberg SJ, Kommor RA, Lutter DR. Preliminary experience using the Garren-Edwards gastric bubble for treatment of morbid obesity. Am J Gastroenterol 1986; 81: 854.

  18. White SC, White MA. The Garren gastric bubble therapy for weight loss. Am J Gastroenterol 1986; 81: 860.

  19. Granström L, Backman L. Stomach distension in extremely obese and in normal subjects. Acta Chir Scand 1985; 151: 367-70.

  20. Carey LC, Martin EW, Mojzisik C. The surgical treatment of morbid obesity. Curr Probl Surg 1984; 21: 1-78.

J.H.
van Maanen

Delft, december 1987,

De opmerkelijke resultaten van de collegae Mathus-Vliegen en Tytgat (1987;2072-6) lijken ook met eenvoudiger middelen in de algemene interne praktijk haalbaar.

Sinds februari jl. heb ik in het Reinier de Graaf Gasthuis te Delft 21 patiënten in behandeling genomen met een Quetelet-index van > 40 (tabel). De procedures waren gelijk aan die beschreven door de collegae Mathus en Tytgat, alleen de begeleiding was beperkt tot internist en afdeling diëtetiek. Wel werden de patiënten gestimuleerd tot onderling contact en de ‘ballonclub’ functioneert met veel succes. De gebruikte ballonnen waren van het type Wilson-Cook (met neusslang). Door fabricagefouten hebben zich aanvankelijk nogal wat naadlekkages voorgedaan, waardoor veel ballonnen voortijdig vervangen moesten worden; een medisch probleem is dit echter nooit geweest.

Er blijkt een snelle gewichtsdaling op te treden binnen de eerste twee maanden, gevolgd door een veel geleidelijker, maar zich gestaag voortzettende daling daarna, gemiddeld 0,52 kg per week. De maagballon wordt over het algemeen uitstekend verdragen. Bij een patiënt werd, na een gewichtsdaling van 35,8 kg in verband met een overigens goed behandelbaar ulcus ventriculi, de ballon voortijdig verwijderd. Er zijn geen andere complicaties opgetreden.

De behandeling van ziekelijke vetzucht door middel van de intragastrische ballon is, mits de bereidheid bestaat enige extra aandacht aan de begeleiding te besteden, ook in de perifere praktijk uitstekend mogelijk.

J.H. van Maanen