Een ander formulier voor de verklaring van de doodsoorzaak

Onderzoek
E. Schadé
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1986;130:2310-2
Abstract

Samenvatting

De overlijdensverklaring B die de basisinformatie bevat voor de statistiek van de doodsoorzaken, heet ‘gebruikersonvriendelijk’ te zijn voor artsen die de aangifte moeten doen. In navolging van een eerder in dit tijdschrift verschenen artikel worden vanuit de ervaringen van gebruikers enkele voorstellen voor verbetering gedaan. Een van de uitgangspunten hierbij is het waarborgen van de mogelijkheid tot vergelijking in plaats en tijd.

De wijzigingen zijn erop gericht de registratie van de gegevens beter aan te doen sluiten bij de feitelijke gang van zaken als artsen de onderliggende doodsoorzaak vaststellen. Tevens wordt het vragen van nadere informatie door het CBS vereenvoudigd.

Auteursinformatie

Universiteit van Amsterdam, Instituut voor Huisartsgeneeskunde, Meibergdreef 15, 1105 AZ Amsterdam.

Dr.E.Schadé, huisarts.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

H.I.J.
Wildschut

Amsterdam, januari 1987,

Met belangstelling hebben wij kennis genomen van het voorstel tot wijziging van het formulier voor de verklaring van de doodsoorzaak (1986;2310-2). Het is, mede in het licht van de recente discussie over de hoogte van de perinatale sterfte in Nederland,1 zeer wenselijk dat het B-formulier aangepast wordt. Wanneer Schadé echter stelt, dat Nederland zich niet dient te vervreemden van de internationale doodsoorzakenregistratie, dan komt zijn wijzigingsvoorstel met betrekking tot rubriek B (neonataal overleden) en rubriek F (doodgeboren) enigszins eigenaardig over. De Wereldgezondheidsraad (WHO) adviseert om alle doodgeborenen en in leven zijnde of overleden kinderen met een geboortegewicht van ten minste 500 gram, of, indien het geboortegewicht niet beschikbaar is, een corresponderende zwangerschapsduur (22 weken) of lichaamslengte (25 cm hiel-kruin-lengte), bij de perinatale-sterftestatistiek te betrekken.2 Daarnaast wordt door de WHO een leeftijdsclassificatie voorgesteld voor de statistiek van neonatale sterfte en deze luidt: minder dan 7 dagen (7 x 24 uur), 7 t.m. 27 dagen en 28 dagen tot 1 jaar. Deze aanbevelingen van de WHO vinden we nergens in het voorstel van Schadé terug.

Ten onrechte stelt Schadé, dat aangifte noodzakelijk is bij doodgeboorte van kinderen na een zwangerschapsduur van 26 weken. Bij beschikking van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid d.d. 27 november 1956 is de definitie van ‘doodgeborene’, voorkomend op het zgn. ‘doodsbriefje’ ten behoeve van de statistiek: ‘een vrucht, die (1) ten minste 28 weken oud en 35 cm lang is; (2) na de uitdrijving geen enkel teken van leven heeft vertoond’.3 Deze definitie is in overeenstemming met de vroegere omschrijving van de WHO, en wordt tot op heden gehanteerd door het CBS. Voor een doodgeboorte onder de voornoemde termijn bestaat geen lijkbezorgingsplicht.4 In principe kan iedere vrucht onder de lijkbezorgingsplicht vallen als er tekenen van leven zijn geweest. In een aantal gevallen zal deze plicht inderdaad leiden tot ontduiking van de aangifteplicht. De zgn. doodsbriefjes A en B worden dan ook niet ingevuld, waardoor de perinatale-sterftestatistiek minder betrouwbaar wordt.5

Tot slot willen we opmerken, dat een groot aantal Europese landen centraal gegevens registreert, die terug te vinden zijn op een advieslijst samengesteld door de ‘United Nations’.6 Deze lijst is aanzienlijk uitgebreider dan het voorstel van Schadé. (Er is bijv. in het voorstel van Schadé geen ruimte opengelaten voor het geboortegewicht van een doodgeborene.) Kritische analyse van deze ‘United Nations’-lijst door een aantal deskundigen in den lande zal kunnen leiden tot een voorstel voor een nieuw formulier betreffende perinatale sterfte, dat in praktische en epidemiologische zin bruikbaar en betrouwbaar is.

H.I.J. Wildschut
P.E. Treffers
Literatuur
  1. Anonymus. Hoogendoorn, de perinatale sterfte en de thuisbevalling (Redactionele kanttekeningen). [LITREF JAARGANG="1986" PAGINA="2124-5"]Ned Tijdschr Geneeskd 1986; 130: 2124-5.[/LITREF]

  2. Wereldgezondheidsraad. Manual of the international statistical classification of diseases, injuries and causes of death. 9e druk. Deel 1. Geneve: WHO, 1977.

  3. Maesen de Sombreff PLE van der. Kind of vrucht. Nederlandse Jurisprudentie 1960; 119: 675-9.

  4. Rang JF. Nieuwe bepalingen inzake de lijkbezorging. Enkele gezondheidsrechtelijke kanttekeningen. Nederlands Juristenblad 1977; 43: 1057-67.

  5. Keirse MJNC. Perinatal mortality rates do not contain what they purport to contain. Lancet 1984; i: 1166-9.

  6. Wereldgezondheidsraad. Having a baby in Europe. Report on a study. Public Health in Europe nr. 26. Kopenhagen: WHO, 1985: 66.

Amsterdam, februari 1987,

De ingezonden mededeling van Wildschut en Treffers geeft mij de gelegenheid een storende fout in mijn artikel te verhelpen. De aangifte van een doodgeboren kind geldt inderdaad de doodgeboorte na een zwangerschapsduur van 28 weken en niet van 26 weken zoals abusievelijk door mij vermeld. De noodzakelijke lengte van de vrucht van meer dan 35 cm kan zonder moeite aan de toelichting worden toegevoegd. De schrijvers maken van de gelegenheid gebruik een nieuw element naar voren te brengen, namelijk de definitie van de perinatale sterfte. In het licht van de ook genoemde vergelijkbaarheid met andere landen is het van belang op te merken dat de meeste landen waarmee wij ons vooral zullen willen vergelijken, een definitie gebruiken die met de onze overeenkomt of zeer goed ermee vergelijkbaar is.1 De WHO gaat in de publikaties: World Health Statistics Annual (meest recente uitgave, 1986) nog steeds uit van een definitie van doodgeborenen na een zwangerschapsduur van 28 weken, zonder nadere classificatie naar gewicht. Gezien deze discussie is de vraag belangrijk of een levendgeboren kind met een gewicht onder 500 gram of voor internationale vergelijking 1000 gram, in de statistiek wel of niet wordt meegeteld. De WHO adviseert dit niet te doen. Deze aanbeveling ging in werking op 1 januari 1979 en het zegt wel iets dat in de meeste ons omringende landen deze aanbeveling niet is overgenomen. Voor de leeftijdsclassificatie heb ik de indeling van het oorspronkelijke formulier gevolgd om bij het eventueel invoeren van het nieuwe formulier de vergelijking met de leeftijdsgegevens, verzameld met behulp van de thans in gebruik zijnde B-formulieren, te kunnen handhaven. Een compromis is een rubrieksindeling van minder dan 7 dagen, 7-27 dagen, 28 dagen-minder dan 2 maanden, 2 maanden-minder dan 1 jaar e.v.

De toenemende belangstelling die de statistiek van doodsoorzaken ondergaat, hetgeen onder meer blijkt uit de discussies in dit tijdschrift, benadrukt nogmaals de noodzaak de doelstellingen van het doodsoorzakenregister kritisch te bezien. Ik steun van harte het voorstel om te zijner tijd een werkgroep van ter zake deskundigen een B-formulier te laten opstellen dat, in het licht van deze hernieuwd geformuleerde doelstellingen, de mogelijkheden voor een nauwkeurige registratie combineert met een praktische bruikbaarheid. Als blijkt dat dan toch voor de registratie van sommige doodsoorzaken een onacceptabele versimpeling optreedt (bijvoorbeeld bij de registratie van perinatale sterfte), dan kan dit aanleiding zijn om hiervoor een apart formulier te vervaardigen, waarvan het gebruik een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van overheid en beroepsgroep. Mijn voorkeur gaat overigens uit naar één formulier zonder allerlei bijlagen. De gewaardeerde kanttekeningen van de collegae Wildschut en Treffers onderstrepen het belang van een spoedig overleg.

E. Schadé
Literatuur
  1. Hoogendoorn D. Indrukwekkende en tegelijk teleurstellende daling van de perinatale sterfte in Nederland (Ingezonden). [LITREF VOLGNR="02" JAARGANG="1986" PAGINA="2141-3"]Ned Tijdschr Geneeskd 1986; 130: 2141-3.[/LITREF]