Samenvatting
- In de huisartsenpraktijk is belangrijke gezondheidswinst te behalen door rokers aan te sporen tot en te begeleiden bij het stoppen met roken.
- De standaard ‘Stoppen met roken’ onderscheidt rokers in degenen die gemotiveerd zijn om te stoppen met roken, degenen die overwegen te stoppen en degenen die niet gemotiveerd zijn.
- Het is belangrijk dat rokers die gemotiveerd zijn om te stoppen op het juiste moment intensief ondersteund worden bij hun stoppoging.
- Medicamenteuze ondersteuning met nicotinevervangende middelen, nortriptyline of bupropion wordt zo mogelijk aanbevolen bij gemotiveerde rokers die tenminste 10 sigaretten per dag roken.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1459-64
De standaard 'Stoppen met roken' van het Nederlands Huisartsen Genootschap
Schoten, België, juli 2008,
In nummer 26 van het Tijdschrift zijn meerdere bijdragen gewijd aan de problematiek van het roken, de verslaving eraan, de medische gevolgen en de behandeling ervan: stoppen met roken.
Wind et al. vatten de standaard ‘Stoppen met roken’ van het Nederlands Huisartsen Genootschap samen en hierbij willen wij graag een aanvulling geven (2008:1459-64). Sinds 20 jaar zijn wij op twee verschillende ziekenhuislocaties als neurologen werkzaam in de beroertezorg; wij vangen, afhankelijk van het ziekenhuis, 350 (Academisch Ziekenhuis Palfijn) tot 600 (Academisch Ziekenhuis Middelheim) patiënten met een acute beroerte op per jaar. Deze beroerten vertonen de klassieke graden van ernst, van ‘transient ischemic attack’ (TIA) tot overlijden. Roken is ongeveer de 5e belangrijkste risicofactor en vaak ook de enige duidelijk aanwezige.
Het is ons eerder opgevallen hoe relatief gemakkelijk de ‘verstokte’ roker, wanneer hij of zij eenmaal het slachtoffer is geworden van een beroerte, plots met roken kan stoppen wanneer zich een dergelijke ernstige en ingrijpende medische (neurologische) gebeurtenis heeft aangediend. Bij de overblijvende twijfelaars kan men vaak volledige motivatie bereiken door hen een verder negatief, maar realistisch toekomstbeeld te schetsen indien zij niet stoppen met roken. Slechts een fractie van de patiënten zet in de periode na de beroerte het rookgedrag voort. Nooit hebben wij nicotineproducten of andere middelen voorgeschreven ter motivatie van het stoppen met roken of als opvang van eventuele ontwenningsverschijnselen. Ook hebben wij nooit, ongeacht de graad van ernst van de beroerte, lichamelijke ontwenningsverschijnselen bij deze patiënten waargenomen.
Deze ervaring is enigszins opmerkelijk in vergelijking met de gangbare wetenschappelijke gegevens over nicotineverslaving (vergelijkbaar met heroïneverslaving), de mogelijke onthoudingsverschijnselen en de behandeling ervan met nicotinevervangende middelen. Men kan hier moeilijk argumenteren dat de beroerte op zich hier de compensatoire factor is. Naar ons ervaren lijkt dit vooral aan te tonen dat de problematiek van het stoppen met roken bij verstokte rokers toch eerder een psychologisch probleem is, namelijk een weerspiegeling van hun motivatie voor dit stoppen. Of hiervoor behandeling met nicotinevervangende producten zinvol is of al of niet in aanmerking moet komen voor terugbetaling, zijn nog andere facetten. Misschien is het de moeite om dit verder wetenschappelijk te onderzoeken.
De standaard 'Stoppen met roken' van het Nederlands Huisartsen Genootschap
De auteurs zien af van een antwoord.