Samenvatting
– In de richtlijn ‘Behandeling van tabaksverslaving’ wordt de aanpak van rokende patiënten besproken.
– Uitgangspunt is dat roken een verslaving is en dat de behandeling daarop dient te zijn gebaseerd.
– De effectiviteit van behandeling is afhankelijk van de motivatie van de roker om te stoppen en van de intensiviteit van de interventie. Farmacotherapie kan daarbij van aanvullende waarde zijn, met name bij verstokte rokers.
– Het doel van de richtlijn is zo veel mogelijk rokers te bereiken, ongeacht of er een samenhang bestaat tussen de klachten of gezondheidsstoornis waarvoor zij medische hulp inroepen, en het roken. Daartoe wordt systematisch gevraagd naar het roken en aan rokers wordt een éénmalig stopadvies gegeven.
– Verdere behandeling en begeleiding richten zich vooral op het vergroten van de motivatie en op degenen die bereid zijn om te stoppen op basis van het stadia-van-veranderingmodel.
– Voor verstokte rokers zijn intensievere behandelingsmogelijkheden noodzakelijk, zowel in de eerste als in de tweede lijn. Deze voorzieningen zijn in Nederland momenteel nauwelijks beschikbaar, maar zullen moeten worden ontwikkeld, om de op zich kosteneffectieve behandeling van tabaksverslaving op grote schaal mogelijk te maken.
Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:17-21
(Geen onderwerp)
Poortugaal, januari 2005,
Met belangstelling namen wij kennis van het artikel van Van Weel et al. over de richtlijn voor de behandeling van tabaksverslaving (2005:17-21). Het betreft hier een waardevol streven om het gebruik van tabak terug te dringen. Echter, zowel de richtlijn als het artikel bevat een belangrijke omissie. Zoals wij eerder uiteen hebben gezet,1 kunnen personen met een (chronische) psychiatrische aandoening (met name schizofrene en chronische of recidiverende stemmingsstoornissen) een recidief of exacerbatie van hun stoornis krijgen indien zij zonder adequate psychiatrische behandeling en begeleiding stoppen met roken. Dergelijke personen daartoe aanzetten, is naar onze mening een kunstfout. De richtlijn mag niet worden gevolgd, indien de behandelend psychiater dit in verband met de mogelijke gevolgen van een recidief of exacerbatie (bijvoorbeeld maatschappelijke problemen, suïcide, homocide, infanticide) ontraadt. Omdat gevoelige psychische stoornissen (onder andere blijkens het NEMESIS-onderzoek)2 op zeer ruime schaal binnen de bevolking voorkomen, moet de zorgverlener zich beraden of van een ‘gevoelige’ psychische stoornis sprake kan zijn, alvorens de richtlijn wordt toegepast.
Bakker JB, Hovens JE, Loonen AJM. Soms is roken beter. Medisch Contact 2001;56:1607-9.
Vollebergh W, Graaf R de, Have M ten, Schoemaker C, Dorsselaer S van, Spijker J, et al. Psychische stoornissen in Nederland. Overzicht van de resultaten van NEMESIS. Utrecht: Trimbos-instituut; 2003.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, februari 2005,
Collega’s Bakker et al. veronderstellen een omissie in de richtlijn ‘Behandeling van tabaksverslaving’, welke is samengevat in dit tijdschrift door Van Weel et al. In Medisch Contact betogen zij dat voor psychiatrische patiënten (bedoeld worden met name mensen met schizofrenie of een chronische of recidiverende depressie) roken een vorm van zelfmedicatie kan zijn, hetgeen verklaarbaar is op grond van de effecten van nicotine op de dopaminehuishouding en de heilzame recidiefvoorkomende werking die daarvan uit kan gaan.1
De stellingname van Bakker et al. inspireerde reeds tot een discussie in genoemd tijdschrift, waarbij Möller betoogde dat een gecombineerde behandeling van de psychiatrische aandoening en roken wel goed mogelijk is.2 Cuijpers wees op de evenredig grote mortaliteit en morbiditeit bij rokende psychiatrische patiënten.3 Reacties van Bakker et al. volgden.4 5 Tromp-Beelen et al. gaven aan dat er aanwijzingen zijn dat roken het ontstaan van een depressie bevordert en een reeds bestaande depressie verergert.6 7 Voorts stellen zij dat roken invloed heeft op het metabolisme van antipsychotica en antidepressiva, waardoor deze medicatie in hogere doseringen moet worden geslikt om een goed therapeutisch effect te hebben.
Wij beperken ons hier ertoe vast te stellen dat de tekst van de richtlijn (bl. 110-3) wel degelijk nuancering aanbrengt in haar aanbevelingen voor de medische behandeling van tabaksverslaving bij patiënten met psychiatrische ziektebeelden.8 De richtlijntekst erkent niet alleen dat het toepassen van een tabaksontmoedigingsbeleid bij deze groep extra lastig en teleurstellend is, maar bevat ook de aanbeveling om de medicatie of de dosering zo nodig te wijzigen. Tevens vermeldt de richtlijn dat voor sommige patiënten kwaliteit van leven vooropgesteld moet worden. Voor een verdergaande nuancering, waar Bakker et al. voor lijken te pleiten, heeft de werkgroep geen aanleiding gezien, temeer daar noch deze auteurs, noch anderen met nadere precisie de aard van die nuances aangeven, laat staan er onderbouwing voor aandragen.
Bakker JB, Hovens JE, Loonen AJM. Soms is roken beter. Medisch Contact 2001;56:1607-9.
Möller W. Geen rookgordijn over de psychiatrie. Medisch Contact 2002;57:256-7.
Cuijpers P. Antirookbeleid in de psychiatrie. Medisch Contact 2002;57:826-8.
Bakker JB, Hovens JE, Loonen AJM. Geen rookgordijn over de psychiatrie. Medisch Contact 2002;57:531.
Bakker JB, Hovens JE, Loonen AJM. Antirookbeleid in de psychiatrie. Medisch Contact 2002;57:1047.
Tromp-Beelen PG, Geerlings PJ. Soms is roken beter. Medisch Contact 2002;57:82.
Tromp-Beelen PG, Weijers-Everhard JP. Verslaving. In: Knol K, Hilvering C, Wagener DJTh, Willemsen MC, redacteuren. Tabaksgebruik: gevolgen en bestrijding. Utrecht: Lemma; 2005. p. 265-82.
Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO (CBO). Richtlijn Behandeling van tabaksverslaving. Utrecht: CBO; 2004.